Verbonden Leven

Lc.19,1-10 (15/11/2022)

Nu ging hij Jericho binnen en trok erdoor. Kijk! Er was iemand die Zacheüs heette. Hij was hoofdtollenaar en een rijk man. Hij trachtte Jezus te zien, wie hij was, maar het lukte hem niet door de menigte, want hij was klein van gestalte. Hij rende vooruit en klom in een wilde vijgenboom om hem toch maar te zien, want Jezus zou daar langs komen.
En toen hij op die plaats was, keek Jezus omhoog, zag hem, en zei tegen hem: “Zacheüs, haast je, kom omlaag, want vandaag moet ik in jouw huis verblijven.” Hij haastte zich omlaag te komen en ontving hem vol vreugde.
Allen die dit zagen, morden nogal: “Hij is bij een zondaar binnengegaan om er te verblijven!” Maar Zacheüs ging voor de Heer staan en zei: “Ziehier, Heer, de helft van alles wat ik heb, zal ik aan de armen geven, en als ik iemand iets heb afgeperst, zal ik het viervoudig teruggeven.”
Nu zei Jezus tegen hem: “Vandaag is vrijmaking aan dit huis gebeurd. Ja, ook hij is een zoon van Abraham. Want de mensenzoon is gekomen om te zoeken en vrij te maken wat verloren was.”

We bekijken dit overbekende verhaal eens vanuit het licht van de voorgaande commentaren. Jezus is onderweg naar Jeruzalem, waar hij ‘weet’ dat hij zal sterven. Onderweg komen lastige thema’s aan bod: over sterven dus, ook over het kleine sterven van elke dag, en over die moeilijk aanwijsbare ‘eindtijd’, die vooral iets wil zeggen over déze tijd.
En wat doet Jezus ‘alvast in deze tijd’: voor de poort van Jericho de blinde genezen en ín Jericho de gehate belastingontvanger ‘genezen’. Geen van beide waren gepland, maar Jezus laat zich door het gedruis nooit afleiden van de taak die hij ’moet’ (=wil) vervullen: ingaan op de nood van wie hij ‘toevallig’ ontmoet, vrij maken wat verloren was.
Hij hoeft er echt niet veel voor te doen! Alleen maar: hem gezien hebben (die anderen niet wíllen zien staan) en te gast willen zijn bij hem (waar anderen schande over spreken). Zacheüs heeft wellicht de lastigste taak – en let wel, dat is níet het weggeven van zijn rijkdom!, dat is eerder ‘zich haasten om omlaag te komen’ …

Lc.21,5-11 (22/11/2022)

Enkelen wezen nu op de tempel, versierd met z’n mooie stenen en wijgeschenken.
Maar hij zei: “Alles wat je hier aanschouwt, er zullen dagen komen dat geen steen op een andere gelaten wordt, alles zal verwoest worden!”
Ze stelden hem de vraag: “Meester, wanneer zal dat zijn? En wat is het teken wanneer dat gaat gebeuren?”
Hij antwoordde: “Let op dat jullie niet in dwaling raken! Want velen zullen in mijn naam zeggen: ‘Ik ben het, en de tijd is genaderd!’ Volg hen niet! Als jullie horen van oorlogen en onlusten, raak dan niet verschrikt. Deze dingen moeten eerst gebeuren maar zijn niet direct het einde.”
En hij voegde eraan toe: “Volk zal opstaan tegen volk, natie tegen natie, her en der zullen grote aardbevingen zijn, hongersnoden en epidemieën, verschrikkingen en hemeltekenen.”

