Lc. 5,17-26 (7/12/2020)
Eens was Jezus aan het onderrichten. Er waren farizeeën en wetsleraren gekomen
uit alle dorpen van Galilea en Judea en uit Jeruzalem. En de geestkracht tot heling was in hem.
Kijk! Er waren enkele mannen die op een draagbaar iemand droegen die verlamd was.
Ze probeerden hem binnen te dragen en onder zijn aandacht te brengen.
Maar door de menigte vonden ze geen doorgang om hem binnen te dragen.
Daarom gingen zij het dak op en lieten hem op de draagbaar neer, door de daktegels heen, vlak voor Jezus.
Bij het zien van hun vertrouwen, zegt hij tegen hem: “Je zonden zijn je vergeven.”
De schriftgeleerden en farizeeën begonnen onderling te discussiëren:
“Wie is hij wel, dat hij zo godslasterlijk spreekt? Wie kan zonden vergeven behalve God alleen?”
Maar Jezus onderkende hun redeneringen en vroeg hun: “Wat redeneer je daar in je hart? Wat is makkelijker te zeggen:
‘je zonden zijn je vergeven’ of ‘sta op en loop’? Welnu, zodat jullie zouden weten dat de mensenzoon volmacht heeft op aarde zonden te vergeven,
ik zeg je – zei hij nu tegen de verlamde: Sta op, neem je draagbaar en ga naar huis.”
En onmiddellijk stond hij voor aller ogen op, hij nam op waar hij eerst op neerlag, vertrok naar huis en verheerlijkte God.
Ontzetting beving allen en zij verheerlijkten God. Zij werden vervuld van vrees: “Vandaag hebben wij onverwachtbare dingen [paradoxen] gezien!”
Het is een bont allegaartje daar in en rond het huis – Farizeeën, wetsleraren, mannen en vrouwen, zieken en gezonden,
dragers en hij die gedragen wordt, jij en ik (?). Met z’n allen verzamelen ze zich rond Jezus.
Kijk! Er staat iets te gebeuren! Enkele vastberaden mannen mengen zich in de menigte. Een zee van mensen houdt hen niet tegen.
De liefde en bewogenheid voor hun vriend maakt hen vindingrijk. Vol vertrouwen gaan zij door.
En Jezus ziet. Hij ziet hun vertrouwen dat zich uit in daden. Daden die spreken van volhardende liefde.
Een vertrouwen dat zich geen halt laat toeroepen, door niets of niemand en tot het uiterste gaat.
Dat geloof, zo’n rotsvast vertrouwen raakt Jezus: “Bij het zien van hun vertrouwen …”.
Dat is wat er hier gebeurt: de ander dragen en je laten dragen. Dat is dus wat wij, mensen voor elkaar kúnnen doen:
vol vertrouwen elkaar dragen, je laten dragen … ook in geloof! Dan zijn er onverwachtbare, ongeziene, paradoxale dingen te zien.
Lc. 5,33-39 (4/09/2020)
In die tijd zeiden de schriftgeleerden en Farizeeën tot Jezus: 'De leerlingen van Johannes vasten dikwijls en verrichten gebeden;
die van de Farizeeën doen dat ook, maar de uwen eten en drinken.' Jezus antwoordde: 'Kunt gij soms de vrienden van de bruidegom laten vasten
zolang de bruidegom bij hen is? Er zullen echter dagen komen, dat de bruidegom van hen is weggenomen en dan, in die tijd, zullen ze vasten.'
Hij gaf hun ook nog een gelijkenis: 'Niemand scheurt een lap van een nieuw kleed om daarmee een oud te verstellen;
anders verscheurt hij immers niet alleen het nieuwe kleed, maar de lap uit het nieuwe past bovendien niet bij het oude.
En niemand doet jonge wijn in oude zakken; anders doet de jonge wijn de zakken bersten, hij loopt eruit en de zakken gaan verloren.
Maar jonge wijn moet men in nieuwe zakken doen. En niemand die oude wijn gedronken heeft wenst jonge: hij zal zeggen: de oude is best.'
Het is opvallend hoe in alle tijden en alle religies het vasten een plaats heeft.
Hier lezen we hoe het inderdaad ook al een gebruik was bij de Joden en hoe die het enigszins vreemd vinden dat Jezus en zijn leerlingen dat níet lijken te doen.
(In zijn eigen tijd had Jezus met zijn rondtrekkend clubje blijkbaar wel een naam van een flierefluiter te zijn.)
Met zijn uitleg waarom dat zo is, wijst Jezus meteen aan dat hij wel degelijk de kernbetekenis van vasten snapt én naar waarde schat:
Het gaat er níet om een religieuze prestatie te leveren; wél gaat het om een gebaar en een bewustwording van verbinding met G-d.
Vast-en dient om los te komen van alles wat mij weg drijft van G-d; vast-en dient om de verbinding met G-d opnieuw aan te halen en uit te zuiveren.
