Lc.1,5-25 (19/12/2020)
Het gebeurde in de dagen van koning Herodes van Judea. Er was een zekere priester, genaamd Zacharias [de Heer gedenkt],
uit de priesterafdeling van Abia. Zijn vrouw was een afstammeling van Aäron, haar naam was Elisabet [de Heer is mijn eed].
Beide waren integer in Gods ogen. [integer = ‘rechtvaardig’, niet enkel als sociaal of juridisch begrip,
maar als een allesomvattende levenswijze, nl. een volledige gerichtheid op God] Hun levenswandel liep onberispelijk
langs alle geboden en richtingwijzers van de Heer. Ze hadden geen kinderen, want Elisabet was onvruchtbaar en beiden waren al op leeftijd.
Nu gebeurde het dat zijn afdeling aan de beurt was om de tempeldienst te vervullen en Zacharias werd aangewezen
– naar hun gewoonte van uitverkiezing – om het wierookoffer te brengen en binnen te gaan in het heiligdom van de Heer.
Op het uur van het wierookoffer was de menigte van het volk buiten [op het tempelplein] aan het bidden.
Er verscheen hem een boodschapper [engel] van de Heer, staande aan de rechterkant van het wierookaltaar.
Toen hij dit zag, raakte Zacharias erg ontzet en angst overviel hem.
De boodschapper zei nu tegen hem: “Wees niet bang, Zacharias, want je persoonlijk smeekgebed is verhoord:
je vrouw Elisabet zal je een zoon baren en je zult hem noemen: Johannes [God is genadig].
Vreugde en uitbundige blijdschap zal hij voor je zijn en velen zullen zich over zijn geboorte verheugen.
Want hij zal groot zijn in Gods ogen. Wijn of sterke drank zal hij niet drinken [Num.6,3] en hij zal met heilige geest vervuld worden
van de moederschoot af. Hij zal vele Israëlieten toekeren naar de Heer hun God. En hij zal voor hem uit gaan in de geest en de dynamiek van Elia,
om harten van vaders te keren tot harten van kinderen, om dwalenden te keren tot integeren, om voor de Heer te bereiden een toegerust volk.”
Zacharias vroeg aan de boodschapper: “Waaraan zal ik dit weten, want ik ben oud en ook mijn vrouw is al op leeftijd?”
De boodschapper antwoordde hem: “Ik ben Gabriël [man Gods], die staat voor het aangezicht van God, en ik ben uitgezonden om je te spreken
en je dit bevrijdende nieuws te brengen. Kijk! Je zult zwijgen, niet bij machte te spreken, tot op de dag dat dit alles zal gebeuren,
omdat je niet op mijn woorden vertrouwde, die nochtans op hun tijd vervuld zullen worden.”
Het volk nu was aan het wachten op Zacharias en ze verwonderden zich dat hij zo lang in het heiligdom bleef.
Toen hij naar buiten kwam, kon hij niet spreken tegen hen. Ze begrepen dat hij in het heiligdom een visioen had gezien.
Hij deed gebaren tegen hen, maar bleef stom.
Toen de dagen van zijn tempeldienst vervuld waren,
ging hij terug naar huis. Na deze dagen werd zijn vrouw Elisabet zwanger. Ze hield zich vijf maanden verborgen en toen zei ze:
”Zo heeft de Heer aan mij gedaan! Hij heeft omgezien naar mij en mijn smaad onder de mensen weggenomen!”
Zacharias en Elisabeth, twee mensen die hun leven vol-ledig gericht hebben op G-d. Een G-d die in hen het integere ziet.
Zo kabbelt hun leven verder en ondertussen doen zij wat hen wordt opgedragen. Als priester wordt hij aangewezen.
Hij verbindt zich aan wat hem wordt opgedragen en richt zich ge-hoor-zaam naar G-d toe.
En toch … ook hier steekt twijfel, ongeloof de kop op wanneer een boodschapper hem aanspreekt. Hoe kan het G-d?
Wij mensen hebben blijkbaar tijd nodig om te laten doordringen hoe G-d met ons op weg wil gaan. We kunnen dit niet in één-twee-drie vatten,
daar is tijd voor nodig. Tijd en stilte, geen geratel, geen veelpraterij, maar zwijgen, doof worden voor al het menselijke geraas.
