Mt.9,14-17 (8/07/2023)
14 Toen kwamen de leerlingen van Johannes naar Jezus
en vroegen hem:
“Waarom vasten wij en de farizeeën wél,
maar vasten jouw leerlingen níet?”
15 Jezus antwoordde hen:
“De vrienden van de bruidegom kunnen toch niet treuren
zolang de bruidegom bij hen is?
Maar er zullen dagen komen dat de bruidegom van hen is weggenomen.
Dan zullen zij vasten.”
16 Niemand naait een lap van ongekrompen stof op een oud kledingstuk;
anders trekt het nieuwe aan het oude en wordt de scheur erger.
17 En niemand doet nieuwe wijn in oude leren zakken;
anders doet de wijn de zakken barsten
en gaat de wijn verloren met de zakken.
Nee. Nieuwe wijn hoort in nieuwe leren zakken.”
Is het je nog nooit opgevallen hoe vaak Jezus het beeld van een feest gebruikt, en specifieker nog een bruiloftsfeest?! De ‘blijde boodschap’ is wel degelijk een vreugdevol en verheugend gebeuren vol toekomst. Christenen lijken dat nogal eens te vergeten, en als je naar hun feitelijke voorkomen kijkt, lijken ze eerder van een begrafenis te komen!
Wij kunnen en mogen – en het is zelfs zeer Bijbels, denk maar aan het Hooglied – onszelf zien als ‘bruid’ of als ‘vriend van de bruidegom’. (bruidegom en vriendin kan evengoed, alleen moeten we de beelden dan omkeren) Probeer het even. Wat voel je dan? Ongetwijfeld gaat er in ons iets van een bruisende levenskracht stromen. De levengevende verbinding met de ander doet diens vreugde ook in mij leven.
Laat het vandaag – en de rest van je leven – even door je gaan: welke verbinding ga jij aan met Jezus? Durf je hem je bruid(egom) noemen, je vriend(in)?
Mt.14,1-12 (5/08/2023)
1 In die tijd hoorde de viervorst Herodes het gerucht over Jezus
2 en hij zei tegen zijn vertrouwelingen:
“Dat is Johannes de doper die is opgestaan uit de doden!
Daardoor werken die krachten in hem.”
3 Want Herodes had Johannes gegrepen
en hem gebonden in de gevangenis,
omwille van Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus.
4 Johannes had hem immers gezegd:
“Het is je niet geoorloofd haar te huwen.”
5 Hij had hem willen doden,
maar hij vreesde de menigte
omdat zij hem als een profeet beschouwden.
6 Toen Herodes echter een verjaardagsfeest gaf,
danste de dochter van Herodias in hun midden.
Zij behaagde Herodes zozeer
7 dat hij met een eed beloofde haar te geven wat ze vroeg.
8 Zij zei, eerder al opgestookt door haar moeder:
“Geef mij, hier op een schotel,
het hoofd van Johannes de doper.”
9 De koning werd bedroefd,
maar vanwege de eed en de tafelgenoten,
beval hij dat het haar zou worden gegeven.
10 En hij zond iemand
om Johannes in de gevangenis te onthoofden.
11 Men bracht zijn hoofd op een schotel
en gaf het aan het meisje
en zij bracht het naar haar moeder.
12 Zijn leerlingen kwamen,
namen het lichaam mee en begroeven het.
Daarna gingen ze het Jezus melden.
Er liep voor zijn tijdgenoten blijkbaar een duidelijke lijn van Johannes de doper naar Jezus. (De traditie verhaalde daarom later dat ze ‘verwant’ waren.) Wie Johannes had gehoord of gezien – desnoods in aanvaring mee was gekomen – herkende iets van hem in die nieuwe figuur van Jezus. Omgekeerd werd het ook voor Jezus duidelijk waar zíjn leven zou op uitdraaien, toen hij vernam waar het voor Johannes was op uitgelopen.
