Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Bijbel 1

Wil je graag het evangeliecommentaar dagelijks in je mailbox? Schrijf je dan in op onze dagelijkse nieuwsbrief onderaan de homepagina.

Donderdag (18/09/2025)
Lc.7,36-50

36    Iemand van de Farizeeën verzocht Jezus nu
       bij hem te komen eten.
       Toen hij bij het huis aankwam, ging hij aan tafel aanliggen.
37    Maar kijk!
       Een vrouw die in de stad als zondares bekend stond,
       bemerkte dat Jezus in het huis van de Farizeeër was.
       Ze nam een albasten kruikje geurige balsem mee
38    en ging wenend achter hem, bij zijn voeten staan.
       Haar tranen maakten zijn voeten nat
       en met haar hoofdhaar droogde ze die af.
       Ze kuste zijn voeten liefdevol
       en zalfde ze met de balsem.
39    De Farizeeër die hem uitgenodigd had,
       zag dit en dacht bij zichzelf:
       ‘Als die man een profeet was, dan zou hij weten wie en wat voor iemand die vrouw is die hem aanraakt.
       Hij zou toch moeten weten dat ze een zondares is!’
40    Jezus antwoordde hem door te zeggen:
       “Simon, ik wil je iets zeggen.” “Spreek, meester!”, zei hij.
41    “Een zekere geldschieter had twee schuldenaars.
       De ene was hem vijfhonderd daglonen schuldig,
       de andere vijftig.
42    Omdat ze niets hadden om te betalen,
       schonk hij het hen beide uit genade.”
       “Zeg mij eens, wie van hen beide
       zal hem meest daadwerkelijke liefde tonen?”
43    Simon antwoordde:
       “… Ik vermoed degene aan wie hij het meest
       geschonken heeft …?”
       Jezus zei: “Je oordeel is juist.”
44    Zich nu omkerend naar de vrouw,
       ging hij verder tegen Simon:
       “Zie je deze vrouw?
       Ik ben in jouw huis binnengekomen,
       maar water om mijn voeten te verfrissen
       heb jij mij niet gegeven.
       Zij echter heeft met haar tranen mijn voeten nat gemaakt
       en ze met haar haren afgedroogd.
45    Een kus heb jij mij niet gegeven,
       maar zij heeft sinds ik binnengekomen ben
       onophoudelijk mijn voeten liefdevol gekust.
46    Mijn hoofd heb jij niet met olijfolie gezalfd,
       maar zij heeft mijn voeten gezalfd met geurige balsem.”
47    “Om die genade zeg ik je:
       Haar vele zonden zijn haar vergeven.
       Bewijs daarvan is
       dat zij veel daadwerkelijke liefde heeft getoond.
       Wie weinig vergeven wordt,
       toont weinig daadwerkelijke liefde.”
48    Nu zei Jezus tot de vrouw:
       “Je zonden zijn je vergeven.”
49    De andere tafelgenoten begonnen onder elkaar te mompelen:
       “Wie is die man, dat hij zonden vergeeft?”
50    Maar hij zei verder tot de vrouw:
       “Deze daad van innerlijk vertrouwen heeft je behoed.
       Ga heen tot vrede!”

Twee (!) verhalen van verregaande liefde.
Het eerste lijkt voor de hand te liggen, dat van de ‘zondares’. Zij lijkt veel liefde te tonen. Dat is ook zo, maar eigenlijk start de liefdesbeweging aan de andere kant! Zij doet dat en kan dat doen, omdat ze al veel liefde ontvangen heeft! G-d is de eerste die haar heeft liefgehad en haar grote barmhartigheid heeft betoond.
Het tweede is dat tussen Jezus en de farizeeër. Ook hier gaat het op dezelfde wijze: Jezus toont hem de verregaande liefde van G-d door op zijn uitnodiging in te gaan. Meer dan eens lezen we dat Jezus zich niet schuwt bij een farizeeër aan huis te gaan, ook al leggen ze hem regelmatig onder vuur en zullen ze hem finaal zelfs uit de weg ruimen. Zo groot is zijn liefde, ook voor hen!, dat hij ook bij hen op bezoek gaat. Maar welk antwoord geeft deze farizeeër daarop?
Twee verhalen, één conclusie: G-d bemint mij al, eerst en verregaand. Besef ik dat? En wat zal dan mijn antwoord zijn?

Woensdag (17/09/2025) (- ged. h. Hildegard van Bingen)
Lc.7,31-35

31    Jezus zei:
       “Waarmee zal ik deze generatie vergelijken?
       Waar lijken ze op?
32    Ze zijn als kinderen die op de markt zitten
       en elkaar toeroepen:

       ‘Wij spelen voor jullie op de fluit, maar je danst niet.
       Wij zingen voor jullie een klaaglied,
       maar je weent niet!’