In alle stilte en verborgenheid kan je alleen nog van binnen luisteren, voelen en ervaren hoe G-d in en door jou werkt.
Hoe hij in en door de mensen om je heen, Léven en Liefde waar maakt!
Wij kríjgen de tijd om dit te laten doordringen. Maak het stil, luister en zie. Je zal zien waar G-d gebeurt en dat dáár,
met díe mensen zoveel meer mogelijk wordt dan je ooit voor mogelijk gehouden had.
Lc.1,26-38 (8/12/2020)
In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper],
werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd, n
aar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was met een man die Jozef heette, uit het huis van [die afstamde van koning] David.
De naam van die jonge vrouw was Maria.
De engel kwam bij haar binnen en zei: “Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou! Gezegend ben jij onder de vrouwen.”
Zij echter was erg in de war van deze woorden en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen.
De boodschapper zei tegen haar: “Wees niet bang, Maria, jij hebt genade gevonden bij God. Kijk!
Je zult zwanger worden en een zoon baren en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven.
Hij zal groot zijn en zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God de Heer zal aan hem geven de troon van zijn vader David.
Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël] tot in eeuwigheid en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
Nu zei Maria tegen de boodschapper: “Hoe zal dat gebeuren, aangezien ik geen omgang met een man heb?”
De boodschapper antwoordde haar: “Heilige geest zal over jou komen, de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen.
Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt heilig genoemd worden, zoon van God. Kijk! Elisabet, je bloedverwante,
ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen. Ze is in haar zesde maand, hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd.
Want bij God is geen woord krachteloos.”
Nu zei Maria: “Ziehier de dienares van de Heer. Moge met mij gebeuren naar jouw woord.”
En de boodschapper ging van haar weg.
Met enkele zinnen schrijft Lucas over de overrompelende ervaring van de nieuwe start die G-d – in Jezus – met de mensen begonnen is.
Een engel klopt aan bij Maria met een indringende boodschap. Zij antwoordt bevestigend. Haar antwoord is echter geen passief ja,
dat zou haar reduceren tot een instrument. Het is een ‘ja’ als resultaat van een bewuste levenshouding. Een levenshouding – en dus ook haar antwoord –
die haar tot in het diepst van haar wezen verbindt aan wat (aan wie) haar overkwam.
Daarbij beschrijft Lucas zijn beeld van een diep gelovige vrouw: Maria. Het is een wijze, volwassen vrouw die zichzelf blijft, in vrijheid handelt,
kritische vragen stelt maar zich dan vrijwillig en bewust, helemaal overgeeft aan hem die haar roept : ‘moge met mij gebeuren naar jouw woord’.
Een vrouw die het aandurft om er volledig voor te gaan.
Lucas zegt niet alleen iets over Maria maar evenzeer iets over G-d. Hij laat zich kennen als een G-d die een voorkeur heeft
voor het gewone, het kleine, het onaanzienlijke. Een G-d die bevrijding en gerechtigheid wil. Meer nog: Hij wíl dat niet alleen,
hij doet het ook via Maria en via allen – mannen en vrouwen – die, zoals zij, geloven in de kracht van Zijn heilige Geest. Mag/kan het ook via jou en mij?
Lc. 1, 39-56 (15/08/2020)
In die dagen reisde Maria met spoed naar het bergland, naar een stad in Judea.
Zij ging het huis van Zacharias binnen en groette Elisabet.
Zodra Elisabet de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot; Elisabet werd vervuld met de heilige Geest
en riep met luider stemme uit: 'Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot.
Waaraan heb ik het te danken, dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?
Zie, zodra de klank van jouw groet mijn oor bereikte, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot.
Zalig zij die geloofd heeft, dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is.'
En Maria sprak: 'Mijn hart prijst hoog de Heer,
verrukt is mijn geest om God, mijn verlosser.
Zijn keus viel op zijn eenvoudige dienstmaagd:
van nu af prijst elk geslacht mij zalig.
Wonderbaar is het wat Hij mij deed,
de Machtige, groot is zijn Naam!
Barmhartig is Hij tot in lengte van dagen
voor ieder die Hem erkent.
