Verbonden Leven

Lc.4,16-30 (4/09/2023)

16    Ook kwam hij in Nazaret, waar hij was opgegroeid.
       Zoals hij gewoon was,
       ging hij op de dag van de sabbat
       binnen in het huis van samenkomst.
       Hij stond op om voor te lezen
17    en men gaf hem een boekrol van de profeet Jesaja.
       Hij opende de boekrol
       en vond de plaats waar geschreven staat:
18    De geest van de Heer is over mij gekomen –
       hij heeft mij gezalfd,
       om de bevrijdende boodschap te verkondigen
       aan wie zich arm weten.
       Hij heeft mij gezonden
       om wie gebroken is te genezen,
       om wie gevangen zit vrijlating te melden,
       om wie blind is het zicht terug te geven,
       om wie verdrukt wordt te bevrijden;
19    om af te kondigen
       een genadejaar van de Heer. [Jes.61,1-2]
20    Hij rolde het boek dicht,
       gaf het terug aan de dienaar
       en ging zitten.
       De ogen van allen in het huis van samenkomst
       waren aandachtig op hem gericht.
21    Hij begon nu tegen hen te spreken:
       “Vandaag
       is voor jullie oren
       dit Schriftwoord in vervulling gegaan!”
22    Allen vielen hem bij en verwonderden zich
       over de woorden van genade die uit zijn mond kwamen,
       en ze zeiden:
       “Is dat niet de zoon van Jozef?”

23    Hij zei tegen hen:
       “Natuurlijk zullen jullie mij de spreuk voorhouden:
       Geneesheer, heel jezelf!
       Al die dingen die in Kafarnaüm gebeurd zijn
       – naar wij gehoord hebben –
       doe ze ook eens hier in je vaderstad.
24    Daarop zei hij:
       “Zeker, ik zeg jullie
       dat geen enkele profeet welkom is in zijn vaderstad.
25    Naar waarheid zeg ik jullie:
       In de dagen van [de profeet] Elia
       waren er veel weduwen in Israël
       toen de hemel gedurende drieëneenhalf jaar gesloten bleef
       zodat er grote hongersnood kwam over heel het land.
26    Toch werd Elia naar geen van hen gezonden
       [om haar te redden van de hongerdood – 1 Kon.17]
       maar naar een weduwe is Sarepta bij Sidon [= buiten Israël].
27    En ten tijde van de profeet Elisa
       waren er veel melaatsen in Israël.
       Toch werd geen enkele van hen gereinigd
       maar wel de Syriër [= buitenlander] Naäman.”
28    Allen die in de samenkomst [synagoge] waren
       en dit hoorden
       raakten overvol woede.
29    Ze stonden op en wierpen hem buiten de stad.
       Ze dreven hem naar de rand van de berg
       waarop hun stad gebouwd was,
       om hem van de steilte te gooien.
30    Maar hij ging midden tussen hen door
       en trok weg.

We maken een sprong: gisteren had Jezus het over hoe zijn leven aan z’n eind zou komen, vandaag keren we terug naar het begin van zijn openbaar leven. Toch zit vanaf dat begin het einde erin vervat: ook toen al begrepen ze hem niet en was er veel weerstand om zijn boodschap te beluisteren.
Op zich is dat eigenlijk nogal merkwaardig, want wat hij komt vertellen is toch niets anders dan ‘goed nieuws’? – En dat niet alleen als aankondiging in de verte, zoals profeten voor hem hadden gedaan, maar als vervulling in het heden!
Maar laten we die stadsgenoten van Jezus niet te vlug veroordelen! Het is erg menselijk wat ze doen. Herken je het niet bij jezelf? Accepteren wij het zo makkelijk als een huisgenoot, een collega, een buur, … ons op belangrijke aspecten van het leven wijst? Doen wij dat ook niet makkelijk af als ‘wat weet die daar nu van’? Nochtans zijn voor ons vandaag onze naasten ons gegeven als ‘stem van G-d in ons midden’, net zoals Jezus dat was voor zijn stadsgenoten …!