Nog steeds in de tempel, dat prachtige complex, waar de Joden – eigenlijk terecht – fier op waren – en de anderen jaloers. Jezus ‘ziet’ dat dit spanningsveld op grote problemen zal uitdraaien. Maar hoe belangrijk hij de tempel ook vindt, hij wil ook duidelijk maken dat ‘geloof’ – lees: vertrouwen – eigenlijk nooit vasthangt aan een gebouw of wat voor uiterlijk teken ook.
Zijn leerlingen mogen niet in de war geraken, niet door de ‘schrikwekkende gebeurtenissen’, maar nog minder door innerlijke verwarring. ‘Vertrouwen’ is net iets wat door dat alles heen stand houdt. Het is het innerlijk ‘kompas’ op de woelige zee van de geschiedenis. Tijden – en gebouwen – veranderen; de koers op ‘richting G-d’ niet!
Laat dit voor ons dezelfde aanmoediging zijn. Woelig kun je onze tijden zeker wel noemen, en ongetwijfeld komt vaak de vraag in ons op: wat betekent dat allemaal en wat staat er ons te wachten? Ook aan ons zegt Jezus: Laat je niet afleiden door dwaalprofeten, en volg het spoor van het Vertrouwen.

 

Lc.1,5-25 (19/12/2022)

Het gebeurde in de dagen van koning Herodes van Judea. Er was een zekere priester, genaamd Zacharias [de Heer gedenkt], uit de priesterafdeling van Abia. Zijn vrouw was een afstammeling van Aäron, haar naam was Elisabet [de Heer is mijn eed]. Beide waren integer in Gods ogen. [integer = ‘rechtvaardig’, niet enkel als sociaal of juridisch begrip, maar als een allesomvattende levenswijze, nl. een volledige gerichtheid op God] Hun levenswandel liep onberispelijk langs alle geboden en richtingwijzers van de Heer. Ze hadden geen kinderen, want Elisabet was onvruchtbaar en beiden waren al op leeftijd.
Nu gebeurde het dat zijn afdeling aan de beurt was om de tempeldienst te vervullen en Zacharias werd aangewezen – naar hun gewoonte van uitverkiezing – om het wierookoffer te brengen en binnen te gaan in het heiligdom van de Heer. Op het uur van het wierookoffer was de menigte van het volk buiten [op het tempelplein] aan het bidden. Er verscheen hem een boodschapper [engel] van de Heer, staande aan de rechterkant van het wierookaltaar. Toen hij dit zag, raakte Zacharias erg ontzet en angst overviel hem. De boodschapper zei nu tegen hem: “Wees niet bang, Zacharias, want je persoonlijk smeekgebed is verhoord: je vrouw Elisabet zal je een zoon baren en je zult hem noemen: Johannes [God is genadig]. Vreugde en uitbundige blijdschap zal hij voor je zijn en velen zullen zich over zijn geboorte verheugen. Want hij zal groot zijn in Gods ogen. Wijn of sterke drank zal hij niet drinken [Num.6,3] en hij zal met heilige geest vervuld worden van de moederschoot af. Hij zal vele Israëlieten toekeren naar de Heer hun God. En hij zal voor hem uit gaan in de geest en de dynamiek van Elia, om harten van vaders te keren tot harten van kinderen, om dwalenden te keren tot integeren, om voor de Heer te bereiden een toegerust volk.”
Zacharias vroeg aan de boodschapper: “Waaraan zal ik dit weten, want ik ben oud en ook mijn vrouw is al op leeftijd?” De boodschapper antwoordde hem: “Ik ben Gabriël [man Gods], die staat voor het aangezicht van God, en ik ben uitgezonden om je te spreken en je dit bevrijdende nieuws te brengen. Kijk! Je zult zwijgen, niet bij machte te spreken, tot op de dag dat dit alles zal gebeuren, omdat je niet op mijn woorden vertrouwde, die nochtans op hun tijd vervuld zullen worden.”
Het volk nu was aan het wachten op Zacharias en ze verwonderden zich dat hij zo lang in het heiligdom bleef. Toen hij naar buiten kwam, kon hij niet spreken tegen hen. Ze begrepen dat hij in het heiligdom een visioen had gezien. Hij deed gebaren tegen hen, maar bleef stom. Toen de dagen van zijn tempeldienst vervuld waren, ging hij terug naar huis.
Na deze dagen werd zijn vrouw Elisabet zwanger. Ze hield zich vijf maanden verborgen en toen zei ze: ”Zo heeft de Heer aan mij gedaan! Hij heeft omgezien naar mij en mijn smaad onder de mensen weggenomen!”

