Lc.14,1.7-11 (4/11/2023)
1 Het gebeurde eens
dat Jezus te gast was voor de maaltijd op sabbat
in het huis van een overste van de farizeeën
en zij hielden hem in de gaten.
7 Jezus had opgemerkt
hoe de gasten de voornaamste plaatsen aan tafel zochten.
Hierop vertelde hij hun een gelijkenis:
8 Wanneer je door iemand wordt uitgenodigd voor een bruiloftsfeest,
ga dan niet aanliggen aan de voornaamste plaatsen.
Misschien is er iemand uitgenodigd die voornamer is dan jij.
9 Als die dan komt,
zou jullie gastheer zeggen:
“Maak plaats voor hem”,
en dan zul je vol schaamte de laatste plaats moeten innemen.
10 Nee, wanneer je wordt uitgenodigd,
ga dan aanliggen op de laatste plaats.
Als dan de gastheer komt,
zal hij je zeggen:
“Vriend, kom meer naar voor!”,
en dan zal je eer te beurt vallen
voor de ogen van al je tafelgenoten.
11 Want ieder die zichzelf groter maakt,
zal kleiner worden,
en wie zichzelf kleiner maakt,
zal groter worden.
Er is heel wat te zien tijdens een maaltijd, tenminste als je er oog voor hebt. Afhankelijk hoe je kijkt, zie je ook weer andere dingen.
De farizeeën en overste kijken vanuit de Wet. Zij weten perfect wanneer mensen de wet overtreden en grijpen hun kans om te (ver)oordelen en/of terecht te wijzen.
Jezus kijkt vanuit z’n hart. Hij ziet wat er in en tussen mensen speelt. Hij ziet wanneer mensen in nood zijn. Hij ziet hun geworstel om op de ‘beste’ plaats terecht te komen en wijst hen – met z’n eigen leven – de weg naar die ‘beste’ plaats.
De vraag is nu: Wat is de ‘beste’ plaats? Dat is de plaats (het moment) waar alles in jou op z’n plaats valt. Het is daar waar je voelt dat wat je doet en zegt, klopt en dat je één bent. Het is daar waar je mag groeien als mens. Het is leven in G-d, open voor het ‘Onverwachte’ en ruimte makend om de a/Ander gastvrij te ontvangen. Het is een nederige en zachtmoedige levenshouding aannemen die leidt tot verbondenheid. Vanuit deze verbondenheid mag de ander jou leiden – en jij de ander – naar de ‘beste’ plaats. Daar zal je Léven en écht feesten!
Lc.1,57-66 (23/12/2023)
57 Voor Elisabet brak de tijd aan van de bevalling
en zij bracht een zoon ter wereld.
58 De omwonenden en haar verwanten hoorden
dat de Heer grote tederheid aan haar had getoond
en zij verheugden zich, samen met haar.
59 Op de achtste dag kwamen ze het jongetje besnijden
en noemden het naar zijn vader Zacharias.
60 Maar zijn moeder zei:
“Nee! Het zal genoemd worden: Johannes!”
61 Ze antwoordden haar:
“Maar er is niemand in jouw familie
die deze naam draagt.”
62 Ze wenkten nu zijn vader,
hoe hij zou willen dat het genoemd werd.
63 Hij vroeg een schrijfplankje en schreef:
“Johannes is zijn naam!”
En allen verwonderden zich.
64 Onmiddellijk kon hij weer spreken
en hij zegende God.
65 Huiver overkwam alle omwonenden
en in heel het bergland van Judea werd dit besproken.
66 Al wat men hoorde, sloot men in het hart:
“Wat zal er toch van dit jongetje worden?”,
want de hand van de Heer was met hem.
Natúúrlijk moet het jongetje Johannes heten! Is er een passender manier om G-d te loven en te danken om zijn grote genade – en tederheid! – die hij aan Elisabet en Zacharias toont door de geboorte van dan toch nog hun kindje?! – De naam Johannes betekent immers: God is genadig.
