Verbonden Leven

Lc. 13, 18-21 (27/10/2020)

Daarop zei Jezus: “Waarop lijkt het koninkrijk van God? Waarmee zal ik het vergelijken?
Het lijkt op een mosterdzaadje.
Iemand wierp het in zijn tuin en het groeide en werd een grote struik met vele takken waarin de vogels van de hemel zich nestelden.”
En opnieuw zei hij: “Waarmee zal ik het koninkrijk van God vergelijken?
Het lijkt op gist dat een vrouw verborg in een grote hoeveelheid meel, zodat het in z’n geheel doorgistte.”

Hoe spreek je over een ‘goddelijk’ samen-leven tussen mensen? Als het al ter sprake komt, is het stamelend, stuntelend en aarzelend.
We vinden er vaak geen woorden voor en gemakshalve zwijgen we dan maar.
Jezus niet, hij kan het niet laten om het Visioen ter sprake te brengen – nooit recht toe recht aan, altijd in metaforen.
Een mosterdzaadje dat ín zich de kiem draagt van G-ds rijk. Maar om dit te laten ontkiemen zal het weliswaar eerst moeten sterven.
Sterven om vol-ledig tot Léven te kunnen komen.
Of gist dat wordt toegevoegd aan het grotere geheel. Het verbindt zich met de massa, laat zichzelf los om zich zodoende volledig aan te sluiten bij het deeg.
Alleen zo kan het grotere geheel helemaal openbloeien, uitgroeien tot wat het moet worden.
G-dgericht Léven (verbinden, los laten, sterven om te leven) gebeurt, telkens weer, op die momenten, dat wij ophouden ons leven te beheersen
en het aandurven om onszelf los te laten en toe te vertrouwen aan die goddelijke Liefde. Dan zal Léven in ieder van ons ontkiemen.