En ja, mijn eigen lichaam én mijn solidariteitsgevoel zullen er ongetwijfeld ook (heel) veel bij winnen,
maar ook díe winst zal zuiverst zijn als ze niet meer op mezelf is gericht, maar enkel en alleen op G-d.
(vrijdag was vroeger vastendag … misschien nog zo gek niet om dat in ere te herstellen …?)
Lc.6,1-5 (5/09/2020)
Eens ging Jezus op een sabbat door korenvelden en om te eten plukten zijn leerlingen aren, die ze met hun handen uitwreven.
Sommige Farizeeën vroegen: 'Waarom doen jullie iets dat op sabbat niet mag?'
Jezus gaf hun ten antwoord: 'Heb je dan niet gelezen wat David deed, toen hij en zijn metgezellen honger kregen?'
Hoe hij het huis van God binnenging, de toonbroden nam en opat en er ook van gaf aan zijn metgezellen, terwijl toch alleen de priesters daarvan mogen eten?'
En hij voegde er aan toe: 'De Mensenzoon is Heer van de sabbat.'
Hier zien we één van die voorvallen waarom ‘Jezus en zijn clubje’ wel eens als flierefluiters werden afgeschilderd.
God eren, moest je doen op sabbat, niet werken, ook niet als dat even vrolijk in je opkwam om toch maar wat aren te plukken.
Als je beter kijkt en echt probeert te peilen waar het Jezus om gaat, dan wordt toch al snel duidelijk dat dit ‘vrolijk tafereeltje’
helemaal geen losbandigheid is en ook niet zomaar een ‘doen wat ik wil’. Het toont een ‘vrijheid’, ja, maar géén ‘vrijblijvendheid’.
Jezus’ vrijheid (dus ook voor ons als Christen te betrachten) is er een van zó geworteld te zijn en zó zich te focussen op de kern van de zaak,
dat hij zich door niets meer laat belemmeren om te doen wat hij moet doen.
De sabbat is er niet om de sabbat zelf, maar om G-d te eren. Daar was Jezus het volmondig met de Joden over eens!
Maar dat kun je óók vanuit je honger, én je vrolijkheid, én je … (Vul maar in!)
Niets – NIETS – kan ons scheiden van Christus, als wij het in díe vrijheid ook op G-d richten …
Lc. 6,6-11 (7/09/2020)
Op een sabbat ging Jezus naar de synagoge, waar hij onderricht gaf.
Daar was ook iemand met een verschrompelde rechterhand.
De schriftgeleerden en Farizeeën letten op hem om te zien of hij op sabbat iemand zou genezen,
want dan zouden ze hem op grond daarvan kunnen aanklagen.
Maar hij kende hun gedachtegang en zei tegen de man met de verschrompelde hand:
“Sta op en kom in het midden staan.” Dat deed de man.
Tegen de Farizeeën en schriftgeleerden zei hij: “Ik vraag jullie of men op sabbat goed mag doen of kwaad,
of men een leven mag redden of verloren laten gaan?”
Nadat hij hen een voor een had aangekeken, zei hij tegen de man: “Strek je hand uit.”
Dat deed hij en er kwam weer leven in zijn hand.
De schriftgeleerden en Farizeeën raakten vervuld van onzinnigheid en begonnen onderling te overleggen wat ze met Jezus zouden doen.
“Ze raakten vervuld van onzinnigheid”, zo staat er letterlijk te lezen – meestal vertaald met ‘buiten zinnen (van woede)’. Dat is ook wat er feitelijk gebeurt!
Zelfs binnen hun eigen gedachtegang (die Jezus natuurlijk door heeft), klopt hun reactie niet. Op sabbat mag men niet werken, dus ook niet iemand genezen.
Maar Jezus ‘doet’ eigenlijk niets! (’t Is te zeggen: hij onderricht – ook ín het gebeuren met de zieke – en dat mag wél.)
Het kan geen toeval zijn dat Lucas twee keer schrijft: “Jezus zégt” en “de man dééd”.
Geen speld tussen te krijgen – eigenlijk. Oók niet tussen zijn onderricht: “Mag je op sabbat goed doen of kwaad?”
Vanwaar dan hun ‘vervuld worden van onzinnigheid’?
We hoorden het al dikwijls: vreemd genoeg, maar goedheid roept kwaadheid op bij wie niet de eenvoud maar de eigen complexen voorop laat staan.
Voor de schriftgeleerden en Farizeeën ging het eigenlijk allemaal om ‘gezag hebben’ (lees: ‘macht’) (waar ze ook onderling elkaar over betwistten).
En dan komt daar die Jezus, die zich in geen ‘kamp’ laat steken, zomaar onder hun neus (!) dat gezag ondermijnen …
Wat zou Jezus’ gedachtegang zijn geweest …?
