Lc.5,1-11 (2/9/2021)
Op een keer drong de menigte rondom hem om het woord van God te horen. Hij was toen bij het meer van Gennesaret [= meer van Galilea]. Hij zag twee boten aan de oever liggen. De vissers waren eruit gestapt en spoelden hun netten. Hij stapte in één van de boten – het was
die van Simon – en vroeg hem een eindje van het land af te varen. Hij ging zitten en onderrichtte de menigte vanuit de boot.
Toen hij ophield te spreken, zei hij tegen Simon: “Vaar naar het diepe en gooi daar jullie netten uit om iets te vangen.” Simon antwoordde hem: “Meester, de hele nacht door hebben wij gezwoegd en hebben niets gevangen, maar op jouw woord zal ik het net uitwerpen.”
Ze deden dit en vingen zo’n massa vissen dat hun netten ervan dreigden te scheuren. Ze wenkten hun maats in de andere boot om de vangst mee op te trekken. Die kwamen en vulden beide boten tot zinkens toe. Toen hij dit zag, viel Simon Petrus bij Jezus’ knieën neer en zei: “Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig man!” Want verbazing beving hem
en al de mannen die bij hem waren, over de visvangst die ze hadden samengebracht. Zo ook Jakobus en Johannes, de zonen van zebedeus, de metgezellen van Simon.
En Jezus zei tegen Simon: “Wees niet bang! Vanaf nu zul je mensen vangen en het leven schenken.”
Ze brachten de boten aan land, verlieten alles en volgden hem.
Dit verhaal gaat niet over magische krachten, noch over een spectaculair wonder of over het feit dat Jezus deze beroepsvissers even een lesje zou leren. (Hij kent immers niks van vissen. Hij was de zoon van een timmerman.)
Het gaat over een visser die de ganse nacht niks gevangen heeft en zich toch laat overtuigen door een man die niets van vissen kent. Het gaat over een man die in zijn dagelijkse leven – zijn vissersberoep – iets meemaakt waardoor hij verandert, door de knieën gaat. Een man die de huiveringwekkende nabijheid van het goddelijke mag ervaren, die Jezus ontmoet als de getuige van de overweldigende kracht die G-d is, en zo een ander mens wordt. Hij begint te spreken en overtuigt anderen dat er een liefde door de wereld gaat waaraan we allen mogen deelnemen. Hij wordt een mensen’vanger’: iemand die in bescheidenheid getuigt van iets groots dat hem is toe-gekomen en die dit aan anderen aanreikt. Dat maakt het leven intens mooi.
Een verhaal dat ook ons mag raken, zodat we boven onszelf uit komen tot het getuigen van Léven dat ons gegeven wordt.
Lc.10,17-24 (2/10/2021)
De tweeënzeventig kwamen terug, uitbundig van vreugde: “Heer, zelfs de demonen onderwerpen zich aan ons in jouw naam!”
Hij zei tegen hen: “Ik was getuige hoe de tegenstander [satan] als een bliksem uit de hemel viel. Zie je? Ik heb jullie de bevoegdheid gegeven slangen en schorpioenen te vertrappen en over alle krachten van de vijand. [Lc.9,1 / Ps.91,13] Niets kan jullie ook maar enigszins schaden.
Maar let wel: Verheug jullie niet zozeer erover dat de geesten zich aan jullie onderwerpen, maar verheug je vooral hierover dat jullie namen geschreven staan in Gods hand.”
Op dat eigen moment, vervuld van de geest, jubelde Jezus het uit: “Ik prijs en dank je, vader, heer van hemel en aarde, dat je deze dingen verborgen hebt voor [eigenmachtige] bekwamen en verstandigen en ze onthuld hebt voor [onmachtige] onmondigen. Ja, vader, zo heb jij het goed bevonden voor jouw gelaat.”
En hij ging verder tegen de leerlingen: “Alles is mij door mijn vader toevertrouwd, en niemand weet wie de zoon is, behalve de vader, en niemand weet wie de vader is, behalve de zoon en aan wie de zoon het wil onthullen. Zalig de ogen die zien wat jullie zien, want ik zeg jullie: Veel profeten en koningen verlangden te zien wat jullie zien, maar zij hebben het niet gezien, en te horen wat jullie horen, maar zij hebben het niet gehoord.”