Nee, ze zouden zijn boodschap – hoe logisch ook, althans volgens de goddelijke logica van de liefde – niet aanvaarden, meer nog: verwerpen en proberen monddood te maken. Wie liever niet hoort wat een profeet te zeggen heeft, haalt alles uit de kast om die boodschap inderdaad ook niet te horen. Dat was in Johannes’ en Jezus’ tijd zo; dat is vandaag niet anders. De vraag is dan ook niet of Herodes of ‘de farizeeën’ of ‘god-weet-wie’ dat doet, maar wel of ík dat doe?
Mt.19,27-29 (11/08/2023)
27 Petrus ging daarop in en zei tegen Jezus:
“Kijk, wíj hebben toch maar alles losgelaten
en wíj zijn je gevolgd.
Wat zal er dan voor ons zijn?”
28 Jezus antwoordde aan allen:
“Amen, ik zeg jullie:
Jullie die mij gevolgd zijn,
bij het opnieuw geboren worden,
wanneer de mensenzoon zal zitten op zijn troon van heerlijkheid,
zullen ook zitten op twaalf tronen,
oordelend over de twaalf stammen van Israël.”
29 En ieder die zijn huis heeft losgelaten,
of zijn broers of zussen,
of zijn vader of moeder
of zijn vrouw of kinderen,
of zijn akkers
omwille van mijn naam,
zal honderdvoudig ontvangen
en het volle leven erven.
Elf augustus is de gedenkdag van de H. Clara. Het is zeker de moeite waard om even van het gewone dagelijkse leesrooster af te wijken en het Evangelie te kiezen dat voor haar gedenkdag voorzien werd.
Clara was een vrouw die het aandurfde om zichzelf in alle opzichten tegen te komen. Reeds heel jong maakte ze de keuze om tegen de gewone gang van zaken in te gaan. Radicaal volgde ze haar hart en zocht de armoede op. Het was haar keuze om in alle eenvoud te leven, gastvrij en vol mededogen voor anderen. In verbondenheid met alles en allen – met de goddelijke liefde en met de mensen om haar heen – wees ze mensen de weg naar hun innerlijke krachtbron. Ze leefde vanuit haar kwetsbaarheid waardoor ze meer en meer in haar kracht kwam te staan.
Haar levensverhaal heeft ons vandaag nog veel te bieden. Niet dat wij met z’n allen Clara’s moeten worden, maar misschien mag ze ons wel uitdagen om op onze plek, waar wij ons leven vandaag leiden, ons pure zelf te worden: krachtige mensen die het mooie in zich ontwikkelen en iets kunnen uitstralen in een wereld die beheerst wordt door prestatiedrang en onafhankelijkheidwaan.
Mt.19,3-12 (18/08/2023)
3 Er kwamen farizeeën naar hem om hem te testen en ze vroegen:
“Is het een man geoorloofd zijn vrouw weg te sturen om elke reden?”
4 Hij antwoordde hun:
“Hebben jullie niet gelezen
dat de schepper vanaf de oorsprong
hen mannelijk en vrouwelijk heeft gemaakt? [Gen.1,27]
5 Hij zegt: Hierom zal een man zijn vader en moeder verlaten
en zich binden aan zijn vrouw [Gen.2,24]
en deze twee zullen één lichaam worden,
6 zodat zij niet meer twee, maar één zijn.
Wat God dus heeft samengebracht, moet een mens niet scheiden.”
7 Ze vroegen hem nu:
“Waarom heeft Mozes dan opgedragen
een scheidingsakte te geven en haar weg te sturen?” [Deut.24,1]
8 Hij zei:
“Omwille van de verhardheid van jullie hart [sklèrokardian]
heeft Mozes toegestaan je vrouw weg te sturen.
In oorsprong was dit echter niet zo.
9 Ik zeg jullie echter:
Wie zijn vrouw wegstuurt en een ander huwt, begaat overspel
– behalve om reden van hoererij –
en wie de weggezondene huwt, begaat overspel.”
10 Zijn leerlingen zeiden hem nu:
“Als het zo staat met man en vrouw, kun je beter niet trouwen!”
11 Maar hij zei hen:
“Niet iedereen kan deze woorden plaatsen,
maar wel wie het gegeven is.