33    Zie je?
       Johannes de Doper is gekomen,
       hij eet geen brood en drinkt geen wijn,
       en jullie zeggen: ‘Hij is van een demon bezeten.’
34    De mensenzoon is gekomen,
       hij eet en drinkt wel,
       en jullie zeggen: ‘Kijk eens naar die vreter en zuiper,
       die vriend van tollenaars en zondaars.’

35    Wijsheid wordt als waar erkend
       door allen die haar kinderen zijn.”

Jezus verwijt de mensen van zijn generatie dat ze zijn als wispelturige kinderen, die wel zéggen dat ze willen spelen, maar feitelijk niet meedoen.
Wat zou Jezus over ónze generatie zeggen? Zou hij niet hetzelfde moeten vaststellen: dat mensen wel zéggen christen te (willen) zijn, maar dat eigenlijk maar heel lauwtjes doen, en wel vooral als het hun goed uitkomt? Kiezen wij niet teveel zelf wat wij ‘leuk vinden’ aan het Evangelie, en laten de lastige kanten ervan maar links liggen?
Trouw aan Jezus’ opdracht van verregaande liefde, stopt per definitie niet aan de grens van mijn goesting …
Jezus hoopt dat wij van wispelturige kinderen volwassen geliefden zouden worden …

Dinsdag (16/09/2025)
Lc.7,11-17

11    De volgende dag trok hij naar een stad die Naïn heet. [ca. 40km ZW van Kafarnaüm]
       Zijn leerlingen en een grote menigte trokken met hem mee.
12    Toen hij de poort van de stad naderde,
       – kijk! – werd er een overledene uitgedragen,
       de enige zoon van zijn moeder
       en zij was weduwe.
       Een grote menigte uit de stad was bij haar.
13    Toen de Heer haar zag,
       werd hij innerlijk diep bewogen om haar
       en zei haar: “Ween niet.”
14    Hij kwam naderbij
       en raakte de kist aan. [open kist/draagbaar  onrein]
       De dragers hielden halt.
       Hij zei: “Jongeling, ik zeg je, sta op.”
15    De dode ging overeind zitten
       en begon te spreken,
       en hij gaf hem terug aan zijn moeder. [1Kon.17,23; cf. Joh.19,26-27]
16    Ontzag greep allen aan
       en zij bleven God loven:
       “Een groot profeet is onder ons opgestaan!” en
       “God heeft daad-werkelijk omgezien naar zijn volk!”
17    Dit woord over hem
       ging rond in heel Judea en omstreken.

Twee stoeten komen elkaar tegen. Te midden van al deze mensen ziet Jezus een vrouw, gebogen, de ogen naar de grond gericht. Hij wordt door medelijden bewogen. Hij kan niet accepteren wat hier gebeurt! Alles in hem verzet zich tegen een leven dat doodloopt, tegen doodgaan aan de dood. Hij gaat niet mee in de beweging ten dode, maar doet de stoet stilstaan.
Ik stel me voor dat op dat moment de vrouw zich uit haar gebogenheid opricht en hem aankijkt. Wanneer de woorden: “Jongeling, ik zeg je, sta op,” klinken, staat ze oog in oog met Jezus en met alles wat in haar geblokkeerd zit, afgesloten, zonder enig perspectief. Liefdevol kijkt Jezus haar aan, voorbij alle wanhoop. Het leven keert terug, het wordt teruggegeven.
Durven wij ons over te geven aan die beweging ten leven, om daad-werkelijk het spoor van zijn bewogenheid te volgen, er niet aan voorbij te gaan, maar in opstand te komen, overal waar we leven zien dat doodloopt?

Maandag (15/09/2025) – ged. OLV van Smarten
Lc.2,33-35

33    Zijn vader en moeder stonden verwonderd
       over wat er van hem werd gezegd.
34    Simeon zegende hen
       en zei tegen Maria:
       “Kijk! Deze ligt hier
       tot val en opstanding van velen
       en tot teken dat weersproken wordt,
35    zodat de innerlijke overwegingen van velen
       aan het licht zullen komen.
       – En ook je eigen ziel
       zal door een zwaard worden doorboord.”

Profeten bieden in alle tijden uitzicht op een leven van liefde, een leven waar G-ds Genade geleefd en ervaren mag worden. Want zij zien en horen wat gezien en gehoord moet worden om dat perspectief open te houden. Het zijn lastige mensen, want ze laten je niet met rust. Ze wijzen onrecht aan. Ze benoemen de pijn en het lijden van de tijd en van je leven. En ze laten niet toe dat je er in opgaat. Ze doen iets bijzonders. Zij openen onze ogen voor het perspectief van G-dswege dat ons een duwtje in de rug geeft om door te gaan.
Zo’n profeet was ook Simeon. Wat hij te zeggen heeft: “En ook je eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord,” is geen gemakkelijke boodschap. Dat is het allerminst voor Maria, de moeder van het kind, maar ook voor de vader niet, noch voor allen die hem volgen – voor ons dus. We ontkennen liever dat zwaard en verlangen naar vrede, liefde of noem het Licht … maar dat vraagt dat we de duisternis in ons zelf en in de wereld aankijken: pas dan kan het uitgezuiverd worden en ten volle schijnen.