Lc. 8,4-15 (23/09/2023)

     Mensen uit allerlei steden kwamen op hem af,
       zodat zich een grote menigte verzamelde.
       Hij vertelde hen een gelijkenis:
5      Een zaaier ging uit om te zaaien.
       Bij het zaaien viel een deel op de weg.
       Het werd vertrapt en de vogels aten het op.
     Een ander deel viel op rotsige grond.
       Toen het begon te groeien verdorde het
       omdat het onvoldoende water had.
7     Weer een ander deel viel tussen de dorens.
       Die groeiden mee op en verstikten het opkomende graan.
     Maar een deel viel in goede aarde
       en toen het volgroeid was
       bracht het buitengewoon veel vrucht voort.
       Hierna riep Jezus uit:
       “Wie oren heeft om te horen, laat hij luisteren!”
     Zijn leerlingen vroegen hem nu:
       “Wat bedoelt deze gelijkenis?”
10    Hij antwoordde:
       “Jullie, die leerling willen zijn,
       is het gegeven de verborgenheden
       van het koninkrijk van God te leren kennen.
       Tot de anderen spreek ik in gelijkenissen
       omdat zij ziende niet zien en horende niet verstaan.
11    Dit bedoelt nu deze gelijkenis:
       Het zaad is het woord van God.
12    Die langs de weg
       zijn zij die het horen.
       Maar dan komt de tweedrachtzaaier
       en neemt het woord weg uit hun hart,
       zodat ze niet tot innerlijk vertrouwen zouden komen
       en behoed worden.
13    Die op rotsige grond
       zijn zij die, wanneer zij het horen,
       het woord met vreugde ontvangen,
       maar geen wortel hebben.
       Voor een tijdje staan ze in dat vertrouwen,
       maar in een tijd van beproeving, nemen zij er afstand van.
14    Die tussen de dorens vallen
       zijn zij die het horen,
       maar gaandeweg verstrikt raken
       in de zorgen of de rijkdom en genietingen van het leven
       en daardoor niet voldragen raken.
15    Die in goede aarde vallen
       zijn zij die het woord horen
       en het behouden in een goed hart
       en daardoor duurzaam vrucht dragen.”

We worden de godganse dag overstelpt met beelden en woorden. Overal waar je komt, is er wel iets te zien én te horen. Het is lastig om in dat lawaai nog goed te luisteren, laat staan gericht te luisteren naar écht leven-gevende woorden. Alle rondgestrooide beelden en woorden proberen immers – elk op zijn manier – te vertellen wat we nodig hebben om gelukkig te zijn. Ze promoten van alles en nog wat ter bevordering van ons persoonlijk geluk(?). Maar is dit alles wel zo zaligmakend, laat staan vruchtbaar en leven-gevend?
De vraag is dus: Waarop richten wij ons oor? Waarop richten we onze volle aandacht?
Is het de tweedrachtzaaier die alle aandacht krijgt en in ons onrust zaait, of durven we – ook wanneer het lastig wordt – consequent blijven luisteren en leven naar G-ds woord?
Krijgen de beelden van rijkdom, bezit en genot het voor het zeggen of proberen we de goede grond in ons te cultiveren, zodat onze oren zich kunnen richten op wat duurzaam is en hopelijk mag dat in ons tot bloei komen en vrucht dragen.

Lc.11,14-26 (13/10/2023)

14    Eens dreef Jezus een demon uit die stom was.
       Toen de demon verdreven was, kon de stomme weer spreken.
       De omstaanders verwonderden zich daarover.
15    Sommigen zeiden:
       “Het is door Beëlzebul, de heerser van de demonen,
       dat hij demonen kan uitdrijven!”
16    Anderen – om hem op de proef te stellen –
       verlangden van hem een teken uit de hemel.
17    Maar hij wist welke gedachten bij hen leefden
       en zei daarom:
       “Elk koninkrijk dat innerlijk verdeeld is,
       raakt verwoest; het ene huis valt op het andere.
18    Als nu de tegenstander [satan] zelf innerlijk verdeeld is,
       hoe kan zijn koninkrijk dan standhouden?
       Want jullie zeggen dat ik door Beëlzebul demonen uitdrijf.
19    En als ik ze door Beëlzebul uitdrijf,
       door wie drijven jullie zonen ze dan uit?
       Als jullie zo redeneren, zullen zij zelf jullie rechters zijn.
20    Maar als ik door Gods kracht de demonen uitdrijf,
       dan heeft het koninkrijk van God jullie bereikt!
21    Wanneer een sterke goed bewapend zijn domein bewaakt,
       dan is wat hem lijkt toe te behoren in vrede.
22    Maar zodra nu iemand komt die sterker is dan hij,
       overwint hij hem,
       ontneemt hem de wapenrusting waarop hij vertrouwde
       en geeft weg wat hij op hem heeft buitgemaakt.
23    Wie niet mét mij is, is tegen mij,
       en wie niet met mij bijeenbrengt, die verstrooit.
24    Telkens wanneer een nog niet gereinigde geest uit iemand weggaat,
       dwaalt hij door dorre plaatsen op zoek naar rust.
       Omdat hij die niet vindt, zegt hij:
       “Ik ga terug naar mijn huis, vanwaar ik ben weggegaan.”
25    Wanneer hij er terugkomt
       en hij vindt het schoongeveegd en [leeg, kil] ordentelijk,
26    dan trekt hij andere geesten met zich mee,
       wel zeven, nog slechter dan hijzelf.
       Eens binnen, vestigen ze zich daar.
       Zo is het voor die mens aan het eind nog erger dan van tevoren.”