Zacharias en Elisabet: symbool van onberispelijk leven, geheel volgens de geboden en voorschriften van de Heer. Maar er zijn geen kinderen, ze lijken onvruchtbaar en ze zijn al op jaren. Dat is de stand van zaken. Dat is ook onze werkelijkheid: een kerk die handelt naar de geboden, geen kinderen, en op jaren.
En dan gebeurt het. Een boodschapper doet ongelooflijke uitspraken: over het aanbreken van een nieuwe tijd, waarin de mensen zich weer keren naar Gods genade. Stel je voor: iemand onder ons, al op jaren, die nieuw leven zal ontvangen, waardoor er weer toekomst ontstaat voor ons samenleven vanuit en naar G-d toe! Hoe concreet durven wij ons dit voor te stellen?
Zacharias had de tijd van een zwangerschap nodig om te geloven wat hij niet kon begrijpen, nl. dat nieuw leven, dat toekomst niet te máken valt door menselijke inspanningen alleen en dat het nodig is om te luisteren, open, leeg, en woordloos. Laat ons elkaar de tijd gunnen om los te komen van onze beelden en onze meningen, de tijd om open te komen voor wat wij niet weten en om te beseffen dat G-d ons wil leiden en richting zal geven.

Lc. 2,22-35 (29/12/2022)

Toen de dagen van hun reiniging vervuld waren [40 dagen na de geboorte], brachten zij hem naar Jeruzalem – volgens de wet van Mozes [Lev.12,1-8] – om hem voor te stellen aan de Heer. – Zoals geschreven staat in de wet van de Heer [Ex.13,2-15]: Al het eerstgeborene van het mannelijk geslacht moet aan de Heer worden toegewijd. – en om – volgens de wet van de Heer – de offerande te brengen: een koppel tortels of twee jonge duiven. [= zoals voor armen was bepaald]
Kijk! In Jeruzalem woonde iemand die Simeon heette. Hij was een rechtvaardige en een toegewijd gelovige man die uitzag naar de vervulling voor Israël [de Messias] en de heilige Geest was met hem. Het was hem door de heilige Geest geopenbaard dat hij niet zou sterven voor hij de gezalfde van de Heer [christos/messiah] zou hebben gezien.
In die geest kwam hij naar de tempel en toen zijn ouders de boreling Jezus binnenbrachten om de gewoonten van de wet aan hem te voltrekken, ontving ook hij het in zijn armen. Hij loofde God en zei:
“Nu maak jij je dienaar vrij, in vrede, meester
– volgens jouw woord.
Want mijn ogen hebben jouw bevrijding [soteria] gezien
die jij bereid hebt voor alle volken:
een licht,
tot verlichting van de volken
en tot heerlijkheid van jouw volk Israël.”
Zijn vader en moeder stonden verwonderd over wat er van hem werd gezegd.
Simeon zegende hen en zei tegen Maria: “Kijk! Deze ligt hier tot val en opstanding van velen en tot teken dat weersproken wordt, zodat de innerlijke overwegingen van velen aan het licht zullen komen. – En ook je eigen ziel zal door een zwaard worden doorboord.”

Lucas beschrijft een dagelijks tafereel in de Joodse tempel: borelingen worden opgedragen aan JHWH en jonge moeders voltrekken na de geboorte een reinigingsritueel. Het was een doodgewone scène in de tempel, niets bijzonders …
Dan verschijnt Simeon op het toneel. Hij wordt beschreven als een rechtvaardig man die aandachtig leeft om de glimp van het goddelijke niet te missen. Hij leeft van de verwachting, laat zich op weg zetten door de heilige Geest en ziet met ogen die dieper kunnen peilen. Zo bekijkt hij dit alledaagse tafereel en lijkt méér te zien. Hij ziet wat niet te zien is. Hij ziet wat er al is, maar ook nog niet. Hij stelt zich open voor de toe-kom(s)t, omdat het G-d zelf is die naar ons toe komt.
Op het einde van dit stukje Evangelie spreekt Simeon geladen (profetische) woorden, die vooruit wijzen. Hij ziet wat er staat te gebeuren niet omdat hij in de toekomst kan kijken, maar omdat hij in de diepte schouwt. Zo komen in de Kerstkring Goede Vrijdag en Pasen al in zicht.

