Lc.17,5-10 (2/10/2022)
Nu zeiden de apostelen: “Heer, vergroot ons vertrouwen!”
De Heer zei: “Als jullie vertrouwen hadden zoals een mosterdzaadje, zouden jullie tegen deze boom zeggen: ‘word ontworteld en geplant in de zee’, en hij zou jullie gehoor geven.”
Wie van jullie zal tegen zijn dienaar die ploegt of het vee hoedt, wanneer die thuiskomt van het veld, zeggen: “Kom meteen mee aan tafel.”? Zal hij niet tegen hem zeggen: “Maak mijn eten klaar, omgord je en bedien mij, zo lang ik eet en drink. Daarna kun je zelf eten en drinken.”? Zal hij zijn dienaar bedanken omdat hij deed wat zijn taak was? Zo is het ook voor jullie:
Wanneer je alles hebt gedaan wat je moest doen, zeg dan: Wij zijn maar doodgewone dienaars, wij hebben alleen maar onze plicht gedaan.”
Jezus’ reactie op de – overigens toch wel terechte – vraag van de leerlingen naar meer vertrouwen, kan wel wat negatief of kleinerend overkomen. Dat kan toch Jezus’ bedoeling niet geweest zijn? Maar wat dan wel?
Mij lijkt dat zijn antwoord helemaal in dezelfde lijn ligt als zijn oproep tot nederigheid: zie jezelf op jouw eigen ‘juiste plaats’. Doe wat je moet (volgens het koningschap van G-d) en ga daar niet groot op. Maak jezelf niet groter dan je bent. Kleiner hoeft ook niet. Gewoon: doe wat je moet, wees wie je bent.
Mensen lijken het niet gemakkelijk te hebben met het bewandelen van deze ‘gulden middenweg’. Al snel doen ze zich te groot óf te klein voor. En dat wisselt zelfs verrassend snel afhankelijk van het onderwerp waar ze zich al of niet ‘groot’ in voelen.
Hier komt de ‘nederigheid’ heel dicht bij het ‘vertrouwen’, want om die ‘gulden middenweg’ te bewandelen dien ik alle ‘te’ in mijn leven los te laten. En was dat vertrouwen nu niet net waar ze om vroegen?!
Lc.11,29-32 (10/10/2022)
Toen er steeds meer mensen zich rondom hem bijeen drongen, zei Jezus:
“Deze generatie is een slechte generatie. Ze verlangt een teken, maar er zal haar geen ander teken gegeven worden dan het teken van Jona, de profeet. Zoals Jona een teken was voor de bewoners van Nineve, zo zal ook de mensenzoon dat zijn voor deze generatie.
Bij het oordeel zal de koningin van het zuiden opstaan samen met deze generatie en zij zal haar veroordelen. Want zij kwam van de uiteinden van aarde om de wijsheid van [koning] Salomo te horen. Kijk dan toch! Hier is méér dan Salomo!
Bij het oordeel zullen de bewoners van Nineve opstaan samen met deze generatie en zij zullen haar veroordelen. Want zij hebben zich bekeerd door de prediking van Jona. Kijk dan toch! Hier is méér dan Jona!”
Jezus stelt het heel duidelijk (en met pijn in het hart): Stop met te verlangen naar een teken en open je ogen voor wat er écht toe doet. De mensen verlangen iets dat hij niet kan geven. Het enige dat hij kan doen is verwijzen naar wat ooit is gebeurd, naar Jona en Salomo. Verwijzen naar tekens van vroeger voor mensen van heden doet hen her-inneren, her-beleven. Mogen deze twee Bijbelse figuren ook ons inspireren?
Jona, hij liep weg van zijn missie, verstopte zich … en toch durfde hij het aan om los te laten en anders te gaan kijken. En de bewoners van Nineve, zij hadden het lef om zich te laten omvormen.
De koningin van het zuiden, zij zoekt de wijsheid op om te kunnen onderscheiden. Zij stelt zich open voor de goddelijke wijsheid en geeft zich eraan over.
Hier nu – voor jullie – staat een mens die meer is dan Jona of Salomo, een gezondene van G-d.
Kijk dan toch!
Het gebeurt ook nu, dat je – soms even – een teken ontwaart van een goddelijke aanwezigheid. Het enige dat je hoeft te doen is kijken en je openstellen voor de goddelijke barmhartigheid, voor G-ds wijsheid.
