Verbonden Leven

Lc.12,13-21 (23/10/2023)

13     Iemand uit de menigte rondom, zei nu:
       “Meester, zeg tegen mijn broer
       dat hij de erfenis moet delen met mij.”
14    Jezus antwoordde hem:
       “Mens, wie heeft mij aangesteld over jullie
       als rechter of verdeler?”
15    Hij ging verder tegen allen:
       “Zie toe en wacht je ervoor
       steeds meer te willen hebben!
       Want zelfs als iemand overvloed heeft,
       behoort zijn leven niet tot zijn bezit.”
16    En hij vertelde een gelijkenis:
       “Het land van een zekere rijke had veel opgebracht.
17    Hij overlegde bij zichzelf:
       “Wat zal ik doen, want ik heb niets
       om de oogst in op te slaan?”
18    En hij zei: “Dit zal ik doen:
       Mijn bestaande schuren zal ik afbreken
       en grotere bouwen,
       mijn oogst en al mijn goederen
       kan ik daarin dan opslaan.
19    En tot mezelf zal ik zeggen:
       Ik, ik heb vele goederen liggen, voor jaren ver.
       Rust uit, eet, drink, maak plezier.”
20    Maar God zei tegen hem:
       “Verdwaasde! Nog deze nacht
       wordt je leven opgeëist.
       En alles wat je hebt voorbereid,
       voor wie is dat dan?”
21    Zo gaat het met wie schatten opslaat
       voor zichzelf,
       maar niet rijk is in God.

Familieruzies omwille van erfenissen, helaas een veelvoorkomend fenomeen! Als het uit de hand loopt, stappen we ermee naar de vrederechter, maar dat is nu juist wat Jezus niet wil: rechter zijn. Hij is niet gekomen om onze kleinmenselijke geschillen op te lossen. Het enige wat hij kan en wil doen is een levenswijze voorhouden, een basisprincipe om uit te leven, nl: je leven is je gegeven, niet met de bedoeling om schatten voor jezelf te verzamelen, maar om rijk te worden in G-d!
De rijkdom waar hij voor ijvert, heeft niets van doen met hebzucht (= steeds meer willen bezitten). Hoe veel je ook bezit, je leven bezit je nooit! – Een lastige gedachte om te doorleven in een maatschappij waar wetenschap en maakbaarheid – óók over bezit – hoogtij vieren.
Rijk zijn in G-d lijkt dus niets te maken te hebben met hoeveel of wat je bezit, maar rijk word je door het gekregen leven te breken en te delen. Dan zal je Léven in overvloed.

Lc. 6,1-5 (4/9/2021)

Het gebeurde eens dat Jezus op een sabbat door de velden liep. Zijn leerlingen plukten aren en aten die op door ze met hun handen stuk te wrijven. Enkele van de farizeeën nu zeiden tegen hen: “Waarom doen jullie iets wat niet toegestaan is op sabbat?”
Jezus antwoordde hen: “Hebben jullie dan niet gelezen wat David deed, toen hij en zijn metgezellen honger leden? Hoe hij het huis van God is binnengegaan en de toonbroden nam en opat en die ook aan zijn metgezellen gaf, [1Sam.21,1-6] terwijl die niet mogen gegeten worden, behalve enkel door de priesters?” [Lev.24,5-9] En hij zei hun: “De mensenzoon is de heer van de sabbat.”

Het gaat er allemaal heel gewoon en ongedwongen aan toe. Samen wandelen ze door de velden en spreken met elkaar. Tot dit ‘vrolijk tafereeltje’ uitmondt in een discussie: Is hier sprake van losbandig gedrag? Wordt hier de wet overtreden of gaat het hier over ‘vrijheid’ (≠ vrijblijvendheid)?
Het kan lijken alsof Jezus de wet overboord gooit. Hij zegt zelfs dat hij “heer is van de sabbat”, en zo lijkt hij zich dus ‘boven de wet’ te stellen. Maar elders zegt Jezus zeer nadrukkelijk: “Ik ben niet gekomen om de wet op te heffen, maar om haar te vervullen.” Het gaat dus niet over de wet op zich, maar wel over hoe ik er vrij mee omga?
‘Vrij staan’ tegenover de wet is blijkbaar iets anders dan ‘erboven staan’. Bij ‘erboven staan’ is mijn eigen goesting het doel; bij ‘vrij staan’ neem ik de wet niet als dóel, maar als middel, dat zich moet richten op een hoger doel: het welzijn (≠ welvaart) van de mens.
Wie de wet naleeft zonder zich de vraag te stellen of die wel het hoger doel dient, is eigenlijk ‘slaaf’ van de wet. Wie vrij is, hanteert de wet tot welzijn van de mens.

