Lc. 6,39-42 (11/09/2020)
In die tijd hield Jezus zijn leerlingen deze gelijkenis voor: 'Kan soms de ene blinde de andere leiden? Vallen dan niet beiden in de kuil? De leerling staat niet boven zijn meester; maar zal hij ten volle gevormd zijn als hij gelijk is zijn meester. Waarom kijkt ge naar de splinter in het oog van uw broeder en slaat ge geen acht op de balk in uw eigen oog? Hoe kunt ge tot uw broeder zeggen: 'Broeder, laat mij de splinter uit uw oog halen, terwijl ge de balk in uw eigen oog niet opmerkt?' Huichelaar, haal eerst die balk uit uw eigen oog; dan zult ge scherp genoeg zien om de splinter te kunnen verwijderen die in het oog van uw broeder zit.'
De balk en de splinter. Ze hebben níets aan actualiteit ingeboet. Dit zegt heel veel over ons mens-zijn –
hoe hardnekkig en halsstarrig we zijn. En net nu worden we geappelleerd om Jezus go(e)d-zijn te erkennen.
Hem als leraar te aanvaarden. Kijkend vanuit zijn perspectief vraag ik me af waarom ik zo fel reageer op misstappen van een ander?
Brengen ze misschien de eigen misstappen aan het licht? Diegene die ik nu net vakkundig had weggestopt?
Heeft de splinter van de ander méér te maken met mijn balk dan ik zelf zou willen toegeven?
Ooit hoorde ik: ‘Als je met je vinger verwijtend naar een ander wijst, weet dan dat er tenminste drie vingers verscholen naar je zelf terugwijzen.’
Maar naar de ander wijzen gaat zóveel gemakkelijker dan te kijken naar mezelf. Het zijn toch de anderen – en in de wereld van vandaag
zijn er heel wat kandidaten om dat in te vullen – die fout bezig zijn!
Nochtans … alleen, als ik me onder de meester durf te zetten, als ik leef vanuit de goddelijke eenvoud van waaruit Jezus (voor)leefde,
zal ik de juiste volgorde kiezen nl. eerst zelfkritiek en dan … Liefde.