12 Er zijn mensen die niet kunnen trouwen,
omdat ze zo geboren zijn,
en er zijn er die niet kunnen trouwen
omdat ze door mensen tot een huwelijk niet in staat zijn gemaakt.
Maar er zijn ook mensen die zelf van een huwelijk afzien
omwille van het koningschap der hemelen.
Wie dit een plaats kan geven,
moet dit een plaats geven.
We vinden dit een erg lastig Evangelie. Het lijkt niet meer te passen bij onze tijd. Wat hebben godsdiensten toch altijd met die huwelijksmoraal?! Waarom menen ze telkens daar per se allerlei te moeten over zeggen?
Godsdiensten hebben vooreerst te maken met … mensen; en – als het ook maar een beetje goed zit – ook met G-d. Ze zijn er net om die samen te brengen. Maar mensen zijn mensen, een dierlijke soort die zich opgewerkt heeft en van daaruit meent boven alles verheven te zijn. Wie echter de geschiedenis bekijkt, zal rap zien hoe álle tijden door menselijke relaties enerzijds grote chaos – ‘los-bandigheid’ (lees dit letterlijk, niet in zijn veroordelende zin) – waren en anderzijds men daar met allerlei middelen wat structuur probeerde in te brengen. Meestal mocht men al tevreden zijn als die structuur er tenminste uiterlijk een beetje was. Wat er ‘achter de schermen’ gebeurde …
Godsdiensten gaan met díe mensen om – meer nog, worden door díe mensen georganiseerd – en vragen zich af of die ‘los-bandigheid’ de mens geluk brengt in goddelijke zin. Kan een mens G-ds Liefde vinden, als hij niet de veilige geborgenheid van menselijke relaties vindt?
Hóe die precies moeten georganiseerd worden, is wellicht een vraag die elke tijdsperiode opnieuw moet uitzoeken (hopelijk mee gebaseerd op de ‘leerschool’ van het verleden), maar dát ze georganiseerd moeten worden om heilzaam te zijn, dat wisten ze in Jezus’ tijd (en lang daarvoor, én lang daarna) al …
Mt.25,14-30 (2/09/2023)
14 Want het is zoals met een man die naar het buitenland ging.
Hij riep zijn dienaren en vertrouwde hen zijn bezit toe.
15 Aan de één gaf hij vijf talenten [5x 6000 daglonen],
een ander twee en nog een ander één,
elk naar zijn eigen mogelijkheden.
Daarna vertrok hij.
16 Meteen ging degene die vijf talenten gekregen had eropuit
om er handel mee te drijven en hij verdiende er vijf bij.
17 Zo ook degene die er twee ontvangen had:
hij verdiende er twee bij.
18 Maar degene die het ene gekregen had,
ging ergens ver weg, groef een gat in de grond
en verborg zo het geld van zijn heer.
19 Een hele tijd later kwam nu de heer van die dienaars terug
en hield afrekening met hen.
20 Die de vijf talenten gekregen had,
kwam bij hem en gaf hem ook de vijf andere:
“Heer, vijf talenten heb je mij toevertrouwd,
zie, vijf talenten heb ik erbij verdiend.”
21 Zijn heer zei hem:
“Uitstekend, goede en trouwe dienaar,
over het weinige was je trouw, over veel zal ik je aanstellen.
Verblijf in de vreugde van je heer!”
22 Ook die de twee talenten gekregen had
kwam bij hen en zei:
“Heer, twee talenten heb je mij toevertrouwd,
zie, twee talenten heb ik erbij verdiend.”
23 Zijn heer zei hem:
“Uitstekend, goede en trouwe dienaar,
over het weinige was je trouw, over veel zal ik je aanstellen.
Verblijf in de vreugde van je heer!”
24 Nu kwam ook die het ene talent gekregen had bij hem en zei:
“Heer, ik wist dat je een hard mens bent,
die oogst wat je niet hebt gezaaid
en verzamelt wat je niet hebt uitgestrooid.