Lc.10,38-42 (5/10/2021)

Terwijl ze verder trokken [naar Jeruzalem], gebeurde het eens dat hij in een dorp kwam waar een zekere vrouw die Marta heette hem in haar huis ontving. Ze had ook een zus die Maria heette. Deze ging bij Jezus neerzitten en luisterde naar zijn woorden. Marta werd rondgetrokken door het vele bedienen. Ze kwam er even bij staan en zei: “Heer, doet het jou niets dat mijn zus mij alleen laat met het bedienen? Zeg dan toch tegen haar dat ze met mij meehelpt.”
Jezus antwoordde haar: “Marta, Marta, wat ben je bezorgd en laat je je verontrusten door zoveel dingen. Nodig is één te zijn. Maria heeft voor dit goed gekozen en het zal haar niet ontnomen worden.”

Dit verhaal gaat niet over twee vrouwen van vlees en bloed en het tafereel speelt zich ook niet af ergens in een huisje in een dorp waar Jezus met zijn leerlingen langskomt. Het verhaal gaat er over hoe Jezus’ boodschap, al dan niet, een plaats kan krijgen in twee verschillende levenswijzen. De twee horen echter bij elkaar en zoeken in élke mens naar het juiste evenwicht.
Martha: zij houdt het huis op orde, is plichtsgetrouw en doet nauwgezet wat van haar verwacht wordt. Door haar bedrijvigheid vindt ze niet de tijd en de rust om Jezus’ boodschap te horen.
Maria: zij zet zich neer aan de voeten van Jezus, in vertrouw-volle overgave. Zij wil geen woord missen van wat hij te zeggen heeft. Zij stelt zich ontvankelijk op en neemt het misschien niet zo nauw met regels en verwachtingen. Zij neemt de tijd om te luisteren naar Jezus ook al moet ze daarvoor even al de rest gewoon links laten liggen.
Bij hen is Jezus te gast en zegt: “Martha, Martha, wat maak je je bezorgd!” Laat toch alle verwachtingen los en leef, open en ontvankelijk, gericht op G-ds woord. Dan zal je het geheim van Maria op het spoor komen en dat zal je niet ontnomen worden.

 

Lc.11,37-41 (12/10/2021)

Nadat Jezus zo sprak, vroeg een farizeeër of hij bij hem wou komen eten. Hij kwam het huis binnen en ging meteen aanliggen. De Farizeeër merkte dit op en verwonderde zich dat hij vóór de maaltijd niet eerst zich [de handen] waste [zoals een door de farizeeën opgelegde regel het stelde].
Maar de heer zei tot hem: “En jullie dan?! Jullie Farizeeën reinigen wel de buitenkant van beker en bord, maar jullie binnenkant is vol hebzucht en slechtheid! Stukken onverstand! Heeft hij die de buitenkant maakte ook niet de binnenkant gemaakt? Geef dus liever de binnenkant in barmhartigheid, dan zul je zien dat alles rein is.”

Jezus vaart nogal uit over iets wat toch maar een detail lijkt. Het was nu eenmaal de gewoonte om de handen te wassen eer aan tafel te gaan. Eigenlijk een hygiënische maatregel, waar dan een religieus tintje werd aan gegeven (gebeurt nu ook nog, alleen heet dat religieus tintje nu wetenschap).
Kan Jezus daar wat tegen hebben?
In het Evangelie wordt voldoende duidelijk dat Jezus helemaal niet tégen zijn eigen geloof optreedt. Integendeel: hij wil het in z’n oorspronkelijkheid – radicaliteit – beleefd zien. Daarom roept hij de mensen op tot ‘bekering’, ommekeer, terug naar de oorsprong dus. En daar hoort óók bij dat de innerlijke beleving in eenklank is met de uiterlijke vormgeving daarvan.
Een geloof dat zich niet laat zien in uiterlijk gedrag, is alleen maar vroom gepraat. Gods-dienst móet zich vertalen in vormen en structuren. Maar wie denkt er te zijn door alleen maar het uiterlijk gedrag na te doen, die mist de kern van de zaak.
Als het niet klopt aan de bínnenkant, dan windt Jezus zich op. (Als het wel klopt aan de binnenkant, volgt de buitenkant vanzelf.) Zou hij zich over mijn leven op te winden hebben?

