Lc.16,1-8 (5/11/2021)
Jezus zei ook tegen zijn leerlingen [terwijl de farizeeën en schriftgeleerden meeluisterden]:
“Er was eens een rijk man die een huismeester had die bij hem werd aangeklaagd omdat hij zijn bezittingen verkwistte. Hij riep hem en zei: “Wat hoor ik daar over jou? Geef verantwoording van je bestuur, want zo kun je geen huismeester blijven.” De huismeester zei nu bij zichzelf: “Wat moet ik doen, nu mijn heer mij het bestuur ontneemt? Om te spitten heb ik niet de kracht en om te bedelen schaam ik me …” Ik weet al wat ik ga doen, zodat – wanneer ik ontzet ben uit het bestuur – ze mij toch in hun huis zullen ontvangen.” En hij riep elk van de schuldenaars van zijn heer bij zich en vroeg aan de eerste: “Hoeveel ben je mijn heer schuldig?” Die zei: “Honderd vaten olie.” Hij antwoordde hem nu: “Hier is je akte, ga zitten en schrijf vlug: vijftig.” Vervolgens zei hij tegen een ander: “En jij, hoeveel ben jij schuldig?” Die zei: “Honderd [grote] maten tarwe.” Tegen hem zei hij: “Hier is je akte. Schrijf: tachtig.”
De heer prees de oneerlijke huismeester dat hij doordacht had gehandeld. Want de kinderen van deze wereld handelen doordachter dan de kinderen van het licht ten aanzien van hun tijdgenoten.”
Heb jij ook niet vaak de indruk dat de kwade krachten in de wereld (zowel dicht rondom ons als internationaal) wel erg goed georganiseerd zijn, hun zaakjes goed uitkienen en altijd profijt weten te maken van nieuwe technische mogelijkheden?
Dat was in Jezus’ tijd ook al zo – omdat het ‘des mensen’ is. Hij had er een scherp oog voor. Zo ook met ons: Hoe meer wij ingaan op de weg van Jezus, hoe meer wij ‘recht’ van ‘on-recht’ gaan onderscheiden – en dus ook het gekonkel van de wereld herkennen.
Het kan lijken dat Jezus ‘de kinderen van de wereld’ hier goedpraat. We mogen echter zijn eigen conclusie niet weglaten van het verhaaltje zelf! Hij prijst niet dat ze kwade dingen nastreven. Hij prijst wél dat ze het verstand dat ze als mens hebben ook gebruiken en dat ze al hun mogelijkheden inzetten om te bereiken wat ze willen bereiken. Dáár zouden ‘de kinderen van het licht’ wel een voorbeeld mogen aan nemen!
We weten het helaas uit de geschiedenis én ons eigen leven: tegelijk ‘doordacht handelen’ én ‘recht doen’ is dansen op een slappe koord. In dat ‘doordacht handelen’ sluipt immers maar al te makkelijk ons ikje binnen. Toch vraagt Jezus van zijn leerlingen het minstens te proberen!
Lc.17,20-25 (11/11/2021)
De Farizeeën vroegen hem nu wanneer het rijk van God zou komen.
Hij antwoordde hen: “Het koninkrijk van God komt niet zintuigelijk observeerbaar. Je kunt niet zeggen: Kijk, hier!, of: Kijk, daar! Want het koninkrijk van God is binnenin jullie.”
Tegen zijn leerlingen zei hij nu: “Er zullen dagen komen dat jullie zullen wensen één dag van de mensenzoon te zien, maar je zult die niet zien. Men zal tegen jullie zeggen: Kijk, hier!, of: Kijk, daar! Ga daar niet heen; volg ze niet. Want zoals de bliksem de hemel verlicht van het ene eind tot het andere, zo zal het ook zijn op de dag van de mensenzoon.
Maar eerst moet hij veel lijden, verworpen worden door de mensen.”
De Farizeeën vragen naar een tijdstip: “wanneer komt het?” Jezus maakt duidelijk dat het koninkrijk van God geen te verwachten evenement is ergens – weet ik veel wanneer – in de tijd. Het is ook niet zomaar te zien met je ogen (zintuigelijk observeerbaar). Het koninkrijk van God gebeurt (zoals liefde gebeurt). Het gebeurt tussen mensen, doorheen het samen-leven. Je moet het ook niet achterna lopen (naar hier en naar daar) maar blijf dicht bij jezelf (het is binnenin jou). Het koninkrijk van God groeit van binnenuit. Ook al zal het vaak verdomd lastig zijn, en zál er lijden mee gepaard gaan. G-d zál ontkend, verworpen en doodgezwegen worden. Met één zin verwijst Jezus naar dat lijden en verbindt het koninkrijk van God er aan. Dus als er íets zou aan te wijzen zijn van het rijk van G-d, dan is het dáárin: Waar omwille van de liefde, en ín de Liefde, ook het lijden opgenomen wordt, dáár ‘toont’ zich het rijk van G-d!
