Lc.12,13-21 (21/10/2024)
13 Iemand uit de menigte rondom, zei nu:
“Meester, zeg tegen mijn broer
dat hij de erfenis moet delen met mij.”
14 Jezus antwoordde hem:
“Mens, wie heeft mij aangesteld over jullie
als rechter of verdeler?”
15 Hij ging verder tegen allen:
“Zie toe en wacht je ervoor
steeds meer te willen hebben!
Want zelfs als iemand overvloed heeft,
behoort zijn leven niet tot zijn bezit.”
16 En hij vertelde een gelijkenis:
“Het land van een zekere rijke had veel opgebracht.
17 Hij overlegde bij zichzelf:
“Wat zal ik doen, want ik heb niets
om de oogst in op te slaan?”
18 En hij zei: “Dit zal ik doen:
Mijn bestaande schuren zal ik afbreken
en grotere bouwen,
mijn oogst en al mijn goederen
kan ik daarin dan opslaan.
19 En tot mezelf zal ik zeggen:
Ik, ik heb vele goederen liggen, voor jaren ver.
Rust uit, eet, drink, maak plezier.”
20 Maar God zei tegen hem:
“Verdwaasde! Nog deze nacht
wordt je leven opgeëist.
En alles wat je hebt voorbereid,
voor wie is dat dan?”
21 Zo gaat het met wie schatten opslaat
voor zichzelf,
maar niet rijk is in God.
Jezus laat open hoe precies de erfenisverdeling moet gebeuren. Hij wil geen rechter zijn in onze alledaagse conflicten. Zijn missie is niet om kleinmenselijke geschillen op te lossen. Wat hij wel kan en wil doen, is ons een levenswijze voorhouden, een basisprincipe om uit te leven. Dit principe is: je leven is je gegeven, niet met de bedoeling om schatten voor jezelf te verzamelen of een schijnzekerheid op te bouwen. Je leven is je gegeven om rijk te worden in G-d. Trouwens, hoeveel je ook bezit, je leven bezit je nooit.
Wat Jezus voor ogen had, is prachtig en inspirerend: Stel dat mensen hun zoektocht naar schijnzekerheid loslaten en hun hart niet langer richten op zelfbehoud, maar op een nieuwe tijd en samenleving waarin liefde voor G-d en voor elkaar centraal staat. Hoe rijk en vervullend zou het leven dan niet zijn!
Lc. 4,31-37 (31/08/2021)
Hij daalde af naar Kafarnaüm [dat aan het meer lag], een stad in Galilea en onderrichtte er op de sabbatdagen. Ze stonden versteld over zijn onderricht, want zijn woord had gezag.
In de plaats van samenkomst [synagoge] was een mens, bezeten met een geest van een nog niet gereinigde demon, die met luide stem schreeuwde: “Jij daar! Wat is er tussen ons en jou, Jezus van Nazareth? Ben je gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wel wie je bent: de heilige van God!” Jezus sprak hem streng toe: “Zwijg, en ga uit hem weg!” De demon smeet hem nog in het midden, maar ging uit hem weg, zonder hem te schaden.
Verbijstering overviel allen en ze zeiden onder elkaar: “Wat voor woord is dit dat met gezag en volmacht de nog niet gereinigde geesten beveelt en dat ze wegtrekken?”
De weerklank [echo] over hem deinde uit naar alle plaatsen van de omgeving.
Het woord van Jezus is een gezagvol woord. Het heelt mensen – en dat is zoveel meer dan genezen. Als mensen het in de mond zouden nemen (in Jezus’ naam, niet in eigen naam), zouden ze mensen helen!
Maar wij vinden ons ‘moderne mensen’ en zeggen daarom dat ‘demonen’ maar fabeltjes zijn uit tijden die niet beter wisten.
Maar élk kritiekloos achterna lopen van modes en rages, is bezetenheid … Élk angstig voor zich houden van materiële goederen, is bezetenheid … Élk bouwen van een muur (letterlijk of figuurlijk) rond de eigen ideeën, is bezetenheid …
Élke sfeer van groepsdruk en concurrentie, is een nog niet gereinigde geest … Élk krampachtig vasthouden aan patronen uit onze opgroeitijd, is een nog niet gereinigde geest … Élke roddel over een medemens verspreid, is een nog niet gereinigde geest …
Zeg dus niet dat er geen demonen meer zijn,
maar spreek – in G-ds naam – een bevrijdend woord!
