Lc.14,15-24 (3/11/2020)
Eén van de tafelgenoten beaamde Jezus en zei: “Gezegend wie mag maaltijd houden in het koninkrijk van God!”
Jezus antwoordde hem:
“Iemand richtte een groot gastmaal in en had veel mensen uitgenodigd. Op het uur van het gastmaal zond hij zijn dienaar om de genodigden te melden:
“Kom, alles is bereid.” Maar onverwacht begonnen zij allen zich te verontschuldigen: “Ik heb een akker gekocht en ik moet die gaan bekijken;
ik vraag je mij te willen verontschuldigen.” “Ik heb vijf ossenspannen gekocht en moet die gaan proberen; verontschuldig mij.”
“Ik ben pas getrouwd, daarom kan ik niet komen.”
Bij thuiskomst meldde de dienaar dit aan zijn heer. Die werd woedend en zei nu tegen zijn dienaar: “Ga vlug naar de pleinen en stegen van de stad.
De armen en gebrekkigen, de lammen en de blinden, breng ze hier binnen!”
De dienaar zei: “Heer, wat je opgedragen hebt, is gebeurd, en nog is er plaats.” De heer zei tot de dienaar:
“Ga naar de wegen en paden buiten de stad en nodig de mensen met aandrang uit binnen te komen, zodat mijn huis vol raakt.
Want ik zeg jullie: Niemand van wie uitgenodigd waren, zullen proeven van mijn gastmaal.”
Eigenlijk is de vraag die hier aan de orde is heel simpel. (Helaas zijn voor ons, mensen, de meest simpele dingen, vaak de lastigste.):
“Alles is bereid!” … Maar ben ík het …?
Toch nog even verder naar de tekst kijkend, herkennen we nog wat ‘venijn in de staart’: Wie officieel genodigd was, komt er uiteindelijk niet in.
Wie er wél in komt zijn er allemaal van wie de goegemeente denkt dat het niet voor hen is! Al wie denkt er wel vanzelf in te komen, ‘omdat ik toch …’
(op een of andere manier beantwoord aan mijn eigen religieuze norm) … komt er volgens deze parabel nu net níet in!