Lc.24,46-53(26/05/2022)
En hij zei tegen hen: “Zo staat het geschreven en zo ‘moet’ het: Dat de Gezalfde [Christos] zou lijden en opstaan uit de doden op de derde dag, en dat er in zijn Naam ommekeer verkondigd zou worden tot vrijmaking van zonden [verwijdering] voor alle volken, te beginnen met Jeruzalem. En jullie zijn hiervan de getuigen [martyres]. Kijk! Ik zend over jullie de belofte van mijn Vader. Blijf in de stad totdat je bekleed wordt met vol-macht uit den hoge.
Nu leidde hij hen naar buiten, naar Betanië. Hij hief zijn handen op en zegende hen. En het gebeurde in het zegenen dat hij niet meer [lijfelijk] bij hen was. Hij werd omhoog gedragen tot in de hemelen.
Zij bogen zich voor hem neer en keerden met grote vreugde naar Jeruzalem terug. Ze waren voortdurend in de tempel, God zegenend.
Amen!
Jezus ziet zijn leven helemaal in de lijn van ‘wat geschreven staat’. Hij volgt een spoor dat een volk voor hem heeft verkend en hij dank zij dat volk heeft leren kennen, maar hij trekt het wel uitermate consequent door. Het heeft hem gebracht tot aan de verwerping door datzelfde volk. Ook dat heeft hij consequent doorleefd. Hij is er niet van weggelopen. De leerlingen, zelf duidelijk minder consequent en aarzelend, neemt hij mee in zijn ‘verhaal’, ook dat over zijn fysieke dood heen.
Is het je opgevallen hoe dat gebeurt ‘ín het zegenen’?! Fysiek zal hij niet meer bij hen zijn, maar zijn zegen zal hen vergezellen, ja, zijn ‘geest’ zal hen vergezellen.
Zegenen is: je goede geest meegeven aan de ander, opdat die nooit alleen zijn weg zou moeten gaan.
En het werkt! Die bange leerlingen leren ook zegenen, hier nog ‘God zegenend’, maar heel snel daarna lezen we hoe ze ménsen zegenen in Jezus’ naam. Zó gaat het Jezus-verhaal vérder! Zal ík, vaak ook wel bange wezel, in dat spoor meegaan? Zal ik mij láten zegen, en op mijn beurt mensen zegenen?
Lc.4,31-37 (30/08/2022)
Hij daalde af naar Kafarnaüm [dat aan het meer lag], een stad in Galilea en onderrichtte er op de sabbatdagen. Ze stonden versteld over zijn onderricht, want zijn woord had gezag.
In de plaats van samenkomst [synagoge] was een mens, bezeten met een geest van een nog niet gereinigde demon, die met luide stem schreeuwde: “Jij daar! Wat is er tussen ons en jou, Jezus van Nazareth? Ben je gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wel wie je bent: de heilige van God!”
Jezus sprak hem streng toe: “Zwijg, en ga uit hem weg!” De demon smeet hem nog in het midden, maar ging uit hem weg, zonder hem te schaden.
Verbijstering overviel allen en ze zeiden onder elkaar: “Wat voor woord is dit dat met gezag en volmacht de nog niet gereinigde geesten beveelt en dat ze wegtrekken?”
De weerklank [echo] over hem deinde uit naar alle plaatsen van de omgeving.
Het is Sabbat. Iemand gaat naar voren en neemt de Schrift om eruit te onderrichten. Hij doet het anders dan we gewoon zijn. Hij leert niet; hij vertelt over het leven, hoe het geleefd kan worden, niet hoe het geleefd móet worden. Er wordt ademloos geluisterd. Het is écht, levend, hij raakt aan ons diepste verlangen, een echo van hoe het leven bedoeld is.
Zó onderrichtte Jezus. Wat hij zei, dééd hij tegelijkertijd. Zó leefde hij! Hij sprak het kwade, de tegenkrachten aan en legde ze het zwijgen op. De mens laat hij intact, meer zelfs: hij geneest hem! Dat kan alleen ‘met gezag.’ Ge-zag. Gezien hebben. Hij ziet wat leven geeft én wat vernietigt. Hij ziet kwade geesten (tegenkrachten) in de man, die schreeuwen: “jij bent gekomen om ons in het verderf te storten” en ze hadden gelijk. Dat was wat Jezus vervolgens deed: hen verjagen, zichtbaar maken hoe verderfelijk die geesten (krachten) waren. Jezus liet de menigte (en ook mij), vol verbazing en vragen achter. Kwade geesten verdrijven, hoe dan? Hij geeft een aanwijzing: kwade geesten moeten aangesproken worden. Dan kunnen ze verdreven worden. Het vraagt veel geloof en vertrouwen om dit te laten gebeuren, maar het brengt wél leven!
