Lc. 13, 1-9 (24/10/2020)
Terwijl Jezus hierover bezig was, waren er onder de aanwezigen die hem vertelden over de Galileeërs
van wie [de romeinse landvoogd] Pilatus het bloed vermengd had met dat van hun offerdieren.
Jezus antwoordde hun: “Denken jullie dat deze Galileeërs grotere zondaars waren dan de anderen, omdat ze dit hebben moeten lijden?
Neen!, zeg ik jullie, maar als jullie je niet bekeren, zul je allen op dezelfde manier omkomen.
Of die achttien die stierven toen de toren bij de Siloam [een vijver in Jeruzalem] op hen viel.
Denken jullie dat zij schuldiger waren dan de andere bewoners van Jeruzalem?
Neen!, zeg ik jullie, maar als jullie je niet bekeren, zul je allen op dezelfde manier opkomen.”
Hij vertelde nu deze gelijkenis:
“Iemand had in zijn wijngaard een vijgenboom geplant. Hij kwam er vruchten aan zoeken, maar vond er geen.
Hij zei tegen de wijngaardenier: “Kijk, drie jaar kom ik nu al vruchten zoeken aan deze vijgenboom, maar vind er geen.
Hak hem uit. Waartoe zou hij nog de grond verder uitputten!”
Maar de wijngaardenier antwoordde hem:
“Heer, laat hem nog dit jaar … Ik zal eerst nog eens de grond bewerken en bemesten.
Als hij dan vruchten draagt … En indien niet, hak hem later dan maar uit.”
Onvoorstelbaar toch, hoe de goddelijke logica van een totaal andere orde is dan de onze. Ons denken over schuld en straf wordt door deze logica
helemaal op z’n kop gezet – onderuit gehaald (?). Zoals jullie denken, zo denkt G-d niet, zegt Jezus.
Waan je niet vrij van schuld wanneer jou niets overkomt, wanneer je (menselijke gezien) niet gestraft wordt. Niemand is vrij van schuld (we zijn toch mensen!).
G-ds omgaan met zijn mensen is zó anders. Uitdagend! Telkens weer roept hij op, om extra zorg te dragen voor een leven dat dood dreigt te lopen.
Laat daarom je denken over oordeel en straf los en ga met de ander in relatie. Bouw netwerken uit, creëer een draagvlak en geef elkaar zo alle ruimte tot leven.
Zalig toch die goddelijke logica; zo heel-makend en barmhartig. Een logica die mij op weg zet om liefdevol en zorgzaam met elkaar om te gaan.
Om zó te leven, dat de ander er toe doet, wat er ook gebeurd is. Weet hebbende van het feit dat er zo in alle onvruchtbaarheid en/of doodsheid,
'nieuw’ leven mogelijk gemaakt kan/zal worden.
Lc. 13, 10-17 (26/10/2020)
Op een keer gaf Jezus op een sabbat onderricht in één van de synagogen.
Kijk! Er was een vrouw die al achttien jaar ziek was: ze was kromgebogen en kon zich in het geheel niet oprichten.
Jezus zag haar en sprak haar aan: “Vrouw, je bent ver-los-t van je ziekte”, en hij legde haar de handen op.
Onmiddellijk werd zij opgericht en zij verheerlijkte God.
De overste van de synagoge, die er zich aan ergerde dat Jezus op sabbat genas, zei tegen de aanwezigen:
“Zes dagen zijn er om te werken. Kom dan op deze dagen om jullie te laten genezen en niet op de sabbat.”
De Heer antwoordde hem: “Dubbelzinnigaard!
Maken jullie niet allemaal je os of ezel los van de voederbak om hem weg te leiden naar de drinkplaats?
Kijk toch! Was het dan niet nodig dat deze vrouw – nog wel een dochter van Abraham –
die de tegenstander [satan] achttien jaar lang gebonden hield, losgemaakt werd van deze band, juist op een sabbat?”
Toen hij dit gezegd had, werden al wie zich tegen hem stelden diep beschaamd.
De menigte echter was verheugd over al de heerlijke dingen die door hem gebeurden.
Een verhaal van een vrouw, op zichzelf teruggeplooid, niet in staat zich op te richten.
Kromgebogen: door ziekte? Door de omstandigheden waarin ze leeft? Door haar omgeving?
Niemand die het nog weet, achttien jaar al loopt ze kromgebogen, niemand die haar nog ziet.
Jezus ziet haar. Hij kijkt door haar ‘ziek-zijn’ heen en ziet haar waardigheid. Hij raakt haar aan en richt haar op.
