Verbonden Leven

Lc.6,6-11 (11/09/2023)

     Op een andere sabbat gebeurde het
       dat hij een plaats van samenkomst [synagoge] binnenging
       en er onderrichte.
       Er was daar iemand met een verdorde rechterhand.
     De schriftgeleerden en farizeeën hielden hem in het oog
       of hij op sabbat zou genezen,
       zodat ze een beschuldiging zouden vinden tegen hem.
     Maar hij kende hun bedenkingen
       en zei tegen de man met de dorre hand:
       “Sta op en ga in het midden staan.”
       Dat deed hij.
     Nu zei Jezus tegen hen [de farizeeën]:
       “Ik zal jullie een vraag stellen:
       Is het toegestaan op sabbat goed te doen, of eerder kwaad,
       een ziel te bevrijden, of eerder verloren te laten gaan?”
10    Hij keek rond naar allen
       en zei dan [tegen de man met de dorre hand]: “Strek je hand uit.”
       Dat deed hij
       en zijn hand herstelde zich.
11    Zij werden vervuld van onverstand
       [anoia = on-verstand, verdwaasd, uitzinning (‘onredelijk’ woedend)]
       wat ze toch konden doen tegen Jezus.

Voor Jezus is er maar één wet die boven alle andere wetten en regels staat, nl. Go(e)d doen. Hij laat zich niet ‘vast’zetten door menselijke regels en wetten en zeker niet door de priemende blikken die vanuit de menigte op hem gericht zijn. Hier duikt opnieuw de ‘kleine goedheid’ (waarover we het enkele dagen geleden hadden) op. Jezus ziet zijn mede-mens. Hij kijkt voorbij de regels en ziet een mens in nood. Hij weet heel goed dat hij in de gaten gehouden wordt en toch neemt hij zonder enige aarzeling zijn verantwoordelijkheid op. De man heeft hem nodig en dat primeert, niet de (sabbats)regel.
Het is leven-gevend om zulke ‘vrije’ mensen te mogen ontmoeten. Het werkt bevrijdend, zowel voor jezelf als voor de ander! Vrije mensen laten hun leven niet bepalen door de omstaanders, maar wel door hun diepste wezen (of noem het G-d). Als je doen en laten van daaruit – van G-d uit – vertrekt, hoef je ook geen moment te twijfelen of je al dan niet het goede doet. Je zal het zien gebeuren. Maar je weze wel gewaarschuwd, zo leven maakt je omstanders kwaad.

Lc.6,43-49 (16/09/2023)

43    “Want een goede boom brengt geen rotte vruchten voort,
       en een rotte boom geen goede vruchten.
44    Want iedere boom wordt gekend aan de eigen vruchten.
       Want van doornstruiken verzamelt men geen vijgen
       en van braamstruiken oogst men geen druiven.
45    Een goed mens brengt goede vruchten voort
       uit de schat van zijn goede hart;
       een verdwaasd mens brengt dwaze vruchten voort
       uit de schat van zijn verdwaasd hart.
       Want waar het hart van vol is, spreekt de mond.
46    Wat roep je mij “Heer, Heer!”
       en doe je niet wat ik zeg?
47    Ieder die naar mij komt
       en mijn woorden hoort en doet –
       ik zal je tonen op wie hij gelijkt:
48    Hij is als iemand die een huis bouwt
       en het fundament graaft, uitdiept en grondvest op een rots.
       Er kwam een overstroming en de rivier beukte tegen dat huis,
       maar die was niet bij machte het te doen wankelen,
       want het was gefundeerd op de rots.
49    Maar wie ze gehoord heeft en níet doet,
       is als iemand die een huis bouwt
       los op de grond, zonder fundament.
       De rivier beukte tegen dat huis
       en het stortte onmiddellijk in.
       Het werd een puinhoop.”

Wij zijn (te) gewoon het Evangelie in korte stukjes te lezen, waardoor we de samenhang soms missen. Het ‘stukje’ van vandaag is de rechtstreekse voortzetting van het ‘stukje’ van gisteren. Het blijft dus gaan over hoe Jezus hoopt wat voor mensen zijn volgelingen zouden zijn.
Het onderscheidingsvermogen dat een christen aan de dag moet leggen om kritisch naar zijn eigen leven te kijken (gisteren), zal zich ook laten zien aan ‘de buitenkant’, de ‘vruchten’ die iemand voortbrengt voor zijn omgeving (vandaag). Hoe de ‘binnenkant’ er wérkelijk uitziet, straalt af op iemands ‘buitenkant’.
Daarom is het ook niet voldoende om alleen lippendienst aan G-d te bewijzen. Dat soort ‘buitenkant’ is veruit te mager volgens Jezus. Hij hoopt op een ‘buitenkant’ die heel haar doen en laten fundeert op G-d en inricht (en ‘uitricht’) naar zijn geboden.
Het kan allemaal moeilijk lijken, maar je mag weten: wie deze weg van Jezus kiest, staat stevig!

