Lc.12,8-12 (17/10/2020)
“Ik zeg jullie [ging Jezus verder tegen zijn leerlingen]:
Ieder die zich tegenover de mensen zal uitspreken als één met mij,
als één met hem zal de mensenzoon zich uitspreken tegenover de engelen van God.
Maar wie tegenover de mensen mij zal verloochenen,
zal verloochend worden tegenover de engelen van God.
Ieder die iets kwalijks zegt over de mensenzoon, het zal hem vergeven worden;
maar wie godslasterlijk spreekt over de heilige Geest-Adem, hem zal het niet vergeven worden.
Wanneer ze jullie voorleiden in de synagoge, voor overheden en machthebbers,
wees dan niet bezorgd hoe of wat je als verdediging moet aanvoeren of wat je moet zeggen.
Want de heilige Geest-Adem zal jullie, juist in dat uur, leren wat nodig is te zeggen.”
Intimiteit kan zich op allerlei wondermooie manieren uiten, maar de intimiteit waar Jezus hier woorden probeert aan te geven, is niet van het romantische soort!
Een peilloze diepte van één-heid tussen de mens (daar mag je ‘onbeschaamd’ je eigen naam invullen!)
en G-d, en Jezus als de liefdesband om die één-heid te bewerken.
Intimiteit is eindeloos mooi en levengevend – en even eindeloos broos en kwetsbaar. Verloochening zou pijnlijk diep snijden.
Intimiteit is een onstelpbare bron van milde vergeving. Ja, zelfs verloochening – hoe pijnlijk ook – kan er in vergeven worden – Petrus mocht het ervaren!
(Het verschil in al of niet kunnen vergeven worden, zit hem erin of het gaat over ‘de mens Jezus’, van wie niet zo duidelijk was of hij God was,
of over ‘de onweerlegbaar goddelijke Geest’. Dat is dus vanzelf godslasterlijk; kwalijke woorden over Jezus niet noodzakelijk.)
Intimiteit is een kracht die mij verre boven mijzelf doet uitstijgen: het is de a/Ander die mag gaan leven in mij, en ik uit hem/haar.
En als ik het even niet meer weet (of helemaal niet meer), dan is hij/zij er nog …
Lc.12,13-21 (19/10/2020)
Iemand uit de menigte rondom, zei nu: “Meester, zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis moet delen met mij.”
Jezus antwoordde hem: “Mens, wie heeft jullie aangesteld over jullie als rechter of verdeler?”
Hij ging verder tegen allen: “Zie toe en wacht je ervoor steeds meer te willen hebben!
Want zelfs als iemand overvloed heeft, behoort zijn leven niet tot zijn bezit.”
En hij vertelde een gelijkenis:
“Het land van een zekere rijke had veel opgebracht. Hij overlegde bij zichzelf:
“Wat zal ik doen, want ik heb niets om de oogst in op te slaan?” En hij zei:
“Dit zal ik doen: Mijn bestaande schuren zal ik afbreken en grotere bouwen, mijn oogst en al mijn goederen kan ik daarin dan opslaan.
En tot mezelf zal ik zeggen: Ik, ik heb vele goederen liggen, voor jaren ver. Rust uit, eet, drink, maak plezier.”
Maar God zei tegen hem: “Verdwaasde! Nog deze nacht wordt je leven opgeëist. En alles wat je hebt voorbereid, voor wie is dat dan?”
Zo gaat het met wie schatten opslaat voor zichzelf, maar niet rijk is in God.
We lazen het recent nog hoe Jezus wel eens heftig kon uitvaren tegen de Farizeeën. Hier lijkt het niet zo op te vallen, maar is zijn kritiek niet minder scherp.
Zelden horen we Jezus iemand aanspreken met het erg afstandelijke ‘mens’. Hij wil inderdaad dan ook zeer duidelijk ‘afstand nemen’ van de ‘hebzucht’.
(Bemerk dat het hier niet gaat over bezit op zich, maar over het ‘steeds meer’ willen bezitten – en dat dat ook niet uitsluitend gaat over materieel goed;
we ‘bezitten’ (= zitten op!) ook ideeën, wensen, illusies, werk, zelfs mensen, …)
Het ‘argument’ dat Jezus geeft is even simpel en waar als het krachtig is – áls wij het tot ons willen laten doordringen tenminste:
Je mag nog zoveel bezitten als je maar kunt samenschrapen, je leven (laat staan hét leven) bezit je nooit!
Ten slotte spreekt Jezus over het ‘rijk zijn in G-d’. Zou het dáár zijn – daar waar wij innig verbonden leven met G-d (en dus met zijn mensen) –
dat rijkdom niet hoeft bijeengeschraapt te worden, simpelweg omdat ze er ís?