Hún kindje? Zacharias claimt het alvast niet als een verlengstuk van zichzelf. Ook hij erkent er deemoedig G-ds werk in. Aansluitend op dit gebeuren heft ook Zacharias een loflied aan die de grootse werking van G-d in het leven van een mens bezingt.
Waar mensen erkennen dat in ‘hun’ kinderen G-d aan het werk is, opent zich een toekomst die heilzaam – genadig en teder – is voor velen rondom hen.
Lc.1,26-38 (24/12/2023)
26 In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper],
werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden
naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd,
27 naar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was
met een man die Jozef heette,
uit het huis van [die afstamde van koning] David.
De naam van die jonge vrouw was Maria.
28 De engel kwam bij haar binnen en zei:
“Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou!
Gezegend ben jij onder de vrouwen.”
29 Zij echter was erg in de war van deze woorden
en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen.
30 De boodschapper zei tegen haar:
“Wees niet bang, Maria,
jij hebt genade gevonden bij God.
31 Kijk! Je zult zwanger worden
en een zoon baren
en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven.
32 Hij zal groot zijn
en zoon van de Allerhoogste worden genoemd,
en God de Heer zal aan hem geven
de troon van zijn vader David.
33 Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël]
tot in eeuwigheid
en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
34 Nu zei Maria tegen de boodschapper:
“Hoe zal dat gebeuren,
aangezien ik geen omgang met een man heb?”
35 De boodschapper antwoordde haar:
“Heilige geest zal over jou komen,
de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen.
Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt
heilig genoemd worden, zoon van God.
36 Kijk! Elisabet, je bloedverwante,
ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen.
Ze is in haar zesde maand,
hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd.
37 Want bij God is geen woord krachteloos.”
38 Nu zei Maria: “Ziehier de dienares van de Heer.
Moge met mij gebeuren naar jouw woord.”
En de boodschapper ging van haar weg.
Op vrijdag 8 en op woensdag 12 december hadden we ditzelfde evangelie. Een nieuwe commentaar schrijven had gekund maar we kiezen ervoor om de beide commentaren nog een keertje aan te bieden. Ze zijn rijk genoeg om er nog een dag mee verder te gaan.
Er zijn weinig mensen die het feest van vandaag juist en op een begrijpelijke manier zouden kunnen uitleggen. Laten we daar dus niet teveel ons hoofd over breken. Waar we níet omheen kunnen en mogen, is het feit dat Maria toch wel een straffe en inspirerende Bijbelse vrouw is.
Dat kun je zien in haar overgave (het befaamde ‘fiat’ – het Latijnse woord voor ‘het moge met mij gebeuren’): Ja, ze zit vol vragen over hoe dat moet en kan, of over die vreemde boodschapper die onbegrijpelijke woorden spreekt, maar ze laat het toch toe en laat het bij haar binnen stromen – wat een stroom van Léven opwekt.
En dat alles gebeurt in een heel typische Bijbelse sfeer: Maria is naar menselijke maatstaven geen hooggeplaatst iemand. Integendeel, de Bijbelse G-d lijkt makkelijker kansen te krijgen in mensen die eenvoudig genoeg zijn om in die overgave te durven en willen leven. Maria’s ‘fiat’ kwam niet uit de lucht vallen. Ze was erin opgegroeid, was erin meegegaan en had het tot haar eigen levenshouding gemaakt. Dát opende de weg om op het cruciale – onbegrijpelijke – moment van haar leven, óók ‘ja’ te zeggen.
Vandaag kijken we even door de ogen van de engel! Die speelt in de aanloop naar Kerstdag een grote rol: hier bij Maria, eergisteren bij Jozef, gisteren bij Zacharias, en straks bij de herders en de ‘drie wijzen’.