Lc.11,27-28 (14/10/2023)

27     Toen hij zo aan het spreken was,
       verhief een vrouw uit de menigte haar stem
       en zei hem:
       “Zalig de schoot die jouw gedragen heeft
       en de borsten waaraan jij hebt gedronken!”
28     Jezus antwoordde:
       “Ja, sterker nog:
       Zalig wie luisteren naar Gods woord
       en het be-waren!”

Mensen hebben iets bijzonders met hun moeder. Zelfs als je moeder vanuit menselijk oogpunt wellicht ook heel wat zwaktes had, en misschien zelfs moeite om je op te voeden, ze heeft je wel het leven geschonken. Dat besef doet ons in een positieve afhankelijkheid – je kunt ook zeggen: een dankbare aanhankelijkheid – staan tegenover haar en het leven zelf.
Jezus, zelf mens en ten volle kind van zijn moeder, beseft dit ook en gebruikt het als beeld voor de levenshouding die hij voorstaat ten opzichte van zijn G-d. We kunnen er een heel ambigue relatie mee hebben, maar in wezen mogen wij ons erin geborgen weten en als levensbron ervaren. ‘Wonen in het Woord’ is een puur-menselijke wijze van positief afhankelijk / dankbaar aanhankelijk in het leven staan, vertrouwend dat ik daar Léven zal ontvangen.
Vandaag weer een dag om mij te bergen in de schoot van G-d!

Lc.12,35-38 (24/10/2023)

35    “Laat jullie lendenen omgord zijn
       [klaar voor het werk]
       en jullie lampen brandend
       [waakzaam op wat komt].
36    Wees als mensen die hun heer,
       die terugkomt van een feest,
       verwachten en onmiddellijk open doen
       wanneer hij aanklopt.
37    Gezegend de dienaars die de heer wakende vindt
       wanneer hij thuiskomt.
       Zeker, zeg ik jullie:
       Híj zal zich omgorden,
       hen aan tafel uitnodigen en hen bedienen.
38    Ja, zelfs als hij pas komt midden in de nacht,
       of misschien pas aan het einde van de nacht,
       gezegend de dienaars die hij zó vindt.”

De rollen lijken te worden omgedraaid. Het feestmaal waar de Heer zelf mocht van genieten, wil hij doorgeven aan zijn dienaars! G-d staat klaar met zijn gave. Maar het is duidelijk niet de bedoeling dat wij passief afwachten en niets meer hoeven te doen. Wij moeten er werk van maken om dat te ontvangen feestmaal te ‘bereiden’ en waakzaam zijn. Hij klopt telkens weer aan onze deur. Zijn wij ‘bereid: wíllen we het en zijn we er klaar voor – hebben we ons er klaar voor gemaakt? We moeten dus keuzes maken: tijd nemen om ons klaar te maken en ons met heel ons wezen te richten op wie of wat er komt. Het vraagt engagement. Het is leven met een open blik op de wereld en op je medemens.
Dit, en héél het Evangelie, is een oproep om wakkere en alerte mensen te worden om het gelaat van G-d te zien oplichten in het gelaat van je medemens. Het is immers daar, in de mens tegenover jou, dat hij telkens weer aanklopt. Zal je open doen? Ben je ‘bereid’?

Lc.12,39-48 (25/10/2023)

39      “Maar weet goed:
       Als de heer des huizes geweten had
       op welk uur de dief kwam,
       dan had hij wel gewaakt
       en niet toegelaten dat er ingebroken werd in zijn huis.
40    Wees ook jullie dus bereid [klaargemaakt én bereidwillig],
       want je weet niet op welk uur de mensenzoon komt.”
41    Petrus vroeg hem nu:
       “Heer, bedoel je deze gelijkenis voor ons alleen,
       of ook voor allen?”
42    De Heer antwoordde:
       “Wie zou die trouwe en verstandige huismeester zijn
       die de heer zal aanstellen over zijn personeel
       en die op de gepaste tijd
       hen het eten geeft dat hen toekomt?
43    Gezegend de dienaar die zó bezig is
       wanneer de heer thuiskomt.
44    Waarlijk, ik zeg jullie
       dat hij hem zal aanstellen over alles wat hij bezit.
45    Maar als die dienaar in zijn hart zegt:
       mijn heer neemt er de tijd van,
       en hij begint de knechten en meiden te slaan
       en eet en drinkt tot hij dronken wordt,
       dan zal de heer van die dienaar komen
       op een dag dat hij het niet verwacht
       en op een tijdstip dat hij niet kent;
       hij zal worden verwijderd van zijn heer
       en ondergaan het lot van de ontrouwen.
47    De dienaar die de wil van zijn heer heeft leren kennen,
       maar zich daar niet heeft op voorbereid en gedaan,
       zal met vele slagen geslagen worden.
48    Als hij die echter niet heeft leren kennen
       en heeft gedaan wat straf verdient,
       zal hij met weinig slagen geslagen worden.
       Van ieder aan wie veel is gegeven,
       zal veel worden gevraagd;
       en aan wie veel is toevertrouwd,
       van hem zal veel worden geëist.”