Lc.12,35-38 (20/10/2020)
“Laat jullie lendenen omgord zijn [klaar voor het werk] en jullie lampen brandend [waakzaam op wat komt].
Wees als mensen die hun heer, die terugkomt van een feest, verwachten en onmiddellijk open doen wanneer hij aanklopt.
Gezegend de dienaars die de heer wakende vindt wanneer hij thuiskomt.
Zeker, zeg ik jullie: Híj zal zich omgorden, hen aan tafel uitnodigen en hen bedienen.
Ja, zelfs als hij pas komt midden in de nacht, of misschien pas aan het einde van de nacht, gezegend de dienaars die hij zó vindt.”
De dagen worden donkerder. Dat is al goed zichtbaar in de natuur.
Dat wordt ook dag na dag zichtbaarder op de gezichten van de mensen (als je ze in de ogen kijkt tenminste).
Als we dachten even een kort corona-crisis-nachtje wel te doorstaan, blijken we er stevig naast te zitten.
De nacht duurt lang – véél te lang naar onze ‘normale’ maatstaven.
En welk soort mensen zullen wij dan zijn? ‘Bezeten’ van angst, ons opsluitend in ons huis en onszelf?
Of levend-IN-vertrouwen, met een open blik op de wereld en onze medemensen? Zoals het hier staat lijkt het simpel.
Maar we weten ondertussen wel dat het níet simpel is en dat ‘het virus van de angst’ erg krachtig is en ook ons kan infecteren.
Het vraagt keuzes en engagement, dat leven-IN-vertrouwen. Het vraagt dat je je voedt, aansterkt om de nacht door te komen.
We hadden een bijzondere Vastentijd; we krijgen ook een bijzondere Adventstijd (– nu al, en die zal niet netjes aflopen op 25 dec.)
Laat we onze lendenen omgorden en onze lampen brandend houden; levend van de belofte dat hij zál komen!
Lc. 12, 39-48 (21/10/2020)
Jezus sprak: “Maar weet goed: Als de heer des huizes geweten had op welk uur de dief kwam,
dan had hij wel gewaakt en niet toegelaten dat er ingebroken werd in zijn huis.
Wees ook jullie dus bereid [klaargemaakt én bereidwillig], want je weet niet op welk uur de mensenzoon komt.”
Petrus vroeg hem nu: “Heer, bedoel je deze gelijkenis voor ons alleen, of ook voor allen?”
De Heer antwoordde:
“Wie zou die trouwe en verstandige huismeester zijn die de heer zal aanstellen over zijn personeel
en die op de gepaste tijd hen het eten geeft dat hen toekomt?
Gezegend de dienaar die zó bezig is wanneer de heer thuiskomt.
Waarlijk, ik zeg jullie dat hij hem zal aanstellen over alles wat hij bezit.
Maar als die dienaar in zijn hart zegt: mijn heer neemt er de tijd van, en hij begint de knechten en meiden te slaan
en eet en drinkt tot hij dronken wordt, dan zal de heer van die dienaar komen op een dag dat hij het niet verwacht
en op een tijdstip dat hij niet kent; hij zal worden verwijderd van zijn heer en ondergaan het lot van de ontrouwen.
De dienaar die de wil van zijn heer heeft leren kennen, maar zich daar niet heeft op voorbereid en gedaan, zal met vele slagen geslagen worden.
Als hij die echter niet heeft leren kennen en heeft gedaan wat straf verdient, zal hij met weinig slagen geslagen worden.
Van ieder aan wie veel is gegeven, zal veel worden gevraagd;
en aan wie veel is toevertrouwd, van hem zal veel worden geëist.”
Wees ook jullie bereid; bereid om de wil van de heer te kennen en te onderhouden. Of met andere woorden, bereid om in relatie te gaan,
binnen te stappen in de liefdesband met G-d en Jezus. Deze bereidheid behelst twee aspecten.
Aan de ene kant een innerlijke houding (het willen). Wil ik in die intimiteit binnen stappen? Wetende dat deze keuze – het in relatie gaan met G-d –
niet gaat over af en toe eens even maar een keuze is voor altijd, helemaal, met heel mijn wezen. Ben ik daartoe bereid?
De andere kant is de uiterlijke, de praktische kant. Je klaar maken door je af te stemmen en aan te sluiten op hem.
Zo wordt het vertrekpunt van alles wat je doet en laat in je leven die relatie met G-d. Bereid zijn wordt dan je leven afstemmen op hem
‘zodat’ hij op eender welk moment kan inbreken in je huis.