Wat zou G-d zijn zonder zijn boodschappers?! Net zoals met zijn geboorte in een mens, is Hij voor de aankondiging en uitwerking daarvan helemaal afhankelijk van anderen. Maar een ‘engel’ is nu net ‘iemand’ die zich helemaal ten dienste stelt van G-d, die zijn(?) eigen wil al helemaal op G-ds wil heeft afgestemd en helemaal ‘leeft in lijn met G-d’.
Dat betekent ook dat een ‘engel’ niet noodzakelijk vleugeltjes heeft. Wellicht ware het beter te zeggen dat hij(?) ánderen vleugels geeft! Wat zou het met Maria hebben gedaan, toen de boodschap eenmaal tot haar doorgedrongen was?! Wat zou het met ons doen, als een engel óns zo’n boodschap zou brengen? Wat zou het doen als ík, als engel van G-d, vandaag iemand vleugels geef …?
Lc.2,16-21 (1/01/2024)
16 Zo haastten zij [de herders] zich
en vonden Maria en Jozef
en het pasgeboren kindje,
liggend in een voedertrog.
17 Toen ze dit zagen,
maakten zij alom bekend
het woord [het scheppingsgebeuren] dat hun over dit kindje was gezegd.
18 Al wie het hoorde,
verwonderde zich
over wat de herders tegen hen zeiden.
19 Maria bewaarde al deze woorden [heel dit scheppingsgebeuren]
en bracht ze samen en overwoog ze in haar hart. [symballein]
20 De herders keerden terug,
God verheerlijkend en prijzend
voor alles wat ze gehoord en gezien hadden,
precies zoals het hun was gezegd.
21 Toen de acht dagen tot de besnijdenis vervuld waren,
kreeg het kindje de naam Jezus [God redt],
zoals hij genoemd werd door de boodschapper
voordat hij in de moederschoot ontvangen werd.
In de Bijbel wemelt het van goede en bekwame herders. Zij wijzen de weg naar G-d, ook al worden ze door anderen vaak scheef bekeken. Toch is het aan hen dat het Woord van G-d over een nieuwe wereld toegezongen wordt.
Voor ons blijft het tot op vandaag ongemakkelijk om de samenleving te bekijken door de ogen van de meest kwetsbaren en ons echt toe te leggen op een inclusieve wereld waar íedereen zich gehoord en gezien mag weten. Nochtans worden die woorden ook aan ons toegezegd. Wij worden uitgedaagd om in onze wereld dat Woord te verbinden met de stem van de armste en de schreeuw van de aarde om de diepe betekenis ervan te leren begrijpen. Wij worden uitgenodigd om de woorden te bewaren in ons hart, erover te spreken en er ons samen op toe te leggen.
Ik wens het ons allen toe: Dat we het horen, bewaren en waar-maken, dat Woord dat ruimte schept, toekomst-wijd nieuw land.
Lc.9,22-25 (15/02/2024)
22 “Eerst zal de mensenzoon veel moeten lijden
en door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden
verworpen en gedood moeten worden
en op de derde dag opgewekt zijn.”
23 En tegen allen zei hij:
“Als iemand van zin is achter mij aan te komen,
moet hij volstrekt neen zeggen tegen zichzelf,
elke dag zijn kruis opnemen
[symbool van de ter dood veroordeelde]
en mij volgen.
24 Want wie zijn leven wil redden,
zal het verliezen,
maar wie zijn leven verliest omwille van mij,
zal het redden.
25 Wat baat het iemand heel de wereld te winnen
als hij zichzelf verlies of schaadt?”
Van bij het begin van de Vastentijd is er ook al sprake van waar het zal op uitlopen, zowel voor Jezus als voor degenen die hem proberen te volgen – ook wij dus, die deze Vastentijd ingaan. Het klinkt allemaal nogal zwaar en negatief – Jezus heeft zijn volgelingen dan ook nooit een comfortabel luxeleventje beloofd. De ‘clou’ is nu natuurlijk dat we ons niet mogen blind staren op dat negatieve, maar vérder moeten kijken. Na en doorheen “verworpen en gedood” te zijn, zal Jezus “op de derde dag opgewekt worden”; na en doorheen “zijn leven te verliezen omwille van mij”, zal de volgeling van Jezus “zijn leven redden”!