Lc. 6,20-26 (09/09/2020)
Hij richtte zijn blik op zijn leerlingen en zei: 'Zalig jullie die arm zijn, want van jullie is het koninkrijk van God.
Zalig jullie die honger hebben, want je zult verzadigd worden. Zalig wie nu huilt, want je zult lachen.
Zalig zijn jullie wanneer de mensen jullie omwille van de Mensenzoon haten en buitensluiten en beschimpen en je naam door het slijk halen.
Wees verheugd als die dag komt en spring op van blijdschap, want jullie zullen rijkelijk beloond worden in de hemel.
Vergeet niet dat hun voorouders de profeten op dezelfde wijze hebben behandeld. maar wee jullie die rijk zijn, jullie hebben je deel al gehad.
Wee jullie die nu verzadigd zijn, want je zult hongeren. Wee jullie die nu lachen, want je zult treuren en uilen.
Wee jullie wanneer alle mensen lovend over je spreken, want hun voorouders hebben de valse profeten op dezelfde wijze behandeld.
Zalig(!), deze woorden voeren naar de meest eenvoudige essentie – dat wat allerminst zalig wordt geprezen door onze maatschappij.
Ze zetten me in beweging (‘en marche’ zo wordt het vertaald door Chouraqui), naar hen die aan de rand staan – de ‘rafelrandmensen’.
Daar is het te doen! Daar, te midden van die ‘loosers’, in de armoede, de honger, het verdriet en de haat,
daar krijgt het mysterie van het Rijk der hemelen concreet vorm – oh wee als het draait om rijkdom, verzadiging, lof en aanzien.
(Oeps … draait het niet juist allemaal daarom in onze wereld?).
Wat een tegenstelling!
Meer dan tweeduizend jaar theologie en heel wat wetenschappelijk studiewerk hebben we achter ons, maar de zaligen – die van het evangelie –
wijzen ons waar het op aankomt. Kijk naar de wereld vanuit óns perspectief. Je zal verwonderd zijn! Maar wees gewaarschuwd, want zo naar de wereld kijken,
heeft consequenties! Het zal jou uit je comfortzone halen, de juiste verhouding duidelijk maken en je doen beseffen: Wie anders zal de hemel dragen?
Lc. 6,27-38 (10/09/2020)
'Tot jullie die naar mij luisteren zeg ik: heb je vijanden lief, wees goed voor wie jullie haten,
zegen wie jullie vervloeken, bid voor wie jullie slecht behandelen.
Als iemand je op de wang slaat, bied hem dan ook de andere wang aan, en weiger iemand die je je bovenkleed afneemt, ook je onderkleed niet.
Geef aan ieder die iets van je vraagt, en eis je bezit niet terug als iemand het je afneemt.
Behandel anderen zoals je wilt dat ze jullie behandelen. Is het een verdienste als je liefhebt wie jullie liefhebben?
Want ook de zondaars hebben degenen lief die hen liefhebben. En is het een verdienste als je weldaden bewijst aan wie weldaden bewijzen aan jullie?
Ook de zondaars handelen zo. En is het een verdienste als je geld leent aan degenen van wie jullie iets terug verwachten?
Ook zondaars lenen geld aan zondaars in de verwachting alles terug te krijgen.
Nee, heb je vijanden lief, doe goed en leen geld aan anderen zonder iets terug te verwachten; dan zullen jullie rijkelijk worden beloond,
en zullen jullie kinderen van de Allerhoogste zijn, want ook hij is goed voor wie ondankbaar en kwaadwillig is.
Wees barmhartig zoals jullie Vader barmhartig is. Oordeel niet, dan zal er niet over je geoordeeld worden.
Veroordeel niet, dan zul je niet veroordeeld worden. Vergeef, dan zal je vergeven worden. Geef, dan zal je gegeven worden;
een goede, stevig aangedrukte, goed geschudde en onvervolle maat zal je worden toebedeeld.
Want de maat die je voor anderen gebruikt zal ook voor jullie worden gebruikt.'
Mag het ietsje meer zijn? Ietsje meer Liefde?
Wat zou er gebeuren als we in onze tegenstander een medemens ontdekken en voor hem bidden?
Als we met elkaar in relatie gaan vanuit het ‘weten’ dat ik en hij als mens bemind worden?
Dan wordt de radicaliteit van de liefde zichtbaar: ‘de maat van de liefde, is liefde zonder maat!’
Mag het ietsje meer zijn? Ietsje meer Verbondenheid?
Wat zou er gebeuren als de Verbondenheid met de Bron van Léven model mag worden voor onze verbondenheid met elkaar?
Als we daadwerkelijk daarvoor kiezen? Dan wordt het mogelijk om in te gaan tegen vernietigende krachten (geweld, haat, afgunst …).
Dan kan er bewust geïnvesteerd worden in krachten die liefde uitstralen.
Ja, graag, dat ietsje meer! Want dát – liefdevol en Verbonden Léven – zal hét verschil maken en ruimte creëren voor G-d.