Verdeeldheid is een kwalijke demon die tot op onze dagen ronddwaalt door de wereld. Je hoeft het nieuws maar op te zetten om dat te horen, je ogen maar open te trekken om dat te zien. Wie de moed heeft om – zoals Jezus – daar tegenin te gaan zal – ook vandaag dus – raar bekeken worden. Men weet niet vanwaar die helende kracht komt, meer vertrouwd als men is met de splitsende kracht! Ook van goede krachten is men bang; of liever: ze irriteren, omdat ze confronteren en uitdagen óók dat goede te doen.
Jezus – en ik vandaag? – laat zich niet doen door die onterechte kritiek op zijn persoon en werk. Hij weet waar hij voor staat en doorziet het mechanisme van de verdeeldheid – in de Bijbel vaak de ‘verdeler’ = splitser = diabolos genoemd, of ook: de tegenstander = satan. Híj – Jezus – is gekomen om bijeen te brengen, te helen, ‘heel’ te maken.
In de kracht van de eenmakende Go(e)de Geest doet Jezus merkwaardige dingen. Zal ík verbaasd/verdwaasd hem erover verdacht maken, of zal ik in zijn voetspoor treden – vandaag?

Lc.13,10-17 (30/10/2023)

10    Op een keer gaf hij op een sabbat onderricht
       in één van de synagogen.
11    Kijk! Er was een vrouw die al achttien jaar ziek was:
       ze was kromgebogen en kon zich in het geheel niet oprichten.
12    Jezus zag haar en sprak haar aan:
       “Vrouw, je bent ver-los-t van je ziekte”,
13    en hij legde haar de handen op.
       Onmiddellijk werd zij opgericht
       en zij verheerlijkte God.
14    De overste van de synagoge,
       die er zich aan ergerde dat Jezus op sabbat genas,
       zei tegen de aanwezigen:
       “Zes dagen zijn er om te werken.
       Kom dan op deze dagen om jullie te laten genezen
       en niet op de sabbat.”
15    De Heer antwoordde hem:
       “Dubbelzinnigaard!
       Maken jullie niet allemaal je os of ezel los van de voederbak
       om hem weg te leiden naar de drinkplaats?
16    Kijk toch! Was het dan niet nodig
       dat deze vrouw – nog wel een dochter van Abraham –
       die de tegenstander [satan] achttien jaar lang gebonden hield,
       losgemaakt werd van deze band juist op een sabbat?”
17    Toen hij dit gezegd had,
       werden al wie zich tegen hem stelden diep beschaamd.
       De menigte echter was verheugd
       over al de heerlijke dingen die door hem gebeurden.

Vandaag horen we een toepassing van wat we gisteren hoorden over ‘de kern van de zaak’ enerzijds en ‘de uiterlijke concretiseringen’ anderzijds. En als dat zo’n universeel gegeven is, dan mogen we ons er ook niet laten aan vangen om dat alleen bij ‘de oversten van de synagoge’ of bij ‘de farizeeën en schriftgeleerden’ te situeren! Nee, het zit ook in onszelf!
Onderzoek jezelf vandaag – en alle volgende dagen – er maar eens op: Hoe vaak denken en beslissen wij vanuit een vooraf bestaande regel, wet, gebruik, vooroordeel, …? Het is niet makkelijk om éérst naar de mens met zijn of haar verhaal en nood werkelijk te lúisteren, zonder die vóór-ingenomenheden! Veel vaker dan we denken laten we de bestaande vormen primeren op de inhoud van wat werkelijk telt hier en nu voor deze mens.
En dat terwijl wij volgelingen zijn van Jezus, die gekomen is om mensen – ook onszelf dus – te ver-los-sen! Laten we dus maar eerst zelf los-ser staan t.o.v. de uiterlijke vormen, dan zullen wij – in Jezus’ Naam – ook andere mensen kunnen ver-los-sen.

