Lc.9,22-25 (3/03/2022)
Jezus zei tegen zijn leerlingen: “De mensenzoon zal eerst veel moeten lijden
en door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden verworpen en gedood moeten worden en op de derde dag opgewekt zijn.”
En tegen allen zei hij: “Als iemand van zin is achter mij aan te komen, moet hij volstrekt neen zeggen tegen zichzelf,
elke dag zijn kruis [symbool van de ter dood veroordeelde] opnemen en mij volgen.
Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het redden.
Wat baat het iemand heel de wereld te winnen als hij zichzelf verliest of schaadt?”
Het beeld dat Jezus hier van de Mensenzoon schetst, is allesbehalve aantrekkelijk. Een Messias die moet lijden en sterven. Dat beeld beantwoordt helemaal niet aan de verwachtingen (ook niet onmiddellijk aan de mijne), laat staan dat we hem zouden willen volgen.
Ik ben bereid om aan te nemen dat G-d mij wil bevrijden uit ellende (is het niet dat wat we vragen telkens als we bidden, dat hij een oplossing aanreikt?), maar ik heb veel meer moeite om te aanvaarden dat hij met mij mens wil zijn. Nochtans is het nu juist dat wat hij wil: zich geven aan ons, helemaal, bij ons zijn, mee-lijden, mee-leven, mee-lieven …
Jezus volgen houdt dus in dat ik mezelf, net als hij, aan de kant schuif, me totaal toewijd aan de ander. Hem volgen kan dus nooit betekenen dat ik mijn aardse werkelijkheid zou ontvluchten of ervan weglopen. Het is immers daar dat hij bij mij wil zijn, daar temidden van die harde realiteit. Wie zijn leven wil redden door te ontsnappen aan de werkelijkheid, zal het verliezen in irreële dromen. G-d is immers dé Werkelijkheid.