Ze heeft amper de kans gekregen om te ervaren wat het met je doet als een ander jou écht ziet, je aanspreekt en aanraakt,
als ze door de oversten alwéér terecht gewezen wordt: Zes dagen zijn er om te werken (alsof mens-zijn iets te maken heeft met werken).
Maar Jezus laat dit niet gebeuren. Hij neemt het voor haar op. Kijk toch! Jullie die zo goed weten wat je te doen staat.
Je weet het als het gaat over je eigen bezit, je inkomen, je werk. Ja daarvoor komen jullie in beweging zelfs op de Sabbat.
Besef het maar! Een G-dgericht leven heeft consequenties! Als G-d écht je leven mag richten zal je niet langer bewogen worden
door prestaties en bezit maar wél door mensen – de meest kwetsbare, de rafelrandmensen, het eerst. Je zal hen zien, los-maken, aanraken en zo elkaar oprichten.
Lc. 13, 18-21 (27/10/2020)
Daarop zei Jezus: “Waarop lijkt het koninkrijk van God? Waarmee zal ik het vergelijken?
Het lijkt op een mosterdzaadje.
Iemand wierp het in zijn tuin en het groeide en werd een grote struik met vele takken waarin de vogels van de hemel zich nestelden.”
En opnieuw zei hij: “Waarmee zal ik het koninkrijk van God vergelijken?
Het lijkt op gist dat een vrouw verborg in een grote hoeveelheid meel, zodat het in z’n geheel doorgistte.”
Hoe spreek je over een ‘goddelijk’ samen-leven tussen mensen? Als het al ter sprake komt, is het stamelend, stuntelend en aarzelend.
We vinden er vaak geen woorden voor en gemakshalve zwijgen we dan maar.
Jezus niet, hij kan het niet laten om het Visioen ter sprake te brengen – nooit recht toe recht aan, altijd in metaforen.
Een mosterdzaadje dat ín zich de kiem draagt van G-ds rijk. Maar om dit te laten ontkiemen zal het weliswaar eerst moeten sterven.
Sterven om vol-ledig tot Léven te kunnen komen.
Of gist dat wordt toegevoegd aan het grotere geheel. Het verbindt zich met de massa, laat zichzelf los om zich zodoende volledig aan te sluiten bij het deeg.
Alleen zo kan het grotere geheel helemaal openbloeien, uitgroeien tot wat het moet worden.
G-dgericht Léven (verbinden, los laten, sterven om te leven) gebeurt, telkens weer, op die momenten, dat wij ophouden ons leven te beheersen
en het aandurven om onszelf los te laten en toe te vertrouwen aan die goddelijke Liefde. Dan zal Léven in ieder van ons ontkiemen.
Lc. 13,22-30 (28/10/2020)
Verder onderweg naar Jeruzalem, trok Jezus door steden en dorpen en gaf daar onderricht.
Iemand vroeg hem: “Heer, zijn het er weinig die bezig zijn gered te worden?”
Hij zei tegen allen: “IJver ervoor om binnen te gaan door de nauwe deur, want ik zeg jullie:
Velen zullen trachten er binnen te gaan, maar niet in staat zijn.
Wanneer de heer des huizes zal zijn opgestaan en de deur heeft gesloten, zullen jullie buiten staan en kloppen op de deur:
“Heer, doe open voor ons!” Dan zal hij antwoorden: “Ik weet niet van waar jullie zijn.”
Dan zullen jullie zeggen: “In jouw bijzijn hebben wij gegeten en gedronken en in onze straten heb je onderricht gegeven.”
Maar hij zal antwoorden: “Ik weet niet van waar jullie zijn. Weg van mij! – die ongerechtigheid doen. [Ps.6,9]
Daar zal het weeklagen en tandenknarsen zijn, wanneer jullie Abraham, Isaak en Jakob en al de profeten in het koninkrijk van God zien,
terwijl jullie zelf buiten geworpen zijn. Zíj zullen komen van oost en west, van noord en zuid, en zíj zullen aan tafel gaan in het koninkrijk van God.
Kijk! Er zijn laatsten die eersten zullen zijn, en eersten die laatsten zullen zijn.
“Zijn het er weinig die bezig zijn gered te worden?” Rare vraag, waar we meestal overheen lezen.
Het ís ook tegenstrijdig: Onze redding kunnen wij niet eigenmachtig bewerken.
(Iedereen die al eens geprobeerd heeft ‘aan zichzelf te werken’ kan dit alleen maar beamen.