Eergisteren werden ze gezonden en vandaag komen ze uitbundig van vreugde terug thuis. Ze zijn trots op wat ze gepresteerd hebben, en geneigd om het goede dat ze deden aan zichzelf toe te schrijven (voor een groot deel althans). Hoe zouden we zelf zijn? Niets voelt immers zo goed als succes ervaren in wat je doet. En dan zegt Jezus: “Je hebt inderdaad van alles kunnen doen, en ook goed gedaan, maar daarover moet je je niet te zeer verheugen, anders ga je rond jezelf draaien en blijf je steken in jezelf. Laat jezelf los en wees blij dat je gekend en geliefd bent door G-d. Hij is het immers die jou de kracht schenkt.”
Voor Jezus is het duidelijk: G-d werkt door de ‘kleinen’. Zij staan – meer dan de wijzen en verstandige - open om te ‘ontvangen’, in hun afhankelijkheid en niet-weten zijn ze veel meer geneigd zich te laten dragen door de Liefde en ze beseffen dat ‘macht’ niet van henzelf komt, maar van elders.
Dus blijf verbonden met G-d (of beter: laat je verbinden) dan zal je net als de 72 een vreugdevolle leerling worden.
Lc.11,14-26 (8/10/2021)
Eens dreef Jezus een demon uit die stom was. Toen de demon verdreven was, kon de stomme weer spreken. De omstaanders verwonderden zich daarover. Sommigen zeiden: “Het is door Beëlzebul, de heerser van de demonen, dat hij demonen kan uitdrijven!” Anderen – om hem op de proef te stellen – verlangden van hem een teken uit de hemel.
Maar hij wist welke gedachten bij hen leefden en zei daarom: “Elk koninkrijk dat innerlijk verdeeld is, raakt verwoest; het ene huis valt op het andere. Als nu de tegenstander [satan] zelf innerlijk verdeeld is, hoe kan zijn koninkrijk dan standhouden? Want jullie zeggen dat ik door Beëlzebul demonen uitdrijf. En als ik ze door Beëlzebul uitdrijf, door wie drijven jullie zonen ze dan uit? Als jullie zo redeneren, zullen zij zelf jullie rechters zijn. Maar als ik door Gods kracht de demonen uitdrijf, dan heeft het koningschap van God jullie bereikt!
Wanneer een sterke goed bewapend zijn domein bewaakt, dan is wat hem lijkt toe te behoren in vrede. Maar zodra nu iemand komt die sterker is dan hij, overwint hij hem, ontneemt hem de wapenrusting waarop hij vertrouwde en geeft weg wat hij op hem heeft buitgemaakt.
Wie niet mét mij is, is tegen mij, en wie niet met mij bijeenbrengt, die verstrooit.
Telkens wanneer een nog niet gereinigde geest uit iemand weggaat, dwaalt hij door dorre plaatsen op zoek naar rust. Omdat hij die niet vindt, zegt hij: “Ik ga terug naar mijn huis, vanwaar ik ben weggegaan.” Wanneer hij er terugkomt en hij vindt het schoongeveegd en [leeg, kil] ordentelijk, dan trekt hij andere geesten met zich mee, wel zeven, nog slechter dan hijzelf. Eens binnen, vestigen ze zich daar. Zo is het voor die mens aan het eind nog erger dan van tevoren.”
De demonen … daar zijn ze weer!
Natuurlijk zijn er ze er weer. Die komen altijd terug (ook als ik ze andere namen geef, of denk dat ik er een ‘wetenschappelijke verklaring’ voor heb). Ze zijn immers van mezelf! Herlees nog maar even aandachtig het laatste deel van dit stukje Evangelie. Zolang ik ze alleen maar ‘buiten stuur’ – doe alsof ze niet van mezelf zijn, of ze camoufleer of onderdruk – zullen ze op de een of andere nieuwe manier wel weer de kop op steken. (En ja, vaak nog erger dan van tevoren, ga dat maar even na.)
