Lc. 24,35-48 (16/4/2020)
In die tijd vertelden de leerlingen wat er onderweg gebeurd was en hoe Jezus door hen herkend werd aan het breken van het brood.
Terwijl ze daarover spraken stond hijzelf plotseling in hun midden en zei: 'Vrede zij u.' In hun verbijstering en schrik meenden ze een geest te zien.
Maar hij sprak tot hen: 'Waarom zijt ge ontsteld en waarom komt er twijfel op in uw hart? Kijkt naar mijn handen en voeten: Ik ben het zelf.
Betast mij en kijkt: een geest heeft geen vlees en beenderen zoals ge ziet dat ik heb.' En na zo gesproken te hebben toonde hij hun zijn handen en voeten.
Toen ze het van vreugde en verbazing niet konden geloven, zei hij tot hen: 'Hebt ge hier iets te eten?' Zij reikten hem een stuk geroosterde vis aan;
Hij nam het en at het voor hun ogen op. Hij sprak tot hen: 'Dit zijn mijn woorden, die ik tot u sprak toen ik nog bij u was:
Alles moet vervuld worden wat over mij geschreven staat in de Wet van Mozes, in de profeten en in de psalmen.'
Toen maakte hij hun geest toegankelijk voor het begrijpen van de Schriften. Hij zei hun: 'Zó spreken de Schriften over het lijden en sterven van de Messias
en over zijn verrijzenis uit de doden op de derde dag, over de verkondiging onder alle volkeren, van de bekering en de vergiffenis der zonden in zijn Naam.
Te beginnen met Jeruzalem moet gij van dit alles getuigen.'
Gisteren waren ze met twee onderweg van Jeruzalem naar Emmaüs en terug. Vandaag vertellen ze hun ervaring aan de anderen. Hoe Jezus als ‘vreemdeling’ verscheen in hun leven.
De kracht en de warmte die deze ontmoeting bij hen teweeg gebracht heeft. Ook al begrepen ze er niets van. Hij was toch dood?
Samen met hun vrienden proberen ze te verstaan wat er de voorbije dagen in hun leven gebeurd is. Hoe Jezus hen geraakt had, wat er met hem gebeurd is en hoe het nu verder moet.
Wanneer ze daar samen zitten, luisterend naar elkaars verhaal, komt hij onder hen aanwezig met zijn verhaal en wenst hen vrede. Een vrede die ruimte geeft en onrust wegneemt,
die elk gevoel te boven gaat. Hij die naar hen toekomt als een mens van vlees en bloed. Hij laat zijn wonden zien. Hij eet met hen.
Is het daar - in de wonden en het samen zijn - dat wij hem mogen ontmoeten? Is het doorheen ons leven in verbondenheid dat wij ervaren dat hij leeft?
Zet dit alles ook mij in beweging om hiervan te getuigen met heel mijn leven?