Lc.10,1-12 (30/09/2021)
Hierna stelde de heer nog tweeënzeventig anderen aan. Hij zond hen twee aan twee voor zich uit naar elke stad en plek waar hij zelf wilde komen.
Hij zei hen: “De oogst is wel overvloedig, maar arbeiders zijn er weinig. Vraag daarom aan de heer van de oogst dat hij arbeiders uitstuurt in zijn oogst.
Ga, maar let op! Ik zend jullie als lammeren midden de wolven. Belaad je niet met een geldbuidel, niet met een reiszak, noch met sandalen. Groet niemand [uitgebreid] langs de weg. In welk huis je ook onderdak krijgt, zeg eerst en vooral: “Vrede aan dit huis!” Als daar een zoon van de vrede woont, dan zal jullie vrede op hem rusten. Zoniet, laat ze dan op jullie terugkeren. Blijf in hetzelfde huis, eet en drink wat er is, want de arbeider is zijn loon waard. Verleg je niet van het ene huis naar het andere.
In iedere stad die jullie binnengaan en waar je ontvangen wordt: Eet wat jullie wordt voorgezet, heel haar zieken en verkondig allen: “Het koninkrijk van God is jullie genaderd.” In iedere stad die jullie binnengaan en waar je niet ontvangen wordt: Ga weg en roep op haar pleinen: “Zelfs het stof uit jullie stad dat aan ons kleeft, vegen wij van ons af, als getuigenis tegen jullie, maar weet niettemin: het koninkrijk van God is jullie genaderd.”
Ik zeg jullie: “Voor [de iconisch verdoemde stad] Sodom zal het op die dag draaglijker zijn dan voor die stad.
Jezus stuurt zijn leerlingen (en ons) de wereld in. Hij maakt zich toch ook wel serieus zorgen over de situaties waarin zijn leerlingen (en wij) terecht zullen komen “als lammeren midden de wolven”. Zullen ze ’t aankunnen zonder er aan ten onder te gaan? Wat is daarvoor nodig?
Spontaan zou ik verwachten dat hij zou aanraden om toch maar het nodige mee te nemen om je mannetje te kunnen staan (geleerde boeken, bewijsmateriaal..) of ter bescherming van je eigen kwetsbaarheid (fysiek en mentaal). Maar niets is minder waar! Neem niets mee, zegt hij, geen overbodige ballast, geen sandalen, maar neem alleen mee wat je in je draagt. Neem alleen jezelf mee. Maar dan wel jezelf als een vredelievend iemand, want die vrede is wat je écht nodig hebt. Wees dus alert dat je haar niet kwijt speelt. Heb er aandacht voor dat ze wordt tot een innerlijke vrede, een vrede die in jezelf geworteld is, alleen zo kan ze tot jou terugkomen wanneer ze door anderen niet aanvaard wordt. Bied die vrede aan en weet dat het dat is wat je te bieden hebt: jezelf geworteld in zijn Vrede!
Lc.11,1-4 (6/10/2021)
Eens was Jezus ergens aan het bidden. Toen hij opgehouden was, vroeg een van zijn leerlingen: “Heer, leer ons bidden, zoals Johannes dat ook aan zijn leerlingen geleerd heeft.”
Hij zei hen: “Telkens wanneer jullie bidden, zeg dan:
Vader,
laat geheiligd worden jouw naam,
laat komen jouw koninkrijk.
Geef elke dag weer
ons brood voor de komende dag,
en vergeef ons onze verwijdering [zonde]
– zelf vergeven wij ieder die ons iets schuldig is –
en laat ons niet ingaan op beproeving.”
‘Bidden’ was in Jezus’ tijd duidelijk een vanzelfsprekendheid: Johannes deed het, en leerde het aan zijn leerlingen; Jezus deed het, en leerde het aan zijn leerlingen; ook de ‘farizeeën en schriftgeleerden’ overigens deden het, en leerden het aan hun leerlingen.
Hoe vanzelfsprekend is het in míjn leven?
En laat ik mij leren door mijn meester? (En leer ik het aan mijn ‘leerlingen’?)
Wat de inhoud betreft van de woorden die Jezus hiervoor meegeeft, kan ik een leven lang leren uit de eindeloze rij boeken die daar in de geschiedenis over geschreven zijn. En dat moet ik doen: met mijn denkend vermogen dit gebed steeds dieper proberen te doorgronden.