Het Evangelie van gisteren loopt naadloos door in dat van vandaag. Met een gelijkenis van een heer en zijn dienstpersoneel probeert Jezus iets duidelijk te maken over wie zijn ware volgelingen zijn. Ook hier is de vraag uitdrukkelijk of ze ‘bereid’ zijn, het wíllen én er zich op klaarmaken.
Van zijn kant uit vertrouwt hij ons sowieso zijn hele huishouden toe – wíj zijn die huismeesters die aangesteld worden over zijn “personeel en die hen op de gepaste tijd het eten moeten geven dat hen toekomt”. Maar vindt onze Heer ons dáármee bezig? Of “slaan we de knechten en meiden”? Op het wereldtoneel moeten we – weeral eens – niet ver zoeken om te zien wat het antwoord is. Maar het ‘wereldtoneel’ begint in onze eigen huishoudens! Hoe is het dáár gesteld met onze ‘bereidheid’ om ‘de wil van de Heer’ te leren kennen én te doen?
Aan ons is veel gegeven! Mag er dan niet veel worden gevraagd? Wat ons in handen is gegeven, brengt een verantwoordelijkheid met zich mee. Ben ik ‘bereid’ daar ‘verantwoording’ van af te leggen?

Lc.19,11-28 (22/11/2023)

11    Terwijl ze hiernaar luisterden,
       voegde hij er nog een gelijkenis aan toe,
       omdat hij dicht bij Jeruzalem was
       en men dacht dat het koninkrijk van God
       dan onmiddellijk openbaar zou worden:
12    “Iemand van hoge afkomst reisde naar een ver land
       om het koningschap te ontvangen
       en dan terug te keren.
13    Hij riep tien van zijn dienaren.
       Hij gaf hen elk een trimesterloon met de opdracht:
       Drijf daar handel mee totdat ik terugkom.
14    Zijn landgenoten echter haatten hem
       en zonden een gezantschap achterna om te zeggen:
       Wij willen niet dat deze man koning is over ons.
15    Toen hij nu terug kwam,
       na het koningschap ontvangen te hebben,
       liet hij de dienaren aan wie hij het geld had gegeven bij zich roepen
       om te weten wie wat verhandeld had.
16    De eerste kwam bij hem en zei:
       “Jouw trimesterloon heeft het tienvoudige voortgebracht.”
17    Hij zei tegen hem:
       “Uitstekend, goede dienaar,
       omdat je in het kleinste trouw bent geweest,
       zul je gezag hebben over tien steden.”
18    Toen kwam de tweede en zei:
       “Jouw trimesterloon heeft het vijfvoudige voortgebracht.”
19    Ook tegen hem zei hij:
       “Ook jij krijgt het over vijf steden.”
20    Nu kwam een ander en zei:
       “Ziehier jouw trimesterloon,
       ik heb het bewaard, verborgen in een doek.
21    Ik was bang, omdat je streng bent:
       je neemt wat je niet hebt gegeven,
       je oogst wat je niet hebt gezaaid.”
22    Tegen hem zei de heer:
       “Met je eigen woorden zal ik je oordelen, slechte dienaar.
       Je meende dat ik een streng mens ben,
       die neemt wat ik niet heb gegeven
       en oogst wat ik niet heb gezaaid.
23    Waarom heb je mijn geld dan niet bij de bank gegeven,
       zodat ik het bij mijn terugkomst met rente kon terugvorderen?”
24    Nu zei hij tegen de omstaanders:
       “Neem dat trimesterloon van hem af
       en geef het aan wie er tien heeft.”
25    Ze zeiden verbaasd: “Maar heer, hij heeft er al tien!”
26    Ik zeg jullie:
       “Aan al wie heeft, zal gegeven worden,
       en van al wie niet heeft, zal zelfs wat hij heeft weggenomen worden.
27    En daarnaast: Die vijanden,
       die niet wilden dat ik koning over hen ben,
       breng ze hier en slacht ze voor mijn ogen af.”
28    Hierna trok hij verder naar Jeruzalem.

We kennen het verhaal. Het is ons meerdere keren verteld om ons goed in te prenten dat we moeten ‘woekeren met onze talenten’. Dat is uiteraard o.k., maar er staat meer.
Het begint ermee dat Jezus aangeeft in welke context hij dit verhaal vertelt, nl. in de sfeer van de eindtijdsverwachting. Hij geeft aan dat er een soort ‘tussentijd’ zal zijn, maar dat die ‘tussentijd’ gespannen moet staan op die ‘eindtijd’.
Die ‘tussentijd’ is de feitelijke tijd waarin ik nu leef; die ‘eindtijd’ is op drie niveaus te lezen: 1° De ‘grote eindtijd’, waarin Jezus zal weerkeren en alles naar G-ds recht zal geoordeeld worden; 2° de ‘eindtijd van mijn leven’, wanneer mijn tijdelijke leven hier op aarde ophoudt en ik opgenomen word in G-ds oneindigheid; en 3° de ‘eind-tijd’ waarin G-d éind-elijk binnen mag komen in mijn leven en daar een ‘eind’ maakt aan mijn ‘ikje’ …
Om het even op welk ‘niveau’ je het bekijkt, is de vraag: Als mij vandaag een trimesterloon in handen zou worden gegeven (bekijk het maar heel letterlijk), wat zal ik er dan mee doen?