Verbonden Leven

Lc. 14,7-11 (31/10/2020)

Jezus had opgemerkt hoe de gasten de voornaamste plaatsen aan tafel zochten.
Hierop vertelde hij hun een gelijkenis:
Wanneer je door iemand wordt uitgenodigd voor een bruiloftsfeest, ga dan niet aanliggen aan de voornaamste plaatsen.
Misschien is er iemand uitgenodigd die voornamer is dan jij. Als die dan komt, zou jullie gastheer zeggen:
“Maak plaats voor hem”, en dan zul je vol schaamte de laatste plaats moeten innemen.
Nee, wanneer je wordt uitgenodigd, ga dan aanliggen op de laatste plaats. Als dan de gastheer komt, zal hij je zeggen:
“Vriend, kom meer naar voor!”, en dan zal je eer te beurt vallen voor de ogen van al je tafelgenoten.
Want ieder die zichzelf groter maakt, zal kleiner worden,
en wie zichzelf kleiner maakt, zal groter worden.

Jezus lijkt deze gelijkenis te vertellen voor ‘de groten’. Maar ze geldt uiteraard evenzeer voor ‘de kleinen’.
En hoe troostvol is dit dan!
Ik hoef helemaal niet bang te zijn om klein te zijn; zelfs niet om mij nog kleiner te maken! Er is een G-d die garandeert dat dít de weg ten Léven is.
(Dat is in de natuur – zijn schepsel – elke dag opnieuw duizenden keer te zien (de weg van de graankorrel, het mosterdzaadje, elke boom of bloem, etc.).
En wij zijn toch óók zo’n schepsel? Waarom zijn wij dan zo hardleers om die weg te gaan?)
De logica die hij daarvoor gebruikt is inderdaad wel van een andere soort dan ‘de logica van de wereld’.
Nu kun je snel reageren door te zeggen: ja natuurlijk, want hij is G-d! Maar het wonder van die ‘eindeloos andere G-d’ is dat hij zijn ‘eindeloos andere logica’
tóch aan mensen heeft laten kennen, namelijk door zelf mens te worden (en wat dit aan ‘verkleining’ betekent voor God,
kun je lezen in de prachtige ‘hymne over de zelfontlediging’ in Paulus’ brief aan de Filippenzen (Fil.2,6-11)).
Wat G-d ons in Jezus heeft laten kennen is … ‘de logica van de liefde’ … die inderdaad een ándere is dan ‘de logica van de wereld’!

 

Lc.14,15-24 (3/11/2020)

Eén van de tafelgenoten beaamde Jezus en zei: “Gezegend wie mag maaltijd houden in het koninkrijk van God!”
Jezus antwoordde hem:
“Iemand richtte een groot gastmaal in en had veel mensen uitgenodigd. Op het uur van het gastmaal zond hij zijn dienaar om de genodigden te melden:
“Kom, alles is bereid.” Maar onverwacht begonnen zij allen zich te verontschuldigen: “Ik heb een akker gekocht en ik moet die gaan bekijken;
ik vraag je mij te willen verontschuldigen.” “Ik heb vijf ossenspannen gekocht en moet die gaan proberen; verontschuldig mij.”
“Ik ben pas getrouwd, daarom kan ik niet komen.”
Bij thuiskomst meldde de dienaar dit aan zijn heer. Die werd woedend en zei nu tegen zijn dienaar: “Ga vlug naar de pleinen en stegen van de stad.
De armen en gebrekkigen, de lammen en de blinden, breng ze hier binnen!”
De dienaar zei: “Heer, wat je opgedragen hebt, is gebeurd, en nog is er plaats.” De heer zei tot de dienaar:
“Ga naar de wegen en paden buiten de stad en nodig de mensen met aandrang uit binnen te komen, zodat mijn huis vol raakt.
Want ik zeg jullie: Niemand van wie uitgenodigd waren, zullen proeven van mijn gastmaal.”

Eigenlijk is de vraag die hier aan de orde is heel simpel. (Helaas zijn voor ons, mensen, de meest simpele dingen, vaak de lastigste.):
“Alles is bereid!” … Maar ben ík het …?
Toch nog even verder naar de tekst kijkend, herkennen we nog wat ‘venijn in de staart’: Wie officieel genodigd was, komt er uiteindelijk niet in.
Wie er wél in komt zijn er allemaal van wie de goegemeente denkt dat het niet voor hen is! Al wie denkt er wel vanzelf in te komen, ‘omdat ik toch …’
(op een of andere manier beantwoord aan mijn eigen religieuze norm) … komt er volgens deze parabel nu net níet in!