Maar ik kan ook me erin ‘onderdompelen’: bidden in het diepe besef dat ik Jezus’ woorden bid; Jezus zelf dus ín mij laten bidden. Híj is het die ín mij bidt tot zijn Vader. Daar ontstaat een ‘verbinding’ die veel verder strekt dan woorden ooit kunnen weergeven. Daar wordt een relatie gevoed die niet te verengen is tot wat mijn ratio daarover kan zeggen. Bidden is een liefdesstroom …
Lc.11,42-46 (13/10/2021)
[Jezus ging verder tegen de Farizeeër in wiens huis hij te gast was:]
“Wee jullie, Farizeeën, want jullie staan wel een tiende deel af van alles, tot in het kleinste detail van kruid en groente, maar je passeert het onderscheidingsvermogen en de liefde van God! Dít zou je moeten doen, en het ander niet nalaten.
Wee jullie, Farizeeën, want je bent er maar al te graag op uit op de ereplaats te zitten in de synagoge en begroet te worden op de markt.
Wee jullie, huichelaars, want jullie zijn als onherkenbare graven: onwetend lopen mensen erover [waardoor ze zich op goed vertrouwen verontreinigen].”
Een wetgeleerde zei nu: “Meester, door zoiets te zeggen beledig je ook ons.” Jezus zei daarop:
“Wee ook jullie, wetgeleerden, want jullie belasten de mensen met lasten die amper te dragen zijn, terwijl je zelf die lasten met geen vinger aanraakt!”
Opnieuw horen we hoe hard Jezus van leer trekt tegen zijn gastheer en diens collega’s. Hij verzet zich tegen hun religieuze hypocrisie. Zonder er doekjes om te winden zegt hij wat hij ziet gebeuren, nl. dat ze vooral aandacht besteden aan de ‘buitenkant’ meer dan aan de ‘binnenkant’. Het maakt hem kwaad. Voor hem is het immers vanzelfsprekend dat je de uiterlijke vormen, de bestaande richtlijnen, met de nodige souplesse moet hanteren en dat je je er niet door laat bepalen. Maar daarvoor is onderscheidingsvermogen en goddelijke Liefde nodig, je mag aan deze twee niet voorbij gaan. Je hebt beide nodig als je je woorden echt waar wil laten worden in daden (daad-werkelijk). En als er geen overeenstemming is, dan word je een onherkenbaar graf. Dan word je een plaats des doods zonder dat je het zelf (of iemand anders) beseft. De vraag is: hoe kan je voor het leven kiezen, als je je niet eens realiseert dat je dood bent?
Onderscheid en leef in de geest van de liefde dat zal het verschil maken!
Lc.12,49-53 (21/10/2021)
“Vuur ben ik komen werpen in de wereld, en hoe verlang ik dat het al oplaait! Ik moet in een doop worden ondergedompeld en hoe ben ik erop gespannen tot die is volbracht.
Denken jullie dat ik vrede op aarde ben komen brengen? Nee, zeg ik jullie! Niets anders dan verdeeldheid! Vanaf nu zullen vijf in één huis verdeeld zijn: drie tegen twee, twee tegen drie. Verdeeld zullen zijn vader tegen zoon en zoon tegen vader, moeder tegen dochter en dochter tegen moeder, schoonmoeder tegen haar schoondochter en schoondochter tegen haar schoonmoeder.”
Jezus – en dus ook al wie in zijn spoor wil gaan – heeft een opdracht in deze wereld. Hij loopt hier niet zomaar wat rond, zo hier en daar wat goed doend waar het uitkomt. Nee, er zit een zeer welbepaalde richting in zijn levenstocht, en hij staat erop gespannen die taak ook te vol-brengen.
Wij die het einde van het verhaal kennen, zullen snel denken dat dat het kruis is. Maar dat is niet de táák, dat is ‘alleen maar’ de consequentie van de taak.
De taak is: vúúr komen brengen in de wereld! Jezus was gepassioneerd door de Liefde van en voor G-d, zó gepassioneerd dat de vonken eruit sloegen! Zijn passie – overigens heel interessant dat wij dat woord gebruiken voor ‘liefde’ én ‘lijden’! – stuwde hem onder de mensen en gaf richting aan zijn leven.
Ook vandaag kun je moeiteloos vaststellen doen dat pure goedheid, pure liefde, vaak veel tegenstand oproept. Mag de ‘passie’ ons dan leiden? Mag de Liefde richting geven aan ons leven? Ook doorheen alle (innerlijke en uiterlijke) weerstand?