Lc.11,14-23 (16/03/2023)

Eens dreef Jezus een demon uit die stom was. Toen de demon verdreven was, kon de stomme weer spreken. De omstaanders verwonderden zich daarover.
Sommigen zeiden: “Het is door Beëlzebul, de heerser van de demonen, dat hij demonen kan uitdrijven!” Anderen – om hem op de proef te stellen – verlangden van hem een teken uit de hemel.
Maar hij wist welke gedachten bij hen leefden en zei daarom: “Elk koninkrijk dat innerlijk verdeeld is, raakt verwoest; het ene huis valt op het andere. Als nu de tegenstander [satan] zelf innerlijk verdeeld is, hoe kan zijn koninkrijk dan standhouden? Want jullie zeggen dat ik door Beëlzebul demonen uitdrijf. En als ik ze door Beëlzebul uitdrijf, door wie drijven jullie zonen ze dan uit? Als jullie zo redeneren, zullen zij zelf jullie rechters zijn. Maar als ik door Gods kracht de demonen uitdrijf, dan heeft het koninkrijk van God jullie bereikt!
Wanneer een sterke goed bewapend zijn domein bewaakt, dan is wat hem lijkt toe te behoren in vrede. Maar zodra nu iemand komt die sterker is dan hij, overwint hij hem, ontneemt hem de wapenrusting waarop hij vertrouwde en geeft weg wat hij op hem heeft buitgemaakt.
Wie niet mét mij is, is tegen mij, en wie niet met mij bijeenbrengt, die verstrooit.

Het laatste zinnetje, rechttoe rechtaan als het er staat, is inderdaad een goede samenvatting van heel Jezus’ betoog. De mensen – ook wijzelf dus – zijn nogal wispelturig en eigengereid. Wat Jezus moet aanvoeren als verdediging i.v.m. zijn kracht om demonen uit te drijven, klopt helemaal en is ook zo klaar als een klontje. Waarom zien ‘de mensen’ dat dan niet? Waarom Jezus per se van iets anders betichten?
Dat komt ‘natuurlijk’ omdat ze/we hem liever géén heer laten zijn over ons leven! We houden liever de touwtjes in eigen handen, met onze eigen denkbeelden en overtuigingen. We zijn liever zelf die ‘sterke’ – of dat denken en proberen we althans. Erkennen dat er een Kracht tot ons gekomen is die ons verre overstijgt, vraagt een nederigheid van ons die we niet graag opbrengen.
Die erkenning is echter wel bevrijdend! Voor onszelf – omdat wij ons dan mogen laten dragen door die Kracht en loskomen van bedreigingen; én voor de ander rondom mij – omdat die dan, mede via mij, toegang krijgt tot heling. Wie Jezus waarachtig en voluit toelaat in zijn eigen leven, brengt hem ook onder zijn mede-mensen.

Lc. 24,13-35 (23/04/2023)

