Lc.21,12-19 (23/11/2022)
“Maar vóór dit alles, zullen zij de hand aan jullie slaan. Ze zullen jullie vervolgen en je uitleveren aan synagogen en gevangenissen, en ze zullen je voor koningen en gouverneurs slepen, omwille van mijn naam. Het zal voor jullie uitlopen op een getuigenis [marturion martelaarschap].
Neem dan ter harte dat je je verantwoording niet tevoren moet instuderen, want ikzelf zal jullie een taal en wijsheid geven die niemand van jullie weerstrevers zal kunnen weerstaan of weerleggen.
Ja, ook door ouders en broers, verwanten en vrienden, zullen jullie uitgeleverd worden. Sommigen van jullie zullen ze doden. Jullie zullen gehaat worden door allen omwille van mijn naam. Maar geen haar van jullie hoofd zal verloren gaan! In je standvastigheid verwerf je je leven!”
Die heftige en verwarrende toestanden, die eigen zijn aan wat voorafgaat aan de ‘eindtijd’ – eigen dus aan onze tijd, hebben ook nog een ander aspect in petto: Ze kunnen ons ook heel persoonlijk raken. Meer nog, hoe meer wij opkomen voor de waardevolheid van het Evangelie, hoe meer ze ons ook zúllen raken.
Het Evangelie brengt nu eenmaal een boodschap die haaks staat op een samenleving die op macht en overleven is gebaseerd. Wie dát durft te verkondigen – en het zal sterker klinken naarmate hij/zij het ook belééft – kan er van op aan dat er tegenwind zal komen.
Niet zo’n prettig vooruitzicht voor Christenen vandaag (of is het al geen voorúitzicht meer?). Maar Jezus spreekt ons moed in, en belooft opnieuw wat G-d de hele Bijbel door belooft en doet: ‘Ik-zal-er-zijn’! Mijn Geest woont in jullie. Geef hem de vrije loop in je spreken en handelen. Laat hem je leven leiden/lijden en je zult Léven – en dat is wél een mooi vooruitzicht (of is het ook al geen voorúitzicht meer?)!
Lc.10,21-24 (29/11/2022)
Op dat eigen moment, vervuld van de geest, jubelde Jezus het uit: “Ik prijs en dank je, vader, heer van hemel en aarde, dat je deze dingen verborgen hebt voor [eigenmachtige] bekwamen en verstandigen en ze onthuld hebt voor [onmachtige] onmondigen. Ja, vader, zo heb jij het goed bevonden voor jouw gelaat.”
En hij ging verder tegen de leerlingen: “Alles is mij door mijn vader toevertrouwd, en niemand weet wie de zoon is, behalve de vader, en niemand weet wie de vader is, behalve de zoon en aan wie de zoon het wil onthullen. Zalig de ogen die zien wat jullie zien, want ik zeg jullie: Veel profeten en koningen verlangden te zien wat jullie zien, maar zij hebben het niet gezien, en te horen wat jullie horen, maar zij hebben het niet gehoord.”
Wat zag Jezus in die ‘onmondigen’ dat hij ze prees tegenover de ‘bekwamen en verstandigen’?
Het gaat om de plaats van de macht, en in contrast daarmee de plaats van het vertrouwen.
Welke plaats ruim ik in voor mijn eigen macht, mijn deskundigheid, mijn talenten, mijn bezit, mijn kennis, … ? Reken ik voor mijn leven dáárop? Of zie ik dat wat ik van die dingen heb – weinig wellicht, maar het kan ook veel zijn – mij uiteindelijk het Léven niet kunnen schenken?
Kijk naar een baby in de armen van zijn ouders! Op eigen kracht kan hij/zij niets, en toch ontvangt hij/zij het Léven! Ja, “zó heeft de Vader het Go(e)d bevonden voor zijn gelaat.” Vind ík het ook Go(e)d? Dáár – in die armen van overgave en vertrouwen – is het nochtans dat G-d te vinden ís! In al mijn eigenmachtige maaksels niet!