Alleen als ik mijn demonen durf onderwerpen aan een kracht die zoveel groter is, zullen ze ‘gereinigd’ worden, heel-gemaakt: ze vinden hun juiste plaats in mijn leven. Als ik echter geen vertrouwen stel in Jezus en zijn kracht maar een beetje minimaliseer of ‘demoniseer’, dan lever ik mezelf over aan die terneerdrukkende krachten.
Als ik mij – éindelijk – láát helen, zal mijn stomheid verstommen en zal ik spreken, jubelen van Gods grote daden!
Lc.12,1-7 (15/10/2021)
Intussen was een ontelbare menigte samengestroomd die elkaar bijna verdrong. Maar hij begon eerst tegen zijn leerlingen te zeggen: “Neem jezelf in acht voor de gist van de farizeeën. Deze is dubbelzinnig. Maar niets wat nu verhuld is, zal niet onthuld worden, of wat verborgen is, zal niet bekend worden. Al wat je in het duister hebt gezegd, zal in het licht worden gehoord, en al wat je binnenskamers in het oor hebt gefluisterd, zal van de daken worden verkondigd.
Ik zeg jullie, mijn vrienden: Wees niet bang voor wie het lichaam doden, maar daarna niets ergers kunnen doen. Vrees veeleer hem die, nadat je bent gedood, de volmacht heeft in de [gehenna] te werpen.
Worden vijf mussen niet verkocht voor een paar centen? Toch is er niet één vergeten voor Gods Gelaat. Zelfs de haren van jullie hoofd zijn alle geteld. Wees dus niet bang! Méér dan mussen zijn jullie gedragen!
Het wordt almaar drukker rondom Jezus en toch neemt hij even de tijd om eerst nog met zijn leerlingen apart te spreken. Hij wil hen waarschuwen en alvast een toetssteen meegeven, nl. ‘de toets van het licht’ (de openbaarheid).
Hou jezelf goed in de gaten als je aan de slag gaat met het gist van de farizeeën! Het is dubbelzinnig. Het kan nog beide kanten uit. Wat ze aanbieden kan zowel in de negatieve zin (als het uitmondt in een niet-overeenstemmen van woord en daad) als in de positieve zin (als het uitmondt in daad-werkelijke liefde) werkzaam zijn. Wees dus alert en neem jezelf in acht. Laat je niet aansteken (gisten) door het niet-overeenstemmen. Zorg ervoor dat wat je denkt en doet het daglicht kan verdragen, dat het gehoord en gezien mag worden. Kortom, zorg ervoor dat binnen- en buitenkant overeenstemmen.
En daarbij zegt Jezus: “Wees niet bang”. Je mag je gedragen weten (meer dan mussen). Dus durf voluit te leven in het Licht.
Lc.13,1-9 (23/10/2021)
Terwijl Jezus hierover bezig was, waren er onder de aanwezigen die hem vertelden over de Galileeërs van wie [de romeinse landvoogd] Pilatus het bloed vermengd had met dat van hun offerdieren. Jezus antwoordde hun: “Denken jullie dat deze Galileeërs grotere zondaars waren dan de anderen, omdat ze dit hebben moeten lijden? Neen!, zeg ik jullie, maar als jullie je niet bekeren, zul je allen op dezelfde manier omkomen. Of die achttien die stierven
toen de toren bij de Siloam [een vijver in Jeruzalem] op hen viel. Denken jullie dat zij schuldiger waren dan de andere bewoners van Jeruzalem? Neen!, zeg ik jullie, maar als jullie je niet bekeren, zul je allen op dezelfde manier opkomen.”
Hij vertelde nu deze gelijkenis: “Iemand had in zijn wijngaard een vijgenboom geplant. Hij kwam er vruchten aan zoeken, maar vond er geen. Hij zei tegen de wijngaardenier: “Kijk, drie jaar kom ik nu al vruchten zoeken aan deze vijgenboom, maar vind er geen. Hak hem uit. Waartoe zou hij nog de grond verder uitputten!” Maar de wijngaardenier antwoordde hem: “Heer, laat hem nog dit jaar … Ik zal eerst nog eens de grond bewerken en bemesten. Als hij dan vruchten draagt … En indien niet, hak hem later dan maar uit.””
