Lc.11,29-32 (21/02/2024)
29 Toen er steeds meer mensen
zich rondom hem bijeen drongen,
zei Jezus:
“Deze generatie is een verdwaasde generatie.
Ze verlangt een teken,
maar er zal haar geen ander teken gegeven worden
dan het teken van Jona, de profeet.
30 Zoals Jona een teken was voor de bewoners van Nineve,
zo zal ook de mensenzoon dat zijn voor deze generatie.
31 Bij het oordeel zal de koningin van het zuiden opstaan
samen met deze generatie
en zij zal haar veroordelen.
Want zij kwam van de uiteinden van aarde
om de wijsheid van [koning] Salomo te horen.
Kijk dan toch! Hier is méér dan Salomo!
32 Bij het oordeel zullen de bewoners van Nineve opstaan
samen met deze generatie
en zij zullen haar veroordelen.
Want zij hebben zich bekeerd
door de prediking van Jona.
Kijk dan toch! Hier is méér dan Jona!”
Jezus gebruikt weer stevige taal: “Deze generatie is verdwaasd.” Ze verlangen iets dat reeds aanwezig is, maar ze blijken het niet te zien. Het doet hem verdriet dat hun ogen naar van alles en nog wat turen, maar wat er écht toe doet, dat zien ze niet. Kijk dan toch!
Het enige teken dat Jezus wil geven, vergelijkt hij met twee Bijbelse figuren: Jona en Salomo.
De profeet Jona liet zich meetrekken in een ver-reikend proces van loslaten, anders kijken en je overgeven. De Ninevieten hebben het gezien! Heb dus ook het lef om je te laten omvormen zoals zij.
Koning Salomo liet G-ds onderscheidende wijsheid toe. De koningin van het zuiden liet zich erdoor overtuigen. Laat jou dan ook overrompelen door de wij(d)sheid en de diepte van G-d en geef je eraan over, net zoals zij.
Het is in onze tijd niet anders. Het zíen van waarachtige Godsgezanten vergt nog altijd enig onderscheidingsvermogen en het niet-zien zal maar verdwijnen, als wij – in ons – plaats maken voor Góds wijsheid. Dán kan het gebeuren dat je plots, totaal onverwachts tekens ontwaart van een diepere werkelijkheid, een goddelijke tegenwoordigheid.
Lc.6,36-38 (26/02/2024)
36 Word mede-lijdend
zoals ook jullie Vader mede-lijdend is.
37 Oordeel niet
en je zult niet geoordeeld worden.
Veroordeel niet
en je zult niet veroordeeld worden.
Spreek vrij
en je zult vrijgesproken worden.
38 Geef
en er zal je gegeven worden.
Een goeie maat zullen ze je in de schoot werpen,
geschud, aangestampt en overlopend.
Want met de maat waarmee jullie meten,
zul je ook gemeten worden.”
Worden als G-d: het lijkt me geen evidente opdracht. En toch … Zijn wij, mensen, niet geschapen naar zijn beeld? Het is dus niet onmogelijk – als we tenminste in de stroom van G-ds mede-lijdende liefde durven te gaan staan. Daar in die stroom kunnen we zien en ervaren hoe hij telkens weer bekommerd is om zijn mensen. Wat er met hen/met ons gebeurt, raakt hem ten diepste zodat hij telkens weer mee-lijdt met zijn mensen.
Wanneer wij nu in die stroom gaan staan, wordt het ook voor ons mogelijk om G-d-achtig te leven (te worden als G-d). Daar in die goddelijke stroom van liefde is er immers geen behoefte om je met anderen te vergelijken. Ieder mens wordt er graag gezien zoals hij is. Je krijgt er de ruimte om in alle vrijheid te spreken zonder te oordelen of te veroordelen.
Probeer het maar uit: Laat de stroom van mede-lijden door je heen stromen. Het doet je Léven en Léven geven naar zijn maat, een overvolle, aangestampte maat van erbarmen. Het is die maat die G-d ons onvoorwaardelijk aanbiedt.
Lc.16,19-31 (29/02/2024)
19 Er was eens een rijk man.
Hij ging gekleed in purper en fijn linnen
en hield elke dag een schitterend feestmaal.
20 En er was ook een arme, die Lazarus heette,
die – bedekt met zweren – neergelegd was aan zijn poort,
21 in de hoop zijn buik te kunnen vullen
met de kruimels die van de tafel van de rijke vielen.
Maar alleen de honden kwamen
om zijn zweren af te likken.
22 Nu gebeurde het dat de arme stierf
en door de engelen weggedragen werd
naar de schoot van Abraham.
En ook de rijke stierf en werd begraven.
23 Terwijl hij kwellingen onderging in het schimmenrijk [hades/sjeool],
sloeg hij zijn ogen op en zag van verre Abraham,
met Lazarus in zijn schoot.
24 Hij riep: “Vader Abraham, ontferm je over mij,
en stuur Lazarus,
dat hij de top van zijn vinger in water doopt
en mijn tong komt verkoelen,
want ik lijd pijn in deze vlam!”