25 Ik was bang en heb je talent ergens ver weg verborgen in de grond.
Zie, hier heb je je bezit.
26 Zijn heer antwoordde hem echter:
“Slechte en angstig aarzelende dienaar,
je meende te weten dat ik oogst wat ik niet heb gezaaid
en verzamel wat ik niet heb uitgestrooid?
27 Je had dus mijn geld bij de bank moeten geven,
zodat ik het terugkreeg met rente.
28 Neem dus dat talent van hem af,
en geef het aan wie er tien heeft,
29 want aan wie heeft, zal gegeven worden
– hij zal overvloed hebben –
en van al wie niet heeft,
zal zelfs wat hij heeft weggenomen worden.
30 En werp die nutteloze dienaar eruit,
in de buitenste duisternis,
daar zal geween zijn en tandengeknars.
Eén van de overbekende verhalen uit onze Christelijke verhalenschat! Overvloedig gebruikt om ons aan te zetten ‘onze talenten te gebruiken en te ontwikkelen’ – wat er inderdaad ook staat, en wat we dus inderdaad ook moeten doen. Maar vandaag bekijken we het eens van de andere kant, die van ‘de heer’. Zijn reactie op de verschillende dienaren is immers veelzeggend en kan ons misschien helpen om inderdaad ons aan die ‘talentenjacht’ te zetten.
Het staat er wat deftig, maar ‘de heer’ is bijzonder verheugd en opgetogen met de eerste twee. Ze maken hem blij! Dát is waarom hij zijn bezit heeft uitgedeeld en toevertrouwd. En van zijn grote vreugde deelt hij even overvloedig mee aan die dienaren; zij mogen delen in die vreugde.
Bij de derde is er geen vreugde. Niet bij de dienaar – die is alleen maar bang; maar ook niet bij ‘de heer’. Het ziet eruit alsof hij kwaad is – maar is het jou nog nooit opgevallen dat ‘kwaadheid’ éigenlijk de veruiterlijking is van … verdriet …?
Mt.9,9-13 (21/09/2023)
9 Jezus ging van daar verder
en zag een zekere Matteüs bij het tolhuis zitten.
“Volg mij,” zei hij tegen hem,
en hij stond op en volgde Jezus.
10 Jezus ging in op zijn uitnodiging voor een afscheidsmaal.
En kijk: Veel tollenaars en zondaars kwamen ook
en lagen mee aan tafel met Jezus en zijn leerlingen.
11 Toen de Farizeeën dit zagen,
insinueerden ze tegen zijn leerlingen:
“Waarom eet die meester van jullie met tollenaars en zondaars?”
12 Maar Jezus had dit gehoord en antwoordde:
“Niet de gezonden hebben een dokter nodig,
maar de zieken.
13 Ga, en onderzoek wat dit wil zeggen.
Mededogen wens ik, geen holle offers.
Niet om de rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen,
maar de zondaars.”
De ene nodigt de andere uit en omgekeerd. Allebei, zowel Jezus als Matteüs, zijn ze bereid – zonder enige aarzeling (zo lijkt het toch) – om in de leefwereld van de ander binnen te treden. Het anders-zijn van die leefwereld houdt hen niet tegen. En omstaanders reageren verbaasd. Wie doet nu zoiets? Wie gaat er aan tafel met nietsnutten en zondaars terwijl hij beweert door G-d gezonden te zijn? Wie maakt zichzelf zo klein, zet z’n eigen ego totaal aan de kant? Wie zet heel zijn denkwereld aan de kant, om binnen te kunnen treden in de wereld van de ander? Je moet daarvoor toch echt wel gek zijn.
Jezus doet dit vol overtuiging. Meer nog, het is precies dát wat hem te doen staat: mensen opzoeken die niet gezien en gehoord worden en hen in hun waarde zien. Deze mensen kansen geven door hen op te nemen in zijn kring.
Kom en volg mij, zegt hij, ook tegen ons. Gaan we nog met hem mee nu we weten dat het dat is wat hij van ons verwacht, nl. ons eigen ego aan de kant schuiven om ruimte te maken voor de ander?