Lc. 12,13-21 (17/10/2022)
Iemand uit de menigte rondom, zei nu: “Meester, zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis moet delen met mij.” Jezus antwoordde hem: “Mens, wie heeft mij aangesteld over jullie als rechter of verdeler?”
Hij ging verder tegen allen: “Zie toe en wacht je ervoor steeds meer te willen hebben! Want zelfs als iemand overvloed heeft, behoort zijn leven niet tot zijn bezit.”
En hij vertelde een gelijkenis: “Het land van een zekere rijke had veel opgebracht. Hij overlegde bij zichzelf: “Wat zal ik doen, want ik heb niets om de oogst in op te slaan?” En hij zei: “Dit zal ik doen: Mijn bestaande schuren zal ik afbreken en grotere bouwen, mijn oogst en al mijn goederen kan ik daarin dan opslaan. En tot mezelf zal ik zeggen: Ik, ik heb vele goederen liggen, voor jaren ver. Rust uit, eet, drink, maak plezier.”
Maar God zei tegen hem: “Verdwaasde! Nog deze nacht wordt je leven opgeëist. En alles wat je hebt voorbereid, voor wie is dat dan?”
Zo gaat het met wie schatten opslaat voor zichzelf, maar niet rijk is in God.
We mogen er geen doekjes om winden dat Jezus hier het materieel bezit op de korrel neemt. Let wel: Jezus was geen hyperasceet. Hij liet toe dat mensen materieel (en anders) voor hem zorgden en hij zorgde er zelf voor dat de menigte voldoende brood had.
Maar in dat ‘voldoende’ zit de onderscheiding. Hier zegt Jezus het letterlijk: “Wacht je ervoor steeds méér te willen hebben!”
Zouden wij niet van heel veel van onze problemen af zijn als wij het konden houden bij ‘voldoende’ materieel bezit en niet ‘steeds meer’ willen? Onze westerse neoliberale economie is echter gebouwd op dat ‘steeds meer’ (het werkt maar als het groeit). Dat is om problemen vragen, want dat móet geregeld wel eens imploderen.
Wie dat wil kan leven alsof hij zijn leven in eigen bezit heeft, maar wie eerlijk wil zijn, kan zien dat dat niet klopt. Ons leven en ons bezit kan zó met een vingerknip weggevaagd worden. Leven van het ‘voldoende’ is tegelijk leven in het vertrouwen dat ik kríjg wat nodig is om te leven. – En dan zal ik Léven!
Lc.13,18-21 (25/10/2022)
Daarop zei Jezus: “Waarop lijkt het koningschap van God? Waarmee zal ik het vergelijken?
Het lijkt op een mosterdzaadje. Iemand wierp het in zijn tuin en het groeide en werd een grote struik met vele takken waarin de vogels van de hemel zich nestelden.”
En opnieuw zei hij: “Waarmee zal ik het koningschap van God vergelijken? Het lijkt op gist dat een vrouw verborg in een grote hoeveelheid meel, zodat het in z’n geheel doorgistte.”
Waarmee vergelijk je nu ‘in godsnaam’ het koningschap van God? Jezus kiest voor een mosterdzaadje. Ik zou veeleer denken aan een grote imposante boom. Een verrassend keuze, dat mosterdplantje. Het is namelijk een zeer bescheiden, onopvallend struikje. Hij zou ergens op een veld tussen de groenten kunnen staan of als onkruid verscholen in een rommelig hoekje in de tuin. Het is geen machtige eik of ceder van de Libanon, maar een heel eenvoudige huis-tuin-en-keukenplant die tot bloei komt in het gewone leven van elke dag.
Waarschijnlijk is het ook net daarom dat Jezus het koningschap van God ermee vergelijkt. Het is veel gewoner dan we vaak denken. Heel dichtbij. Het heeft niets spectaculairs. Het gebeurt gewoon daar waar mensen alert en zorgzaam met elkaar omgaan en Jezus proberen na te volgen, daar is G-d, in het gewone, alledaagse leven. Je hoeft dus niet ver te zoeken naar zijn koninkrijk, gewoon aandachtig leven is voldoende.