Lc.6,20-26 (7/09/2022)
Hij keek op naar zijn leerlingen en zei:
“Gezegend wie leeft in [de geest van] armoede [Gr.: ptoochoi = Hebr.: anawim, de levenshouding om in armoede en nederigheid het leven in Gods hand te leggen],
ja, van jullie is het koningschap van God.
Gezegend wie nu hongeren,
ja, jullie zullen verzadigd worden.
Gezegend wie nu weeklagen,
ja, jullie zullen lachen.
Gezegend zijn jullie als de mensen je haten,
je buitensluiten, je smaden
en je naam verwerpen als iets slechts,
omwille van de mensenzoon.
Op die dag: spring op van vreugde!
Want kijk: groot is jullie loon in de hemel,
want hetzelfde deden hun voorvaderen met de profeten.
Maar wee jullie rijken,
ja, je vertroosting heb je al.
Wee jullie die voldaan zijn,
ja, jullie zullen hongeren.
Wee jullie die nu lachen,
ja, jullie zullen treuren en weeklagen.
Wee jullie als de mensen jullie mooipraten,
want hetzelfde deden hun voorvaderen met de valse profeten.
Werden de zaligsprekingen in de tweede of de derde persoon uitgesproken? Misschien lijkt dat een pietluttige vraag, en toch ... het komt heel anders binnen: “gelukkig zijn de armen, … zij zullen …” (zoals Matteüs zegt) of “gezegend… jullie zullen …” (zoals Lucas zegt). Of nog krachtiger zoals Chouraqui vertaalt: “En marche, les humiliés. Oui, il est à vous le royaume d’Elohim”. Matteüs noemt een aantal situaties op en wijst op het belang ervan voor de samenleving. Lucas en Chouraqui spreken hun toehoorders rechtstreeks aan. Het gaat over ons. Wij worden uitgedaagd om ons te laten bevragen, kritisch naar de wereld te kijken en aan de slag te gaan, in het vertrouwen dat er een gezegend land zal komen ...
Een land waar gerechtigheid het brood is dat allen voedt … zalig!
Een land waar mensen vrede stichten,
waar liefde alle angst verdreven heeft,
waar zachtmoedigheid de harde korst doorbreekt van onverschilligheid … zalig!
Een land waar verdrukking omwille van geloof omgebogen wordt
tot gelovig leven, Léven-IN-vertrouwen… zalig!
Gezegend is zo’n land!
Lc.7,1-10 (12/09/2022)
Nadat hij al deze woorden voleindigd had ten aanhoren van het volk, ging hij Kafarnaüm binnen. Een zekere dienaar van de centurio daar [legeroverste over 100 man] was erg ziek en op het punt te sterven. Hij was hem zeer dierbaar. Nu had hij gehoord over Jezus en zond de oudsten [presbyteros] van de Joden naar hem om hem te vragen zijn dienaar te komen bevrijden.
Zij kwamen bij Jezus en verzochten hem met aandrang: “Hij is het waard dat je dit voor hem zou doen! Hij heeft ons volk daad-werkelijk lief en hij heeft zelf de plaats van samenkomst [synagoge] voor ons gebouwd.”
Jezus ging met hen mee. Toen hij niet ver meer van het huis af was, stuurde de centurio vrienden naar hem om te zeggen: “Heer, doe geen moeite, want ik ben te klein dat jij in mijn huis zou binnenkomen. Daarom heb ik me ook niet waardig geacht zelf naar jou toe te komen. Maar spreek een woord en mijn jongen [pais, kan een knecht of een zoon zijn] zal [moet wel] genezen. Want ook ik ben een mens aan wie volmacht werd gegeven. Ik heb soldaten onder mij en als ik tot de ene zeg ‘ga’, dan gaat hij, en tot een ander ‘kom’, dan komt hij, of tegen mijn dienaar ‘doe dit’, dan doet hij dat.”
Toen Jezus dit hoorde, verwonderde hij zich over hem. Hij keerde zich naar de menigte die volgde: “Ik zeg jullie: Zelfs in Israël heb ik niet zo’n groot vertrouwen gevonden!”
Toen zij die uitgestuurd waren naar het huis terugkeerden, vonden ze de zieke dienaar gezond.