Zondag (14/09/2025) – 24ste zondag door het Jaar – feest vd Kruisverheffing
Joh.3,13-17

13    Nooit is iemand opgeklommen naar de hemel
       als hij niet uit de hemel is neergedaald.
       Zo is de mensenzoon in de hemel.”
14    “Zoals Mozes in de woestijn
       de slang heeft omhoog geheven,
       zo moet de mensenzoon
       omhoog worden geheven [op het kruis],
15    opdat al wie vertrouwende ín hem is,
       niet verloren gaat,
       maar het volle leven heeft.
16    Want zó lief heeft God de wereld,
       dat hij zijn eniggeboren zoon heeft gegeven,
       opdat al wie vertrouwende ín hem is,
       niet verloren gaat,
       maar het volle leven heeft.
17    Want God heeft zijn zoon niet in de wereld gezonden
       om die wereld te vonnissen,
       maar opdat ze door hem zou worden bevrijd.

Het bijzondere gebeuren dat de centrale figuur van ons geloof aan een kruis is geslagen, heeft een jaarlijkse feestdag. Blijkbaar belangrijk genoeg om bij stil te staan!
Ook al is het kruis (net als de slang bij Mozes) – menselijk gezien – een teken van dood, als G-d erin aanwezig mag komen, wordt het omgevormd tot een teken van leven – ‘vol’ leven of ‘eeuwig’ leven.
G-d geeft ons dat volle leven. Hij wíl immers dat we Léven. En hij heeft daar alles voor over, zelfs zijn eigen zoon. Zo groot is zijn Liefde! En hij hoopt op een antwoord: dat wij hem zouden beminnen, zoals hij ons bemint; dat wij ons leven in zijn handen leggen, zoals hij zijn leven in onze handen heeft gelegd.
De belofte van ‘vol’ of ‘eeuwig’ leven krijgen wij, keer op keer, omdat hij een G-d is, “groot in liefde en trouw”.

Zaterdag (13/09/2025)
Lc.6,43-49

43    “Want een goede boom brengt geen rotte vruchten voort,
       en een rotte boom geen goede vruchten.
44    Want iedere boom wordt gekend aan de eigen vruchten.
       Want van doornstruiken verzamelt men geen vijgen
       en van braamstruiken oogst men geen druiven.
45    Een goed mens brengt goede vruchten voort
       uit de schat van zijn goede hart;
       een verdwaasd mens brengt dwaze vruchten voort
       uit de schat van zijn verdwaasd hart.
       Want waar het hart van vol is, spreekt de mond.
46    Wat roep je mij “Heer, Heer!”
       en doe je niet wat ik zeg?
47    Ieder die naar mij komt
       en mijn woorden hoort en doet –
       ik zal je tonen op wie hij gelijkt:
48    Hij is als iemand die een huis bouwt
       en het fundament graaft, uitdiept en grondvest op een rots.
       Er kwam een overstroming en de rivier beukte tegen dat huis,
       maar die was niet bij machte het te doen wankelen,
       want het was gefundeerd op de rots.
49    Maar wie ze gehoord heeft en níet doet,
       is als iemand die een huis bouwt
       los op de grond, zonder fundament.
       De rivier beukte tegen dat huis
       en het stortte onmiddellijk in.
       Het werd een puinhoop.”

Gisteren sprak Jezus over een balk en een splinter, en over leraar en leerling zijn. Vandaag spreekt hij verder in gelijkenissen. Hij vertelt hoe bomen naar buiten brengen wat in hun kiem aanwezig is. Dat geldt ook zo voor mensen. Wanneer je gericht leeft vanuit je kern, worden je keuzes zuiver, je intenties helder, en je vruchten — dat wat je voortbrengt — zullen goed zijn.
Leven vanuit je kern begint met naar Jezus toe te gaan en te luisteren. Open werkelijk je oren én je hart, tot in de diepte, voor G-ds Woord. Laat het binnen, laat het bezinken, en breng het vervolgens naar buiten door het om te zetten in daden.
Dat vraagt overgave, maar brengt stevigheid met zich mee. Wie zijn leven zo opbouwt, wordt niet zomaar omvergeblazen door stormen of tegenwind. Het fundament waarop je bouwt, is immers niet van jezelf, maar gegrond in iets dat eeuwig standhoudt, in G-d.