13         Kijk! Juist op die dag waren twee van hen [van de ruimere groep leerlingen die in Jeruzalem het bericht van de vrouwen hadden gehoord]
       op weg naar een dorp dat Emmaüs heette
       en zo’n zestig stadiën [ca. 11km] van Jeruzalem lag.
14         Zij wisselden met elkaar van gedachten
       over alles wat was voorgevallen.
15         En zo sprekend en samen zoekend,
       gebeurde het dat Jezus zelf hen naderde
       en samen met hen verder trok.
16        Maar hun ogen waren verstard
       zodat ze hem niet herkenden.
17       Nu zei hij tegen hen:
       “Wat is dat voor woordenwisseling onder jullie onderweg?”
       Met een somber gezicht bleven ze staan.
18       Eén van hen, die Kleopas heette, antwoordde:
      “Ben jij dan de enige passant [paroikos] in Jeruzalem
      die niet gehoord heeft wat daar deze dagen is gebeurd?”
19       Hij vroeg: “Wat dan?”
      Ze zeiden: “Wel, over Jezus, uit Nazaret.
      Hij was een profetisch man, vol macht in werk en woord
      voor God en heel het volk.
20       Hoe onze hogepriesters en leiders hem hebben uitgeleverd
      tot een terdoodveroordeling
      en hem hebben gekruisigd.
21       En wij hoopten dat hij Israël zou gaan verlossen,
      maar ondertussen is het al de derde dag
      sinds die dingen gebeurd zijn.
22       Wel waren er enkele vrouwen uit ons midden
      die ons in verwarring brachten.
      Zij waren vroeg in de morgen naar het graf gegaan,
23       maar vonden zijn lichaam niet,
      en zij kwamen zeggen
      dat ze een visioen van boodschappers [angeloi] hadden gezien,
      die zeiden dat hij leeft.
24       Enkele van de mensen die met ons samen waren,
      zijn dan naar het graf gegaan.
      Ze vonden het zoals de vrouwen hadden gezegd,
      maar hem hebben ze niet gezien.”
25       Nu zei hij tegen hen:
      “O onverstandigen en tragen van hart
      om tot vertrouwen te komen
      op grond van alles wat de profeten hebben gezegd …
26       Moest’ soms niet de Gezalfde [Christos] dit alles lijden
      om binnen te gaan in zijn grootsheid?”
27       En beginnend bij Mozes
      legde hij bij al de profeten duidelijk aan hen uit
      wat in al de Geschriften op hem betrekking had.
28       Ze naderden het dorp waar ze heen trokken
      en hij deed alsof hij verder zou gaan.
29       Maar zij drongen sterk aan:
      “Blijf bij ons,
      de dag is dalend,
      de nacht is nabij.”
      En hij ging bij hen binnen om bij hen te blijven.
30       En toen ze samen aan tafel waren, gebeurde het:
      Hij nam het brood en zegende het,
      hij brak het en gaf het hun.
31       Nu gingen hun ogen wijd open
      en zij herkenden hem.
      Hij werd onzichtbaar voor hen.
32       Ze zeiden tegen elkaar:
      “Brandde ons hart niet in ons
      toen hij zo tegen ons sprak onderweg
      en toen hij voor ons de Schriften echt opende?”
33       Ze stonden op [= ze verrezen!] en nog hetzelfde uur keerden ze naar Jeruzalem terug.
      Ze vonden er de elf en enkelen met hen bijeen.
34       Dezen zeiden:
      “De Heer is werkelijk opgewekt!
      Hij heeft zich laten zien aan Simon!”
35       En zij vertelden wat er onderweg was gebeurd
      en hoe hij zich had laten kennen in het breken van het brood.

Wat zien we hier gebeuren?
Twee mannen druipen mompelend af. Hun droom is aan diggelen geslagen. Ze zien het niet meer. Hun toekomstperspectief is weg.
Een man komt hen naderbij. Hij luistert naar hen. Hij is geïnteresseerd in hun verhaal. Hij wil weten wat het gebeuren van de voorbije dagen bij hen teweeg gebracht heeft. Hij blijft … ook als het lastig wordt, als het verhaal steeds triester wordt en toekomstperspectieven steeds verder weg lijken te drijven.
Hij blijft, luistert … hij voelt hun diepe verdriet, hun ontgoocheling. Hij voelt de onmacht omdat hij het aandurft te kijken vanuit hun perspectief. En dan – dan pas – spreekt hij.
Het doet de twee goed. Eindelijk iemand die hun verdriet niet minimaliseert, maar erkent. Ze voelen zich begrepen. Zo iemand ontmoeten, daar word je warm van en het geeft je kracht om door te gaan. Als een vriend gaat hij met hen aan tafel, breekt en deelt. Zo herkennen de twee hem. Het geeft hen de moed om op te staan, een nieuw toekomstperspectief tegemoet.