En weer trekt Jezus verder, alles was gezegd. Tot hij staande gehouden wordt door de dienaar van een legeroverste, een man met aanzien. Vol liefde en respect gaat hij om met zijn mensen. Liefde is zijn drijfveer. Zolang de knecht bevelen ontvangt en ze uitvoert, is hij een knecht. Zodra hij echter ziek wordt, verandert de relatie, wordt hij een kind: een liefdesrelatie die buiten elke machtsorde komt te staan. Bewust van zijn eigen kwetsbaarheid laat de centurio zich raken door de pijn en het verdriet van de ander. Die menselijke houding getuigt van een grote innerlijke vrijheid. Hij leeft op de juiste plaats, erkent wie hij is (maar is) en dat is de leven-gevende kracht van leven-IN-vertrouwen, leven in de juiste verhouding tot je medemens. Van daaruit komt hij in beweging.
Nederig en vol vertrouwen laat hij Jezus aanspreken. Zoveel vertrouwen, zo’n diep geloof ontroert zelfs Jezus.
Lc.8,16-18 (19/09/2022)
Niemand die een lamp aansteekt, bedekt haar of zet haar onder een bed, maar hij plaatst haar op een staander, zodat al wie binnenkomt het licht ziet.
Want niets is verborgen dat niet zichtbaar zal worden; niets is geheim dat niet bekend en openbaar zal worden.
Kijk dus uit hoe jullie luisteren! Want wie [de houding van de leerling] heeft, hem zal [de kennis van Gods koninkrijk] gegeven worden. En wie niet [de houding van de leerling] heeft, hem zal zelfs nog ontnomen worden wat hij dacht [aan kennis over Gods koninkrijk] te hebben.
Omdat op zondag een ander lezingenschema gebruikt wordt dan in de week, was gisteren even een onderbreking, maar eigenlijk loopt onze tekst van zaterdag naadloos door vandaag. Ook de inhoud en de oproep van Jezus: Het is niet om het even hoe een volgeling van Jezus luistert!
In alle Evangelies is duidelijk hoe Jezus’ optreden helemaal in lijn gezien wordt met dat van ‘de lijdende dienaar’, zoals die bij de profeet Jesaja beschreven is. Eén van de kenmerken die daar beschreven wordt, is hoe hij leert luisteren (eerst) en (dan pas) spreken als een leerling. (Jes.50,4)
Dat klinkt logisch en simpel … tot je het probeert, en vaststelt dat wij o zo graag ‘voor onze beurt spreken’. We spreken vanuit wat wij zelf denken te weten en te kunnen, terwijl ‘de leerling’ éérst luistert, en dan pas spreekt wat hij/zij hoorde zeggen.
Dit is dus ook het luisteren dat Jezus van ons hoopt – omdat hij het zelf zo heeft gedaan. Hij spreekt enkel wat hij van G-d heeft gehoord. Daarvoor moeten wij dus éérst luisteren … en leven in het licht.
Lc.9,46-50 (26/09/2022)
Bij hen ontstond de woordenwisseling over wie van hen de grootste zou zijn.
Jezus zag de woordenwisseling van hun hart. Hij nam een kindje bij de hand en zette het naast zich. Hij zei tegen hen: “Wie omwille van mij open staat voor zelfs maar dit kindje, staat open voor mij. En wie open staat voor mij, staat open voor wie mij gezonden heeft. Want de kleinste onder jullie allen, die zal groot zijn.”
Johannes reageerde: “Meester, wij zagen iemand die demonen uitdreef in jouw naam. Wij hebben het hem verhinderd omdat hij geen volgeling is, zoals wij.” Jezus antwoordde hem echter: “Verhinder het hem niet! Want wie niet tegen ons is, is voor ons.”
Als één van de leerlingen bij Jezus meldt dat er ook iemand anders in Jezus’ naam mensen geneest, dan reageert Jezus: “Verhinder het hem niet! Want wie niet tegen ons is, is voor ons.” Toegegeven, het omgekeerde staat met evenveel woorden ook in de Bijbel: “Wie niet met mij is, is tegen mij” (Mt. 12: 30), maar hier klinkt het dus precies andersom.
Het lijkt misschien op hetzelfde neer te komen – je hebt nu eenmaal voorstanders en ook tegenstanders – maar het is toch een wereld van verschil.
“Wie niet met mij is, is tegen mij” klinkt beperkend, inperkend. Je isoleert je rondom je eigen gelijk en het kan je eigenlijk niet zoveel schelen of je de ander daarin meekrijgt. Die heeft zich maar aan te passen aan jou in plaats van omgekeerd.
“Wie niet tegen ons is” – dat is een benadering die ruimte schept en de blik vergroot. Je zoekt je medestanders en tochtgenoten, ook bij mensen die er misschien wat anders over denken. Je neemt een houding aan waarin je gespitst bent op dat wat verbindt, daar waar je elkaar kunt vinden, en niet allereerst op wat scheidt of het verschil maakt.