Hij toont de kracht van zijn arm; slaat trotsen van hart uiteen.
Heersers ontneemt Hij hun troon, maar verheft de geringen.
Behoeftigen schenkt Hij overvloed,
maar rijken zendt Hij heen met lege handen.
Hij trekt zich zijn dienaar Israel aan,
zijn milde erbarming indachtig.
Zoals Hij de vaderen heeft beloofd
voor Abraham en zijn geslacht voor altijd.
Nadat Maria ongeveer drie maanden bij haar gebleven was, keerde zij naar huis terug.
“Waar men gaat langs Vlaamse wegen, … , komt men u, Maria tegen.” Zo klinkt het en het klopt.
Je ziet haar overal in het Vlaamse landschap verschijnen. Maar durven we ons door haar te laten raken? Kan zij ons in beweging brengen?
Maria een jonge vrouw - voor haar leeftijd wijs en volwassen - die in alle vrijheid handelt, kritische vragen durft te stellen
en zich dan vrijwillig en bewust helemaal overgeeft aan G-d. Een vrouw die het aandurft om te gaan voor de zaak die G-d bepleit, o
ok al wordt er over haar geroddeld en staat ze ten schande door haar zwangerschap. Zij gaat ervoor.
En wanneer je ergens voor gaat, kom je in beweging; zo ook Maria. Zij stapt naar haar nicht en zingt en daagt ons uit om ons, bij elke ontmoeting af te vragen:
“Hoe komt G-d hier naar mij toe, laat ik hem toe....?”
En zo ontsluit zij het geheim van haar leven:
mens durven zijn in wie G-d mag geboren worden
de lege ruimte zijn die hij mag vullen met zijn Leven
mens zijn, bron van leven, leven gevend, leven doorgevend
Maria, een vrouw die zich in beweging laat zetten door G-d en leeft vanuit een immens vertrouwen, met een rotsvast, onvoorwaardelijk geloof.
Lc.1,26-38 (20/12/2020)
In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper],
werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd,
naar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was met een man die Jozef heette, uit het huis van [die afstamde van koning] David.
De naam van die jonge vrouw was Maria.
De engel kwam bij haar binnen en zei: “Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou! Gezegend ben jij onder de vrouwen.”
Zij echter was erg in de war van deze woorden en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen.
De boodschapper zei tegen haar: “Wees niet bang, Maria, jij hebt genade gevonden bij God. Kijk!
Je zult zwanger worden en een zoon baren en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven.
Hij zal groot zijn en zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God de Heer zal aan hem geven de troon van zijn vader David.
Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël] tot in eeuwigheid en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
Nu zei Maria tegen de boodschapper: “Hoe zal dat gebeuren, aangezien ik geen omgang met een man heb?”
De boodschapper antwoordde haar: “Heilige geest zal over jou komen, de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen.
Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt heilig genoemd worden, zoon van God.
Kijk! Elisabet, je bloedverwante, ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen.
Ze is in haar zesde maand, hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd. Want bij God is geen woord krachteloos.”
Nu zei Maria: “Ziehier de dienares van de Heer. Moge met mij gebeuren naar jouw woord.”
En de boodschapper ging van haar weg.
“Gezegend ben jij…” en “jij hebt genade gevonden bij God…”.
Wat zou het met je doen als iemand je zo aansprak of stel je even voor dat jij iemand met deze woorden zou aanspreken.
Je zou van minder schrikken en voor gek verklaard worden.
Nochtans, zo gek hoeft dit toch niet te zijn? Zijn we niet allen gezegend? Vinden we niet allen genade bij G-d?
De vraag is of we dit ten volle durven laten doordringen. Want dat heeft consequenties.
Dan zullen we, net als Maria, niet anders kunnen dan in relatie gaan met G-d, ons wederzijds afstemmen op elkaar:
Hij op mij (dat is geen probleem) en ik op Hem (dat is een ander paar mouwen 😊).
Wij zullen voor de keuze komen te staan: Maak ik ruimte in mij voor dat kwetsbare, weerloze kind? Mag G-d in mij ruimte van leven krijgen?
Je kan ook de commentaar van 8 december hier terugvinden
Lc.1,39-45 (21/12/2020)
Kort daarop reisde Maria met haast naar het bergland, naar een stad in Judea.