Het is dus een kwestie van alles of niets – en ja dan wordt er heel wat geëist en gevraagd – om steeds opnieuw, in elke situatie,
met heel je leven te kiezen voor die relatie en te leven vanuit die gerichtheid.
Zalig toch om bereid te zijn zodat G-d op eender welk moment zou mogen in-breken in je leven!
Lc. 12, 49-53 (22/10/2020)
“Vuur ben ik komen werpen in de wereld, en hoe verlang ik dat het al oplaait!
Ik moet in een doop worden ondergedompeld en hoe ben ik erop gespannen tot die is volbracht.
Denken jullie dat ik vrede op aarde ben komen brengen?
Nee, zeg ik jullie! Niets anders dan verdeeldheid!
Vanaf nu zullen vijf in één huis verdeeld zijn:
drie tegen twee, twee tegen drie.
Verdeeld zullen zijn
vader tegen zoon en zoon tegen vader,
moeder tegen dochter en dochter tegen moeder,
schoonmoeder tegen haar schoondochter en schoondochter tegen haar schoonmoeder.
Hier wordt ons de illusie ontnomen dat kiezen voor een G-dgericht leven vrede en rust met zich mee zal brengen. Integendeel, besef maar – zo zegt Jezus –
dat ik hier niet ben voor de lieve vrede. Mijn levenswijze zal confronteren en mensen dwingen tot het maken van keuzes.
Maar waarom zou ik kiezen voor verdeeldheid, voor het creëren van vijanden?
Het klinkt niet onmiddellijk uitnodigend. Nochtans is het dát wat ook ik af en toe wel ervaar. De radicaliteit van leven waartoe die keuze mij aanzet,
brengt verdeeldheid teweeg. Verdeeldheid omwille van de éénheid met G-d, de Verbondenheid.
Leven vanuit die verbondenheid leidt tot vragen, onbegrip en ja ook verdeeldheid. Het is voor velen bevreemdend om vast te stellen dat er mensen zijn
die ervoor kiezen om te leven vanuit het besef dat wij niet de makers van ons leven zijn. Die keuze om te leren leven vanuit een ontvankelijk open levenshouding,
gericht op de ander en niet op jezelf, werkt blijkbaar zó confronterend dat ze er kwaad van worden en afstand nemen.
Nochtans is dat waartoe Jezus ons uitnodigt: Léven in Verbondenheid, Léven-IN-vertrouwen.
Lc. 12, 54-59 (23/10/2020)
Tegen de menigte zei Jezus nu ook: “Als jullie een wolk zien opkomen in het westen, zeg je meteen:
er komt regen – en zo gebeurt het inderdaad. En als er een zuidenwind waait, zeg je meteen: het wordt heet – en zo gebeurt het inderdaad.
Dubbelzinnigaards! De fenomenen van aarde en hemel weet je wel te onderscheiden, waarom dan niet deze tijd?
Waarom oordelen jullie niet uit jezelf wat het rechte is?
Wanneer je met je tegenpartij naar de overheid stapt, doe onderweg dan nog alle moeite om van hem af te komen,
want anders sleurt hij je naar de rechter en de rechter zal je overleveren aan de deurwaarder en de deurwaarder zal je in de gevangenis werpen.
Ik zeg je: Je zult daar niet uit komen totdat je tot de laatste cent hebt betaald.”
Wanneer mensen elkaar te dicht naderen, hun mondmaskers niet opzetten … dan stijgen de cijfers.
Als de besmettingscijfers stijgen, stijgen ook de ziekenhuisopnames en de sterftecijfers.
Als al deze cijfers stijgen moet er weerom gesleuteld worden aan de maatregelen.
Ja, inderdaad, wat zijn we goed in het bepalen van het beeld van de huidige coronawereld.
Zo wijst ene partij met een beschuldigende vinger naar de anderen: het zijn de jongeren, de toeristen, de politiekers, … enz.
We veroordelen elkaar, zonder met elkaar, gaandeweg, al zoekend, in gesprek te gaan.
Maar durven we ook kijken naar de betekenis van deze tijd? Wat als we naar deze tijd kijken vanuit een gerichtheid op G-d?
Zou dan de betekenis oplichten? Zouden we dán zien wat ons te doen staat?
Durven we kijken voorbij de angst en de onzekerheid? En zien dat er – daar voorbij – een ruimte openbreekt die kansen biedt.
Kansen tot leven, Verbonden Léven. Een leven waar mensen elkaar recht in de ogen kijken (gelukkig is een blik in de ogen van de ander
nog niet besmettelijk) en zich verbinden in al hun kwetsbaarheid, onmacht en onzekerheid.
Een leven in het volste vertrouwen dat we er niet alleen voor staan en waarin we elkaar kunnen bevrijden, vrij-maken.