In het Evangelie wordt dit duidelijk door de genezing die Jezus brengt, enkel voor wie in de onmacht van hun eigen kwetsbaarheid staan.)
En toch moeten we er ‘mee bezig zíjn’, geeft Jezus onmiskenbaar aan. Alleen maar een beetje ‘in zijn nabijheid lopen’ en
‘luisteren naar zijn verhalen’ is niet voldoende! Het criterium is niet ‘in Jezus’ nabijheid zijn’ en nog minder ‘vrome woorden spreken’,
maar enkel: gerechtigheid doen. Het vraagt een hele Bijbel om op het spoor te komen wat ‘gerechtigheid’ is,
maar kort: het is ‘de rechte weg zoeken’, = G-dgericht, op welk punt je ook staat in je leven.
Het punt waar we met z’n allen op staan (maar telkens op heel verschillende plaatsen), is dat van de toch wel sombere corona-tijden.
‘Soit’ (helaas), maar de vraag is ook nu enkel: van op dít punt waar ik hier en nu sta, hoe kan ik vandaag leven richting G-d?
Alleen als ik mij díe vraag ernstig stel, kan ik gered worden!
Lc. 13,31-35 (29/10/2020)
Op datzelfde moment kwamen er enkele farizeeën tegen hem zeggen:
“Trek van hier weg, want [de Joodse vazal-vorst] Herodes wil je doden.”
Maar hij zei tegen hen: “Ga weg en zeg tegen die vos: Kijk!
Ik verdrijf demonen en volbreng genezing, vandaag en morgen, en op de derde dag zal ik zelf volbracht worden.
Daarom móet ik verder trekken, vandaag, morgen én de volgende dag, want het is ondenkbaar dat een profeet zou omkomen buiten Jeruzalem.”
“Jeruzalem, Jeruzalem!, dodende de profeten en stenigend wie tot jou gezonden zijn …
Hoe dikwijls heb ik je kinderen willen verzamelen zoals een kloek haar broedsel onder haar vleugels, maar jullie hebben niet gewild …”
“Kijk! Jullie huis wordt leeg aan jullie overgelaten. Voorwaar, ik zeg jullie:
Je zult mij niet zien tot de tijd komt dat je zegt: Gezegend wie komt in de naam van de Heer.”
Jezus is nog maar onder’weg’ naar Jeruzalem, en hier krijgen we al een sterk relaas dat hij een helder zicht had op zijn levens’weg’.
Het zal uitlopen op zijn dood. Maar niet tevergeefs, als hij doet ‘wat moet’.
En zijn taak is eigenlijk heel simpel: mensen bevrijden van boze gedachten en doem, heling brengen waar ze versplinterd waren,
‘Rijk G-ds’ brengen daad-werkelijk, en dat vandaag én morgen, en dus óók ‘overmorgen’, wanneer het lastig wordt en men hem naar het leven zal staan.
Het is de taak van de profeet G-ds zaak te behartigen – wat er ook kome.
Hoe innig ‘G-ds zaak’ samenhangt met het welzijn van ménsen, is óók hier te lezen: Zélfs het Jeruzalem dat hem straks zal verwerpen,
daar horen we Jezus’ smart om, zijn diepe verlangen er eigenlijk ook voor hen te zijn.
Christen zijn is: profeet zijn, vandaag, morgen én overmorgen … G-ds zaak behartigen, dat is: demonen verdrijven (waarvan er op onze dagen héél veel rondwaren),
genezing/heling brengen bij mensen die zichzelf niet meer vinden in deze verwarde tijd …
Lc. 14,1-6 (30/10/2020)
Het gebeurde eens dat Jezus te gast was voor de maaltijd op sabbat in het huis van een overste van de farizeeën en zij hielden hem in de gaten.
Kijk! Iemand met oedeem stond voor hem. Jezus reageerde door aan de wetgeleerden en farizeeën te vragen:
“Is het geoorloofd op sabbat te genezen, of niet?”
Maar zij hielden zich stil.
Jezus nam de man bij de hand, genas hem en liet hem gaan.
En tegen hen zei hij: “Wie van jullie zal, als je zoon of je os in een put valt, hem niet onmiddellijk er uit trekken, ook op de sabbat?”
Ze waren niet in staat hier iets tegenin te brengen.
Zal ik
als iedereen mij aangaapt,
arglistig, angstig, verkrampt, overtuigd van eigen gelijk,
het goede durven doen,
iemand bij de hand te nemen,
alleen maar
omdat ik dat met mijn eigen kind
ook zou doen?