Lc.19,41-44 (18/11/2021)
Toen Jezus al dichtbij was en de stad zag, weende hij over haar:
“Als je toch maar zou inzien, ook vandaag nog, wat je vrede kan brengen …
Nu is het verborgen voor je ogen: Er zullen dagen over jou komen waarop je vijanden een wal om je heen zullen werpen, je zullen omsingelen en langs alle kanten inklemmen. Ze zullen jou en je kinderen verpletteren, geen steen zullen ze op de andere laten, omdat je niet hebt ingezien het goede moment waarop naar jou werd omgezien.”
“Jerusjalaim, stad van vrede …” Het was de grootse roeping van de stad wiens naam ‘vrede’ in zich draagt (sjaloom), om ook werkelijk vrede te brengen voor de mensen en op die manier symbool te worden voor ‘de stad van de mens’, de woonplaats door God voorzien.
Nu staat Jezus vlakbij … en weent … “Als je toch maar zou inzien, ook vandaag nog, wat je vrede kan brengen …”
Zou Jezus niet ‘ook vandaag’ dezelfde diepe verzuchting maken als hij voor onze mensenstad staat? Met de uiterlijke vrede lijken we de voorbije 100 jaar een klein beetje vooruitgang te hebben gemaakt, maar met de innerlijke vrede? … en met de te-vrede-nheid?
Het zou voor Christenen een belangrijke vraag moeten zijn: Hoe zou Jezus kijken naar (en wenen over?) ons huidig maatschappelijk bestel en naar onze omgang met de jarenlange crisissituatie waarin de wereld terecht gekomen is?
Oók belangrijk is om te zien: Hij ging wel verder binnen in Jeruzalem om er zijn taak te volbrengen … !
Lc.21,20-28 (25/11/2021)
“Wanneer jullie zien dat Jeruzalem door legerkampen omsingeld wordt, weet dan dat haar verwoesting nabij is. Laat dan wie in Judea is, vluchten naar de bergen, wie in de stad is, naar buiten vluchten, en wie in de velden is, niet de stad binnengaan. Want dit zijn dagen van voltrekking van het vonnis, tot vervulling van wat geschreven is.
Wee de zwangeren en zogenden in die dagen, want er zal grote nood zijn in het land en woede over dit volk. Ze zullen gedood worden door het zwaard, gevangen weggevoerd naar alle volken en Jeruzalem zal door de volken vertrapt worden, tot hun tijd vervuld is.”
Er zullen tekenen zijn aan zon, maan en sterren, op het land benauwdheid en radeloosheid bij de volken en geraas van zeeën en golven. [Ps.65,8] Angst zal de mensen de adem benemen om wat ze denken dat wereld zal overkomen, want de krachten van het universum worden aan het wankelen gebracht. En dan zullen ze de mensenzoon zien komen op een wolk, met stuwkracht en grote heerlijkheid.
Als deze dingen nu beginnen te gebeuren, richt je op en hef je hoofden omhoog, want jullie vrijmaking is nabij!”
Neen, het waren toen (net als nu) geen gemakkelijke tijden. Oorlogen, vluchtelingenstromen, pandemieën die de wereld beheersen, … het is van alle tijden. Maar het is evenzeer van alle tijden dat zulke woelige tijden niet zomaar uit de lucht komen vallen. Ze zijn reeds lang op voorhand te zien. Ze zijn te zien, als je tenminste de ogen niet sluit voor de realiteit en durft te kijken naar hoe mensen met elkaar en met de aarde omgaan. Je zal dan – met vrij grote zekerheid – de problemen, die woelige tijden, kunnen voor-zien. En dan kan je, bij het zien van die ellende, angstig reageren en allerlei doemscenario’s beginnen uittekenen, maar dat is niet hoe Jezus het zou aanpakken. Hij stelt het volgende voor aan zijn leerlingen: “… richt je op en hef je hoofden omhoog, want jullie vrijmaking is nabij!”
Wij (mensen) vragen ons dan af hoe dat te rijmen is: woelige tijden en de vrijmaking die nabij is? Kijk gewoon naar Jezus of lees in de Bijbel (hij staat er vol van)! G-d is en blijft nabij zeker te midden van ellende en miserie. Dit beseffen en ervaren kan toch niet anders dan enorm bevrijdend zijn.