Lc.12,39-48 (20/10/2021)

“Maar weet goed: Als de heer des huizes geweten had op welk uur de dief kwam, dan had hij wel gewaakt en niet toegelaten dat er ingebroken werd in zijn huis. Wees ook jullie dus bereid [klaargemaakt én bereidwillig], want je weet niet op welk uur de mensenzoon komt.”
Petrus vroeg hem nu: “Heer, bedoel je deze gelijkenis voor ons alleen, of ook voor allen?”
De Heer antwoordde: “Wie zou die trouwe en verstandige huismeester zijn die de heer zal aanstellen over zijn personeel en die op de gepaste tijd hen het eten geeft dat hen toekomt? Gezegend de dienaar die zó bezig is wanneer de heer thuiskomt. Waarlijk, ik zeg jullie dat hij hem zal aanstellen over alles wat hij bezit. Maar als die dienaar in zijn hart zegt: mijn heer neemt er de tijd van, en hij begint de knechten en meiden te slaan en eet en drinkt tot hij dronken wordt, dan zal de heer van die dienaar komen op een dag dat hij het niet verwacht en op een tijdstip dat hij niet kent; hij zal worden verwijderd van zijn heer en ondergaan het lot van de ontrouwen.
De dienaar die de wil van zijn heer heeft leren kennen, maar zich daar niet heeft op voorbereid en gedaan, zal met vele slagen geslagen worden. Als hij die echter niet heeft leren kennen en heeft gedaan wat straf verdient, zal hij met weinig slagen geslagen worden.
Van ieder aan wie veel is gegeven, zal veel worden gevraagd; en aan wie veel is toevertrouwd, van hem zal veel worden geëist.”

Waakzaamheid. Het is een thema dat we in de Advent horen, maar dat uiteraard niet voorbehouden is voor die tijd. Zoals we gisteren al hoorden, is wachten – in tegenstelling tot wat we spontaan denken – geen passieve zaak. Het is een tijd om ons voor-te-bereiden.
‘Bereiden’ is een interessant woord! We gebruiken het in twee toch wel enigszins verschillende betekenissen:
· We bereiden een maaltijd: d.w.z. dat we allerlei handelingen stellen om tot een goede maaltijd te komen. Het werk komt vooraf, het genieten achteraf. De ‘werker’ en de ‘genieter’ zijn niet noodzakelijk dezelfde. Zo dus ook met de bereiding van onszelf voor de komst van Gods koningschap!
· We zijn bereid: d.w.z. bereidwillig, we geven toestemming, schakelen ons in in een plan. Ook hier impliceert dat iets wat buiten mezelf valt. De handeling van de bereidheid moet nu al blijken, voor iets wat pas later zal komen.
In de waakzaamheid komen beide betekenissen van ‘bereiden’ samen!
Er wordt ons heel veel toevertrouwd. (Ons werk, onze goederen, de mensen om ons heen, en ja zelfs ook ‘het rijk van G-d’.) Zullen wij ons dan ‘bereiden’, klaar maken én bereidwilliger worden, om dát mogelijk te maken (en niet ons eigen goesting of willetje)?

Lc.6,12-16 (28/10/2021)

Het gebeurde nu in die dagen dat hij wegtrok naar de berg om te bidden. Hij was de hele nacht door in gebed van God.
Toen het dag werd, riep hij zijn leerlingen bij zich en koos er twaalf uit die hij afgezanten [apostolos] noemde:
Simon, die hij ook rots [petros] noemde,
en zijn broer Andreas,
Jakobus en Johannes,
Filippus en Bartolomeüs,
Matteüs en Tomas,
Jakobus [de zoon] van Alfeüs
en Simon die de ijveraar [zeloot] genoemd werd,
Judas van Jakobus
en Judas, de man van Keriot, die een verrader werd.

Jezus staat voor een belangrijke beslissing: Hoe zal hij verder gaan? Alleen? Zal hij mensen zoeken om mee te werken aan het Visioen dat hem is toegezegd? Wie? …
Met deze vragen richt hij zich tot G-d. Hij trekt zich terug op een berg en bidt om te kunnen onderscheiden wat hem te doen staat. Hij loopt niet rap even een kerk binnen en buiten, maar de hele nacht is hij in gebed. Heel de nacht legt hij zijn oor te luisteren bij G-d, wetende dat zijn verbondenheid met G-d, hem de goeie richting zal wijzen. Zo gaat het immers altijd. Zijn keuzes en beslissingen vloeien voort uit de intense verbondenheid met die Ene.
Als de dag aanbreekt kiest Jezus, zonder enige aarzeling, twaalf apostelen uit. Hij wil/kan niet zonder hen. Voor hem is de samenwerking – G-d en mens, mens en G-d – noodzakelijk. Met mensen en vertrouwend op G-d bouwt hij verder aan G-ds rijk! En het gaat verder ...