O vonden wij vandaag maar de vreugde van Jezus om deze goddelijke waarheid …
Lc.1,26-38(20/12/2022)
In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper], werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd, naar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was met een man die Jozef heette, uit het huis van [die afstamde van koning] David. De naam van die jonge vrouw was Maria.
De engel kwam bij haar binnen en zei: “Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou! Gezegend ben jij onder de vrouwen.” Zij echter was erg in de war van deze woorden en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen. De boodschapper zei tegen haar: “Wees niet bang, Maria, jij hebt genade gevonden bij God. Kijk! Je zult zwanger worden en een zoon baren en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven. Hij zal groot zijn en zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God de Heer zal aan hem geven de troon van zijn vader David. Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël] tot in eeuwigheid en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
Nu zei Maria tegen de boodschapper: “Hoe zal dat gebeuren, aangezien ik geen omgang met een man heb?” De boodschapper antwoordde haar: “Heilige geest zal over jou komen, de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen. Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt heilig genoemd worden, zoon van God. Kijk! Elisabet, je bloedverwante, ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen. Ze is in haar zesde maand, hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd. Want bij God is geen woord krachteloos.”
Nu zei Maria: “Ziehier de dienares van de Heer. Moge met mij gebeuren naar jouw woord.” En de boodschapper ging van haar weg.
“Wees niet bang”. Wees niet bang wanneer er een streep getrokken wordt door je plannen en dromen. Wees niet bang wanneer je moet loslaten. Wees niet bang wanner je het niet meer weet, geen controle meer hebt en niets meer in handen. Wees niet bang, je bent niet alleen!
Het bijzondere aan Maria is dat ze haar bevreesdheid onder ogen ziet. Ze loopt er niet van weg maar blijft staan en reflecteert om tot onderscheiding te komen: Als dit van G-d is, zal het leven gaan stromen. Ze ervaart en aanvaardt dat bij G-d niets onmogelijk is.
De woorden van de boodschapper verontrustten Maria. Ze leiden haar naar onbekende terreinen, naar een leven van onvoorstelbare risico’s. Zij is bereid om het risico te nemen en om G-ds uitnodiging te vertrouwen. Moedig en vol vertrouwen klinkt haar antwoord: “Moge met mij gebeuren naar jouw woord.”
Lc.2,36-40 (30/12/2022)
Er was ook een profetes: Hanna, dochter van Fanuël, van de stam van Aser. Ze was hoogbejaard: na haar meisjesjaren had ze zeven jaar met haar man geleefd. Nu was ze een weduwe van ongeveer vierentachtig jaar. Nooit ging ze weg van de tempel en ze diende de Heer nacht en dacht met vasten en gebed.
Juist op dat moment kwam zij er bij staan. Antwoordend, loofde zij God en sprak over hem tot al wie uitzag naar de verlossing van Jeruzalem.
Toen ze alles volgens de wet van de Heer hadden volbracht, keerden ze terug naar Galilea, naar hun stad, Nazaret. Het kindje groeide op en werd gesterkt, het werd vervuld van wijsheid en de genade van God was met hem.
In enkele woorden wordt hier een overzicht gegeven van het leven van Hanna (een profetes): haar jeugd, huwelijk en haar G-dgericht leven als weduwe. Ze draagt een schat aan herinneringen met zich mee en heeft weet van ‘ooit’. Zij weet de beperkte blik op het hier en nu te verbreden en te verdiepen. (Is dat ook niet de wijsheid die bejaarden onder ons zouden kunnen uitdragen?) Wát ze zegt komen we niet te weten, wel over wie en tot wie ze spreekt.
Ze spreekt over het kind waarin zij G-d gewaar wordt. Het kind doet haar spreken tot allen die bevrijding willen, tot allen die het verleden willen loslaten. Het gaat hier niet over een individuele bevrijding, maar over de bevrijding van een stad, een volk. Ze reikt verder en dieper dan het eigen persoonlijke leven. In dat ruimer perspectief mag het kind waarover zij spreekt opgroeien, te midden van G-dgerichte mensen.