 

Lc. 14,25-33 (4/11/2020)

[Jezus trok verder naar Jeruzalem en] velen trokken met hem mee. Hij keerde zich naar hen toe en zei:
“Wie dichter bij mij wil komen, maar zich niet losmaakt van zijn vader en moeder,
van zijn vrouw en kinderen, van zijn broers en zussen, meer nog: van zichzelf, kan onmogelijk mijn leerling zijn.
En wie zijn [op deze weg onvermijdelijke] kruis niet draagt en mij volgt op mijn weg, kan onmogelijk mijn leerling zijn.
Want wie van jullie die een toren wil bouwen, zal niet eerst er bij gaan zitten om de kosten te berekenen
en te weten of hij hem wel zal kunnen afwerken? Anders legt hij misschien het fundament, maar is niet in staat het werk te voltooien,
en begint al wie dit ziet hem te bespotten: “Die mens begon te bouwen, maar was niet in staat het te voltooien!”
Of welke koning die ten strijde trekt tegen een andere koning, zal niet eerst er bij gaan zitten
om te beraadslagen of hij met tienduizend man in staat is op te trekken tegen de twintigduizend die op hem af komen?
Anders zal hij, wanneer ze nog ver zijn, een gezant uitsturen en vragen naar de voorwaarden tot vrede.
Zo kan elk van jullie die niet loskomt van alles wat hem toebehoort, mijn leerling niet zijn.”

“Zout is iets goeds, maar als zout smakeloos wordt, waarmee kun je het dan nog op smaak brengen?
Het is voor niets meer geschikt: niet op het land, niet op de mesthoop. Men werpt het weg.”
“Wie oren om te horen heeft, moet luisteren!”

Een groep mensen (wij?) volgt enthousiast hun leidsman, Jezus. Onderweg keert hij zich naar hen toe en duidt wat hij verwacht van een échte volgeling.
Jezus van nabij volgen, is immers niet vrijblijvend. Er zijn duidelijke verwachtingen.
Je moet je vrij maken van (ouders, gezin, familie, je ego …), om vrij te kunnen zijn voor (volgeling te worden).
Je moet je los maken en álle consequenties hiervan dragen.
Het is van belang om heel bewust te weten waar je aan begint en er dan ook volledig voor te gaan.
Kortom, gericht leven, niet versnipperd maar ge-con-centreerd. De aandacht niet ver-strooien en G-dgericht leven.
Jouw leven (wat jij ervan gemaakt hebt) los laten, uit handen geven en hem volgen.
Versnipperd leven maakt je immers smakeloos en zonder smaak zal de wereld je verwerpen.
Dus hoor en luister, con-centreer je en leef G-dgericht. Dan zal je stevigheid bieden, rust en vrede in de onrustige, angstige harten, in een wereld die doldraait.

Lc. 15,1-10 (5/11/2020)

Wie echter dichterbij kwamen om inderdaad te luisteren, waren allemaal ‘tollenaars en zondaars’ [uitschot in andermans ogen].
De farizeeën en schriftgeleerden morden daarover: “Die daar verwelkomt zondaars en eet met hen!”
Daarom vertelde Jezus [drie] gelijkenissen tegen hen:
“Wie onder jullie, die honderd schapen heeft en er één van verliest, laat niet de negenennegentig alleen achter en zoekt het verloren schaap,
totdat hij het vindt? En als hij het gevonden heeft, legt hij het op zijn schouders en is blij!: Als hij thuiskomt roept hij zijn vrienden en buren samen:
Wees blij samen met mij, want het schaap dat verloren was, heb ik gevonden!”
Ik zeg jullie: Zo zal er blijheid zijn in de hemel om één zondaar die zich toekeert [naar God en zijn mensen],
meer dan om negenennegentig rechtvaardigen die geen toekeer nodig hebben.
“Of welke vrouw, die tien zilveren munten heeft en er één van verliest, zal niet een lamp aansteken, het huis vegen en zorgvuldig zoeken, totdat ze die vindt?
En als zij die gevonden heeft, roept ze haar vriendinnen en buurvrouwen samen: Wees blij, samen met mij,
want de zilveren munt die verloren was, heb ik gevonden!”

Zich toekeren naar, verliezen, zoeken en vinden, daar draait het om. Maar zien we wel wie we dreigen te verliezen?
Haast ongemerkt worden ze achtergelaten, zij die niet langer (economisch) bijdragen aan onze maatschappij.
Er is zoveel dat de aandacht van hen doet wegdrijven (en met de aandacht ook de mens zelf).
Of het nu schapen, munten of mensen zijn, het gaat om de bewustwording van dat wat je verloren bent.
Het gaat om het besef dat de ander ertoe doet in jouw leven. Van daaruit zal je op zoek gaan, want je bent bekommerd om die mens
(die wij als maatschappij zijn kwijt geraakt – om welke reden dan ook).
Ik kan je garanderen: het vinden van deze mensen, je naar hen toekeren, geeft blijheid. Meer zelfs. Het breekt je leven open.
En opengebroken kan je hen écht verwelkomen, met hen aan tafel gaan. Je laat hen toe in je leven en dat geeft – jou en de ander –
Léven in volle vreugde en doet je toekeren naar G-d.