Lc.7,24-30 (16/12/2021)
Toen Johannes’ gezanten vertrokken waren, begon Jezus tegen de menigte over hem te spreken: “Waar zijn jullie naar gaan kijken in de woestijn? Naar het wuiven van het riet in de wind? Waar ben je dan naar gaan kijken? Naar een mens in verfijnde kledij? Je weet het: de glansrijk en weelderig gekleden zijn te vinden in paleizen.
Maar waar ben je dan toch naar gaan kijken? Naar een profeet? Ja, zeg ik jullie, zelfs meer dan een profeet! Hij is het over wie geschreven staat: Kijk! Ik zend mijn boodschapper voor je uit die de weg voor jou zal bereiden. [Ex.23,20; Mal.3,1] Want ik zeg jullie: Onder wie uit vrouwen zijn geboren, is er niemand groter dan Johannes de doper, maar in het koninkrijk van God is de kleinste groter dan hij.
Wie hem hoorden – zelfs de tollenaars – recht-vaardigden God door zich te laten dopen met de doop van Johannes. Maar de farizeeën en wetgeleerden verwierpen de bedoeling van God ten gunste van zichzelf door zich niet door hem te laten dopen.”
Jezus spreekt zich nadrukkelijk uit vóór Johannes de doper. Je moet verblind zijn door eigenbaat om niet te zien dat hij een profeet is die predikt binnen de bedoelingen van G-d. Terloops merkt Jezus op dat mooi schouwspel (wuiven van het riet) en luxe (verfijnde kledij) tégenindicaties zouden zijn om hem als profeet te herkennen. Maar kern van de zaak is natuurlijk de boodschap die hij brengt.
Profeten zijn boodschappers: ze brengen berichten in naam van een ander. Boodschappers zijn er nooit ten bate van zichzelf, maar van wie hen gezonden heeft. Ze ‘bereiden de weg voor de heer’. Boodschappers zijn groots in hun kleinheid – en het is zó dat ze plaats bereiden voor het koningschap van G-d.
Het Griekse woord voor ‘boodschapper’ is angelloi, jawel: engel! En ze zijn zo ‘licht’, zo ‘groots in hun kleinheid’, dat ze voortdurend de wereld rondtrekken en in allerlei vormen en op allerlei manieren ‘de weg proberen te bereiden’. Ze zijn alleen herkenbaar voor wie zich onbaatzuchtig laat meenemen in G-ds bedoelingen. Ongetwijfeld passeren ze ook vandaag in míjn leven. Zal ik meegaan …?
Lc.1,39-45 (21/12/2021)
Kort daarop reisde Maria met haast naar het bergland, naar een stad in Judea. Ze ging het huis van Zacharias binnen en begroette Elisabet. Toen Elisabet de begroeting van Maria hoorde, sprong het kind in haar schoot op en Elisabet werd vervuld van heilige geest. Ze riep uit:
“Gezegend ben jij onder de vrouwen en gezegend de vrucht van jouw schoot! Vanwaar valt mij dit toe dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt? Kijk! Zodra de klank van je begroeting in mijn oor kwam, sprong het kind in mijn schoot op van uitbundige blijdschap. Gezegend wie vertrouwde, want wat haar vanwege de heer is gezegd zal vervulling vinden.”
Een feest van vertrouwen en leven!
Twee zwangere vrouwen die elkaar opzoeken om hun diepe vreugde te delen en elkaar praktisch te ondersteunen.
Om zwanger te worden, moet je zowel vertrouwen schenken, vertrouwen ontvangen en vertrouwen hebben in de toekomst! Het is de ‘voor-waarde’ voor nieuw leven. Of eigenlijk zou het wellicht juister klinken om het omgekeerd te zeggen (omdat ik vermoed dat verre van alle zwangeren éérst zo stilstaan bij dat vertrouwen): elke zwangerschap is uit zichzelf een uiting dat dat vertrouwen – en dat leven – er ís!
Zowel Elisabeth als Maria hebben dat spoor van leven gevolgd, en vieren dat nu met elkaar – en zelfs hun ongeboren kinderen vieren al mee. Gelukkige kinderen van gelukkige ouders! Vertrouwende kinderen van vertrouwende ouders! En dat spoor is blijven doorlopen, ook vandaag. Hoe vertrouwvol is het elke keer een zwangere te zien of een nieuwgeboren kind! Keer voor keer een getuigenis van leven – Léven.
Als wij nu allemaal eens zwanger zouden worden … van heilige Geest …