Zo mogen ook wij – G-dgericht – elkaar doen groeien en, net als het Kind, G-ds genade ervaren en uitgroeien tot krachtige mensen vervuld van wijsheid.
Lc. 9,22-25 (23/02/2023)
“Eerst zal de mensenzoon veel moeten lijden en door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden verworpen en gedood moeten worden en op de derde dag opgewekt zijn.”
En tegen allen zei hij: “Als iemand van zin is achter mij aan te komen, moet hij volstrekt neen zeggen tegen zichzelf, elke dag zijn kruis opnemen [symbool van de ter dood veroordeelde] en mij volgen.
Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het redden.
Wat baat het iemand heel de wereld te winnen als hij zichzelf verlies of schaadt?”
Nu we de weg opgaan van het werkelijke vasten (zie gisteren), legt Jezus meteen de vinger op de wonde – de pijnlijke wonde van het ‘kruis’. Die weg gaan, weg van mezelf naar G-d toe, voelt in eerste instantie aan als zelf-verlies, tot stervens toe. Ja, ik heb veel ‘in te boeten’ aan eigengereidheid en ikkigheid.
Toch is juist dát de weg van het waarachtige ‘vasten’ – loskomen van jezelf. Het is de weg die Jezus zijn hele leven heeft bewandeld. Alleen daardoor kon zijn leven zó uitermate helder spreken van zijn Vader. Die weg is een ‘kruis-weg’. Dat was niet alleen zo aan het eind van Jezus’ leven; ze staat symbool voor zijn héle leven.
Alleen wie ‘op het kruispunt’ vastberaden de weg wil inslaan die wegloopt van zichzelf, kan leerling genoemd worden van degene die ons daarin voorging. Als ik dat doe – of althans probeer – zal het inderdaad de dood zijn van mijn ‘ik’, maar het Léven van G-d in en doorheen mij!
Lc.11,29-32 (1/03/2023)
Toen er steeds meer mensen zich rondom hem bijeen drongen, zei Jezus:
“Deze generatie is een verdwaasde generatie. Ze verlangt een teken, maar er zal haar geen ander teken gegeven worden dan het teken van Jona, de profeet. Zoals Jona een teken was voor de bewoners van Nineve, zo zal ook de mensenzoon dat zijn voor deze generatie. Bij het oordeel zal de koningin van het zuiden opstaan samen met deze generatie en zij zal haar veroordelen. Want zij kwam van de uiteinden van aarde om de wijsheid van [koning] Salomo te horen. Kijk dan toch! Hier is méér dan Salomo! Bij het oordeel zullen de bewoners van Nineve opstaan samen met deze generatie en zij zullen haar veroordelen. Want zij hebben zich bekeerd door de prediking van Jona. Kijk dan toch! Hier is méér dan Jona!”
‘Verdwaasdheid’ is blijkbaar van alle tijden. Dat mag dan jammer en frustrerend zijn, het feit dat Jezus dat vaststelt in zíjn tijd mag ook een kleine troost zijn voor mensen in ónze tijd die dit ook hoofdschuddend vaststellen.
Naast de kleine troost, zou het ook een grote oproep en aanmoediging moeten inhouden! Want Jezus roept wel degelijk op tot het tegendeel: wordt wakker, sta op, durf op weg te gaan, laat je niet doen door de roes van de dag. Laat je ook niet ontmoedigen door het feit dat verdwaasdheid van alle tijden lijkt te zijn. Wijsheid en tegenkracht zijn dat óók!
In zekere zin is dit de hele weg van Jezus – en dus ook van zijn leerlingen, onze weg dus – die hier ter sprake komt. Nooit is Jezus gegaan voor ‘de meerderheid’, wél voor de niet-aflatende tegenkracht. Historisch en nuchter bekeken was de Jezusbeweging maar een druppel op een hete plaat. Maar wat heeft die niet bewerkt in die geschiedenis! De druppel op de hete plaat is duidelijk niet de juiste vergelijking; wel die van het zout in het deeg … (zolang het zout zijn kracht niet verliest)