Lc.20,27-38 (6/11/2022)
Nu kwamen er naar Jezus enige van de sadduceeën, die [als religieuze stroming voor wie enkel de eerste vijf boeken van de Schrift bepalend waren] tegenspreken dat er een opstanding [uit de dood] bestaat. Ze vroegen hem: “Meester, Mozes heeft voor ons geschreven: Als iemands broer sterft en die had een vrouw maar bleef kinderloos, dan moet zijn broer diens vrouw huwen en nakomelingen verwekken voor zijn broer. [Deut.25,5-10]
Nu waren er zeven broers. De eerste huwde en stierf kinderloos. De tweede huwde haar, en de derde en zo lieten alle zeven geen kinderen na toen ze stierven. Het laatst stierf ook de vrouw. Die vrouw nu, bij de opstanding, van wie van hen wordt zij de vrouw, want alle zeven hebben haar toch als vrouw gehad?”
Jezus antwoordde hen: “De kinderen van deze tijd huwen en worden ten huwelijk gegeven, maar wie waardig geacht worden deel te hebben aan díe tijd van de opstanding uit de dood, huwen niet en worden niet ten huwelijk gegeven. Want ze kunnen ook niet meer sterven, want ze zijn aan engelen gelijk. Ze zijn kinderen van God nu ze kinderen van de opstanding zijn.
Dát de doden opgewekt worden, heeft ook Mozes aangeduid bij de [Godsontmoeting bij de brandende] braamstruik, wanneer hij God noemt: de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. [Ex.3,6] God is toch geen God van doden, maar van levenden? Ja, voor hem leven allen!”
We ontmoeten ze iedere dag, Sadduceeën van vandaag, mensen die niet geloven dat er na de dood nog iets te beleven valt. Nochtans is de dood ontegensprekelijk verbonden met het leven. Als G-d ons uit Liefde tot leven gewekt heeft, dan is het ondenkbaar dat hij ons nadien in het niets zou laten vallen. Voor G-d zullen we altijd leven, eeuwig. Er ís dus leven na de dood, weliswaar geen voortzetting van het aardse leven. In de eeuwigheid bestaat er geen ‘nu’ en ‘later’. Leven in eeuwigheid is tijdloos leven IN zijn liefde. Het is leven van een andere categorie.
De dood hoort inderdaad ontegensprekelijk bij het leven, maar nog veel meer hoort het leven bij de dood. Laten wij voor het leven na de dood geen kopie maken van het leven hier, maar laat het leven hier op aarde een kopie zijn van het leven dat ons te wachten staat, een leven waar alles spreekt van de Liefde, van Ik-zal-er-zijn.
Lc.18,35-43 (14/11/2022)
Jezus naderde Jericho. Een blinde zat langs de weg te bedelen. Toen die de doortrekkende menigte hoorde, vroeg hij wat er aan de hand was. Ze zeiden hem dat Jezus van Nazareth voorbijkwam. Hij schreeuwde: “Jezus, zoon van David, ontferm je over mij!”
Degenen die voorop liepen legden hem het zwijgen op, maar hij schreeuwde nog luider: “Zoon van David, ontferm je over mij!”
Jezus bleef staan en beval dat hij bij hem gebracht zou worden. Toen hij naderbij gekomen was, stelde hij hem de vraag: “Wat wil je dat ik je doe?”
“Heer, dat ik weer kan zien!”
“Zie weer, zei Jezus, je vertrouwen heeft je behoed.”
En onmiddellijk kon hij weer zien en volgde Jezus, God lovend.
Iedereen die dit gezien had, loofde God.
Wat schreeuwt die blinde toch, tegen het gedruis van de menigte in? Wat schreeuwt die blinde toch, tegen de betweterij van de mee-lopers (ze noemen zichzelf voorop-lopers) in? Wat schreeuwt die blinde toch, tegen al honderden jaren van niet-horen van mensen aan de kant in?
Hij schreeuwt dat Jezus het hoort – hij schreeuwt dat Gód het hoort, want die ‘zoon van David’ is toch een Godsgezant?! En die blinde had gelijk! Inderdaad: G-d/Jezus hóórt – want hij luistert! (Ps.77,2)
G-d/Jezus hoort én blijft staan, tegen het gedruis van de menigte in, tegen de betweterij van de meelopers in, tegen de honderden jaren van niet-stilstaan bij mensen aan de kant in. Want vertrouwen krijgt antwoord bij G-d.
Als ik vandaag mijn wegen ga, aan welke kant zal ik staan? Aan de kant van de weg? Aan de kant van de meelopers? Aan de kant van de stilstaande luisteraar? Twee kansen op drie dat ik in de buurt van G-d/Jezus kom!