Ze ging het huis van Zacharias binnen en begroette Elisabet.
Toen Elisabet de begroeting van Maria hoorde, sprong het kind in haar schoot op en Elisabet werd vervuld van heilige geest.
Ze riep uit:
“Gezegend ben jij onder de vrouwen
en gezegend de vrucht van jouw schoot!
Vanwaar valt mij dit toe dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt? Kijk!
Zodra de klank van je begroeting in mijn oor kwam, sprong het kind in mijn schoot op van uitbundige blijdschap.
Gezegend wie vertrouwde,
want wat haar vanwege de heer is gezegd
zal vervulling vinden.”
Samen zwanger zijn, uitkijken naar, verlangen en verwachten. Dat zindert doorheen je ganse lijf.
Zelfs de kiem van dat nieuwe leven voelt het en wordt erdoor bewogen – of is het omgekeerd?
Twee vrouwen die elkaar ontmoeten, in alle openheid op dat wat komen gaat.
Twee vrouwen die het geheim van het leven in zich dragen. Vol verwachting, hoopvol uitkijken naar nieuw leven.
Zij vertrouwen dat G-d hen tegemoet komt en dat maakt hen ontvankelijk voor het nieuwe dat van G-d komt.
Bij zo’n intense ervaring zwijg je niet langer, dan roep je, zing je het uit!
Dan is er één en al vreugde, blijdschap, zegenen en zingen omdat, dat wat ooit werd toegezegd nu waarheid wordt.
De kiem ervan is gelegd in deze vrouwen, wordt gelegd in elke mens. Die vrucht van G-ds liefde mag groeien in hen, in ons.
Dit vertrouwen, hieruit leven doet de mens al zingend zegenen.
Lc.1,46-56 (22/12/2020)
En Maria zong het uit:
“Mijn ziel maak groot de Heer,
uitbundig blij is mijn geest om God, mijn bevrijder,
want hij heeft omgezien naar de kleinheid van zijn dienares.
Kijk! Vanaf nu zullen alle generaties mij gezegend noemen.
Want hij die geestkrachtig is,
deed grote dingen aan mij.
Heilig is zijn Naam!
Zijn tederheid duurt over alle generaties
voor wie hem vreest.
Hij toont machtige daden
en slaat hoogmoedigen van hart uiteen;
machthebbers haalt hij neer van hun troon
en kleinen maakt hij groot;
hongerigen vervult hij met goede gaven
en rijken stuurt hij weg met lege handen.
Hij trekt zich Israël, zijn dienaar, aan,
her-innerend zijn tederheid
– zoals hij het gezegd had tegen onze vaders –
voor Abraham en voor alle generaties, tot in eeuwigheid.”
Maria bleef ongeveer drie maanden bij haar
en keerde dan naar huis terug.
En het verhaal vertelt verder over het lef van deze vrouwen. Hoe zij durven verwachten tegen alle menselijke redelijkheid in
– geen man bekend, te oud – dat nieuw leven mogelijk is. Waar mensen zeggen ‘verloren’, oud en onvruchtbaar,
zegt God niet ‘gewonnen’, maar ‘gevonden’ (Dietrich Bonhoeffer). G-d zegt: ‘gevonden’, goed bevonden, teruggevonden, voorgoed gevonden.
Twee vrouwen in verwachting, oud en jong die het uitzingen, het lijkt of ze een duet zingen. Een lied over omgekeerde rollen.
Een lied dat machtiger is dan eender welke provocerende taal of gebaar. Een lied dat verbindt, samenbrengt.
Een lied dat zingt van: ‘Genade die Gods kracht is. Alle hoogmoed, al onze eigenwaan die ontmaskert wordt.
Trots die uiteengeslagen wordt tot niets nog overblijft’. Het zingt over ‘de zekerheid dat je als mens alleen, uit jezelf nergens komt.
Dat bij Hem de rollen worden omgekeerd, machthebbers worden van hun troon gestoten arme en kleine, rafelrandmensen groot gemaakt.’
Zo mogen deze vrouwen, zo mogen wij, elkaar nabij zijn en blijven, vol verwachting dankbaar zingen.