Lc.14,1.7-11 (4/11/2023)

1      Het gebeurde eens
       dat Jezus te gast was voor de maaltijd op sabbat
       in het huis van een overste van de farizeeën
       en zij hielden hem in de gaten.
7      Jezus had opgemerkt
       hoe de gasten de voornaamste plaatsen aan tafel zochten.
       Hierop vertelde hij hun een gelijkenis:
8      Wanneer je door iemand wordt uitgenodigd voor een bruiloftsfeest,
       ga dan niet aanliggen aan de voornaamste plaatsen.
       Misschien is er iemand uitgenodigd die voornamer is dan jij.
9      Als die dan komt,
       zou jullie gastheer zeggen:
       “Maak plaats voor hem”,
       en dan zul je vol schaamte de laatste plaats moeten innemen.
10    Nee, wanneer je wordt uitgenodigd,
       ga dan aanliggen op de laatste plaats.
       Als dan de gastheer komt,
       zal hij je zeggen:
       “Vriend, kom meer naar voor!”,
       en dan zal je eer te beurt vallen
       voor de ogen van al je tafelgenoten.
11    Want ieder die zichzelf groter maakt,
       zal kleiner worden,
       en wie zichzelf kleiner maakt,
       zal groter worden.

Er is heel wat te zien tijdens een maaltijd, tenminste als je er oog voor hebt. Afhankelijk hoe je kijkt, zie je ook weer andere dingen.
De farizeeën en overste kijken vanuit de Wet. Zij weten perfect wanneer mensen de wet overtreden en grijpen hun kans om te (ver)oordelen en/of terecht te wijzen.
Jezus kijkt vanuit z’n hart. Hij ziet wat er in en tussen mensen speelt. Hij ziet wanneer mensen in nood zijn. Hij ziet hun geworstel om op de ‘beste’ plaats terecht te komen en wijst hen – met z’n eigen leven – de weg naar die ‘beste’ plaats.
De vraag is nu: Wat is de ‘beste’ plaats? Dat is de plaats (het moment) waar alles in jou op z’n plaats valt. Het is daar waar je voelt dat wat je doet en zegt, klopt en dat je één bent. Het is daar waar je mag groeien als mens. Het is leven in G-d, open voor het ‘Onverwachte’ en ruimte makend om de a/Ander gastvrij te ontvangen. Het is een nederige en zachtmoedige levenshouding aannemen die leidt tot verbondenheid. Vanuit deze verbondenheid mag de ander jou leiden – en jij de ander – naar de ‘beste’ plaats. Daar zal je Léven en écht feesten!

Lc.1,57-66 (23/12/2023)

57    Voor Elisabet brak de tijd aan van de bevalling
       en zij bracht een zoon ter wereld.
58    De omwonenden en haar verwanten hoorden
       dat de Heer grote tederheid aan haar had getoond
       en zij verheugden zich, samen met haar.
59    Op de achtste dag kwamen ze het jongetje besnijden
       en noemden het naar zijn vader Zacharias.
60    Maar zijn moeder zei:
       “Nee! Het zal genoemd worden: Johannes!”
61    Ze antwoordden haar:
       “Maar er is niemand in jouw familie
       die deze naam draagt.”
62    Ze wenkten nu zijn vader,
       hoe hij zou willen dat het genoemd werd.
63    Hij vroeg een schrijfplankje en schreef:
       “Johannes is zijn naam!”
       En allen verwonderden zich.
64    Onmiddellijk kon hij weer spreken
       en hij zegende God.
65    Huiver overkwam alle omwonenden
       en in heel het bergland van Judea werd dit besproken.
66    Al wat men hoorde, sloot men in het hart:
       “Wat zal er toch van dit jongetje worden?”,
       want de hand van de Heer was met hem.

Natúúrlijk moet het jongetje Johannes heten! Is er een passender manier om G-d te loven en te danken om zijn grote genade – en tederheid! – die hij aan Elisabet en Zacharias toont door de geboorte van dan toch nog hun kindje?! – De naam Johannes betekent immers: God is genadig.
Hún kindje? Zacharias claimt het alvast niet als een verlengstuk van zichzelf. Ook hij erkent er deemoedig G-ds werk in. Aansluitend op dit gebeuren heft ook Zacharias een loflied aan die de grootse werking van G-d in het leven van een mens bezingt.
Waar mensen erkennen dat in ‘hun’ kinderen G-d aan het werk is, opent zich een toekomst die heilzaam – genadig en teder – is voor velen rondom hen.