Gebruiken we dit beeld van Jezus over zijn geduld met de onvruchtbare vijgenboom niet al te makkelijk om ons dan maar niet te ‘bekeren’? O, Jezus gunt ons nog wel een jaartje, en daarna ook nog wel een paar … En zo stellen we telkens uit wat eigenlijk ‘nu’ moet gebeuren.
Uiteindelijk zijn het wel vrúchten die de wijngaardenier zoekt; dát is wel de reden waarom hij de aanplant gedaan heeft! Beantwoorden aan de bedoeling van de wijngaardenier – beantwoorden aan de bedoeling van de schepping van mijn eigen leven dat mij in handen is gegeven – gaat dus niet met mij alleen maar wat gezellig te vermeien in de geduldige liefde van de Heer. Wérkelijk een antwoord geven op die liefde is: vruchten dragen!
De toevallige omstandigheden van mijn leven doen daarin niet ter zake (zoals het eerste deel van dit Evangelie ons toont). Het ons geschonken leven om iets mee te doen, is (alleen!) dat wat we vandaag in handen krijgen op de plek en de wijze zoals het vandaag is! Dáár (híer dus) is het waar we vrucht kúnnen dragen.
Lc.16,9-15 (6/11/2021)
Ik zeg jullie: Maak voor jezelf vrienden uit de afgod van onge-recht-ig houvast [onrechtvaardige mammon = al datgene waar je onrechtmatig je vertrouwen op stelt], zodat ze, wanneer die verdwijnt, jullie verwelkomen in de eeuwige tenten.
Wie betrouwbaar is in het kleinste, is ook betrouwbaar in het grote, en wie ongerechtig is in het kleinste, is ook ongerechtig in het grote. Als jullie dan niet betrouwbaar blijken ten aanzien van de afgod van ongerechtig houvast, wie zou dan het waarachtige aan jullie toevertrouwen?! En als jullie niet betrouwbaar blijken ten aanzien van andermans goed, wie zou jullie dan het onze geven?!
Geen enkele dienaar kan twee heren dienen. Want ofwel zal hij de ene haten en de ander liefhebben, ofwel de ene aanhangen en de ander verachten. Je kunt niet God dienen én de afgod waar je op rekent.
Ook de farizeeën hoorden deze dingen en geldzuchtig als ze waren, lachten ze hem vierkant uit. Jezus zei tegen hen: “Jullie rechtvaardigen jezelf voor de ogen van de mensen, maar God kent jullie hart. Wat hoog staat bij de mensen, is een gruwel in de ogen van God.”
Jezus gaat nog wat door op dat merkwaardige thema van gisteren, waar hij het negatieve gebruikt als voorbeeld voor het positieve. Het lijkt hier zelfs nog wat sterker: “Word maar goeie vriendjes met al wat onrechtvaardig is, je zult ze nog nodig hebben.” Behalve dat dat bij ‘de kinderen van de wereld’ wel klopt, gaat het Jezus er natuurlijk niet om om dan maar zelf on-recht-vaardig te worden. Hij stelt wel de heel interessante en overwegenswaardige vraag: hoe begeef ik mij in die ‘wereld’? Hoe ga ik ermee om zodat ik erbínnen ‘recht’ kan blijven?
Zijn antwoord is ‘simpel’ (zoals zo vaak bij Jezus: zijn weg is heel duidelijk, niet moeilijk uit te leggen, meestal weten we die innerlijk zelf ook, alleen … verdomd lastig om dóen): “Wees betrouwbaar, in het grote én het kleine, temidden recht én on-recht. Vaar een recht-e koers, wat je ook te doen hebt of wat ook je plaats is in de ‘wereld’. Wees één-voudig, richt je op één Heer.”
Hoe moeilijk ook om dat spoor te volgen, wij hebben er een kompas voor: het leven van Jezus zelf.