Dat vérdere perspectief moeten we goed in het vizier houden als wij van deze Vastentijd een beetje ernstig werk willen maken. ‘Vasten’ is er níet als een vorm van zelfvernietiging, maar is een doorgang naar een bevrijder leven. ‘Vasten’ dient net om ‘los’ te komen van alles wat ons ‘vasthoudt’. Daarvoor moeten we echter wel die schijnbaar negatieve weg door, maar ons perspectief ligt vérder …
Lc.24,35-48 (14/04/2024)
35 En zij vertelden wat er onderweg was gebeurd
en hoe hij zich had laten kennen in het breken van het brood.
36 Terwijl ze dit aan het vertellen waren,
kwam hijzelf in hun midden
en zei hun: “Vrede voor jullie!”
37 Ze schrokken erg en werden bang
omdat ze dachten een geest te zien.
38 Hij zei hun: “Waarom zijn jullie zo verward
en waarom bekruipt zo’n twijfel jullie hart?
39 Kijk naar mijn handen en mijn voeten: Ik ben het zelf!
Voel aan mij en kijk.
Een geest heeft toch geen vlees en beenderen
zoals jullie zien dat ik wel heb?”
40 En dit zeggende, toonde hij hun zijn handen en voeten.
41 Omdat zij door de vreugde en de verwondering
nog steeds het moeilijk konden vertrouwen,
zei hij hun: “Hebben jullie hier iets te eten?”
42 Ze gaven hem een stuk gebakken vis (en honingkoek).
43 Hij nam het en at het voor hun ogen op.
44 Daarna zei hij tegen hen:
“Dit zijn de woorden die ik tot jullie sprak
toen we nog samen waren:
dat het ‘moet’ dat vervuld wordt wat over mij geschreven staat
in de wet van Mozes, de profeten en de psalmen.”
45 Toen opende hij wijd hun verstand
om de Schriften te bevatten.
46 En hij zei tegen hen:
“Zo staat het geschreven en zo ‘moet’ het:
Dat de Gezalfde [Christos] zou lijden
en opstaan uit de doden op de derde dag,
47 en dat er in zijn Naam
ommekeer verkondigd zou worden
tot vrijmaking van zonden [verwijdering]
voor alle volken, te beginnen met Jeruzalem.
48 En jullie zijn hiervan de getuigen [martyres].
Lucas voert niet zoals Johannes de apostel Tomas op als zogenaamd prototype van de ongelovige, terwijl de rest het allemaal zo makkelijk wél zou geloven. Nee, voor Lucas hebben ze het allemaal even moeilijk met die Verrijzenis. Aan hen allemaal moet Jezus het ‘bewijs’ leveren dat hij het zelf is, en dat doet hij door de wonden in zijn handen en voeten te tonen. Dít is hijzelf! Tijdens zijn leven heeft hij ‘zijn handen vuil gemaakt’ aan de mensen, en daar is hij consequent mee doorgegaan in zijn dood.
Zijn Verrijzenis wordt tastbaar reëel waar dit gebaar verder gaat en zijn leerlingen het in zijn Naam ook verder aanwezig brengen in de wereld. Dit moet hun getuigenis worden – en ja, ze zullen er ook soms de fysieke dood moeten voor sterven (getuigen en martelaarschap zijn hier één: martyres). Wie het spoor van de G-ddelijke Liefde écht wil volgen, ‘moet’ onvermijdelijk ook bij het Lijden uitkomen. – In het Paasmysterie mogen wij echter óók erop vertrouwen dat het ons bij Verrijzenis brengt!