Lc. 16,1-8 (6/11/2020)

Jezus zei ook tegen zijn leerlingen [terwijl de farizeeën en schriftgeleerden meeluisterden]:
“Er was eens een rijk man die een huismeester had die bij hem werd aangeklaagd omdat hij zijn bezittingen verkwistte.
Hij riep hem en zei: “Wat hoor ik daar over jou? Geef verantwoording van je bestuur, want zo kun je geen huismeester blijven.”
De huismeester zei nu bij zichzelf: “Wat moet ik doen, nu mijn heer mij het bestuur ontneemt?
Om te spitten heb ik niet de kracht en om te bedelen schaam ik me …” Ik weet al wat ik ga doen,
zodat – wanneer ik ontzet ben uit het bestuur – ze mij toch in hun huis zullen ontvangen.”
En hij riep elk van de schuldenaars van zijn heer bij zich en vroeg aan de eerste: “Hoeveel ben je mijn heer schuldig?”
Die zei: “Honderd vaten olie.” Hij antwoordde hem nu: “Hier is je akte, ga zitten en schrijf vlug: vijftig.”
Vervolgens zei hij tegen een ander: “En jij, hoeveel ben jij schuldig?” Die zei: “Honderd [grote] maten tarwe.”
Tegen hem zei hij: “Hier is je akte. Schrijf: tachtig.”
De heer prees de oneerlijke huismeester dat hij doordacht had gehandeld.
Want de kinderen van deze wereld handelen doordachter
dan de kinderen van het licht
ten aanzien van hun tijdgenoten.”

Wat doet een ‘kind van de wereld’ wanneer hij doordacht handelt?
• nuchter naar de situatie kijken
• zichzelf afvragen: ‘Wat staat er hier voor mij op het spel?’
• nagaan wat er moet gebeuren zodat ikzelf er zo goed mogelijk van af kom, zonder al te veel pijn en schaamte
• doen wat moet gedaan
Dit hertalen voor de ‘kinderen van het licht’ zou dat het volgende kunnen betekenen?
In gesprek (in relatie) gaan met de ander, waarbij de een zich aandachtig en toegewijd op de ander betrekt.
Leren zien wat er bij de ander op het spel staat – van verlangens tot angst – hierop aansluiten, zich afstemmen op de ander.
Op het spoor komen wie je voor die ander kan zijn. De tijd nemen en langzaam maar zeker gaan begrijpen
wat er in de desbetreffende situatie gedaan zou kunnen worden. Om ten slotte zeker niet na te laten om te doen wat gedaan kan worden.
Let wel, zó leven is niet zonder risico. Je brengt jezelf volledig in het geding tot je totaal weerloos wordt.
Je wordt niet langer begrepen door de wereld maar aan de kant gezet met het etiket ‘naïeveling’.
Vandaar dat doordacht leven (voor de kinderen van het licht), ‘leven-IN-vertrouwen’ is, alleen zo kan je er vol-ledig zijn voor elkaar.

 


 


 

 

Lc. 16,9-15 (7/11/2020) 

Ik zeg jullie: Maak voor jezelf vrienden uit de afgod van ongerechtig houvast
[onrechtvaardige mammon = al datgene waar je onrechtmatig je vertrouwen op stelt],
zodat ze, wanneer die verdwijnt, jullie verwelkomen in de eeuwige tenten.
Wie betrouwbaar is in het kleinste, is ook betrouwbaar in het grote,
en wie ongerechtig is in het kleinste, is ook ongerechtig in het grote.
Als jullie dan niet betrouwbaar blijken ten aanzien van de afgod van ongerechtig houvast,
wie zou dan het waarachtige aan jullie toevertrouwen?!
En als jullie niet betrouwbaar blijken ten aanzien van andermans goed,
wie zou jullie dan het onze geven?!
Geen enkele dienaar kan twee heren dienen. Want ofwel zal hij de ene haten en de ander liefhebben, ofwel de ene aanhangen en de ander verachten.
Je kunt niet God dienen
én de afgod waar je op rekent.

Ook de farizeeën hoorden deze dingen en, geldzuchtig als ze waren, lachten hem vierkant uit. Jezus zei tegen hen:
“Jullie rechtvaardigen jezelf voor de ogen van de mensen, maar God kent jullie hart.
Wat hoog staat bij de mensen,
is een gruwel in de ogen van God.”

 

Vriendschappen afkopen? Betrouwbaar zijn ten aanzien van de afgod van ongerechtig houvast…. vreemd om deze woorden te horen uit Jezus’ mond.
Komt het er dan op aan om ten opzichte van alles en iedereen betrouwbaar te zijn? Ook ten opzichte van afgoden? Ook in het kleine?
Ja! Want daar is reeds te zien hoe het gesteld is met onze betrouwbaarheid. In G-ds ogen kan het niet zomaar af en toe een beetje.
Ofwel ben je betrouwbaar ofwel ben je het niet. Hier heb ik nog wat te leren!
Écht betrouwbaar zijn wordt dus niet bepaald door diegene of datgene waaraan je trouw bent (toch niet in de ogen van G-d).
Maar het is veeleer een levenshouding die altijd en overal aanwezig zal zijn of níet zal zijn.
De graadmeter van mijn betrouwbaarheid zegt, naar mijn aanvoelen, heel veel over mijn gerichtheid. Wie of wat zal mijn betrouwbaarheid bepalen, richten?
Wordt deze bepaald door m’n hoog-moed, hoog-hartigheid, … (wat hoog is voor de mens) of mag G-d mijn leidsman zijn?