25 Abraham antwoordde echter:
“Kind, herinner je je
hoe je in jouw leven je goede dingen hebt aangenomen
en Lazarus evenzo de kwade?
Nu wordt hij hier getroost en lijd jij pijn.
26 En bij dit alles gaapt tussen ons en jullie een grote kloof,
zodat wie zou willen overstappen van hier naar jullie
dat niet kan,
en ook niet van jullie naar ons.”
27 Nu zei hij: “Dan vraag ik je, vader,
dat je hem stuurt naar het huis van mijn vader
28 – want ik heb nog vijf broers –
om daar een getuigenis af te leggen,
zodat zij niet ook in deze plaats van kwelling terecht komen.”
29 Abraham antwoordde hem:
“Ze hebben Mozes en de profeten,
laat ze naar hen luisteren!”
30 Maar hij zei: “Ach nee, vader Abraham …
maar als iemand uit de doden naar hen gaat,
zullen ze zich wel bekeren!”
31 Nu besloot Abraham:
“Als zij zelfs niet luisteren naar Mozes en de profeten,
zullen ze zich ook niet laten overtuigen
door iemand die uit de doden opstaat.”
Aan de scherpe tegenstellingen en de praktische onuitvoerbaarheden, kun je zien dat Jezus hier een verhaal vertelt. Breek dus je hoofd niet over ‘hoe zit dat nu precies?’.
De ‘verhalen van Jezus’ zijn echter niet zomaar een fait-divers, iets wat je even leest ter ontspanning en dan weer naast je neer legt. Nee, de verhalen van Jezus zijn ‘waar’! Ze raken kern-elementen van het leven aan – ze raken óns aan en roepen op er iets mee te doen.
Wij krijgen een kans die de rijke ook wel kreeg, maar niet genomen heeft. Hij zag het te laat, omdat hij het niet wilde zien toen hij kon. Zal ik de kans laten passeren?
Na zekere tijd blijkt er geen overbrugging meer mogelijk. Wie nu niet leert zien, zal het ‘later’ ook niet leren. Wie het altijd maar voor zich uitschuift – ‘ja, morgen’ – verspeelt uiteindelijk zijn kans.
Wat valt er dan wél te doen?
Nú de hand reiken naar degene die naar jou zijn hand uitsteekt …!
Lc.15,1-3.11-32 (2/03/2024)
1 Wie echter dichterbij kwamen
om inderdaad te luisteren,
waren allemaal ‘tollenaars en zondaars’
[uitschot in andermans ogen].
2 De farizeeën en schriftgeleerden morden daarover:
“Die daar verwelkomt zondaars en eet met hen!”
3 Daarom vertelde Jezus [drie] gelijkenissen tegen hen:
11 “Iemand had twee zonen.
12 De jongste zei tegen de vader:
“Vader, geef mij het deel van het vermogen dat mij toekomt.”
En de vader verdeelde zijn bezit onder hen.
13 Niet veel later zamelde de jongste alles bijeen
en trok naar een ver land.
Daar vergooide hij zijn vermogen
met een reddeloos [asotèr / on-be-vrij-d] leven.
14 Toen hij nu alles uitgegeven had,
kwam er een zware hongersnood over dat land
en hij begon gebrek te lijden.
15 Hij ging op zoek en klampte zich vast aan een stedeling,
die hem naar zijn velden stuurde
om varkens te hoeden.
16 Hij wou zelfs zijn buik vullen
met de schillen die de varkens aten,
maar niemand gaf ze hem.
17 Daar kwam hij tot zichzelf en zei:
“Hoeveel dagloners van mijn vader hebben brood in overvloed,
terwijl ik hier om kom van de honger?!
18 Ik zal opstaan,
naar mijn vader gaan en hem zeggen:
“Vader, ik heb gezondigd tegen [mij verwijderd van] de hemel en tegen jou.
19 Ik ben niet meer waard je zoon genoemd te worden.
Maak mij tot één van je dagloners.”
20 En hij stónd op
en ging naar zijn vader.
Toen hij nog ver weg was,
zag zijn vader hem al
en raakte ten diepste bewogen.
Hij snelde op hem af,
viel hem om de hals
en kuste hem hartelijk.
21 Nu zei de zoon tegen hem:
“Vader, ik heb gezondigd tegen [mij verwijderd van] de hemel en tegen jou.
Ik ben niet meer waard je zoon genoemd te worden.”
22 Maar de vader zei tegen zijn knechten:
“Breng snel het voornaamste [= mijn] feestgewaad
en bekleed hem ermee,
geef hem een ring [= familie-zegelring] aan zijn hand
en sandalen aan zijn voeten [= zodat hij als vrij man kan gaan waar hij wil].
23 Breng het vetgemeste kalf en slacht het.
Laten we een feestmaal houden en blij zijn,
24 want deze zoon van mij was dood
en is weer levend geworden,
hij was verloren
en werd teruggevonden!”
En ze begonnen feest te vieren.
25 Nu was zijn oudste zoon op het veld.
Toen hij aankwam en het huis naderde,
hoorde hij muziek en dans.
26 Hij riep een van zijn knechten/jongens
en ondervroeg hem wat dat allemaal was.
27 Die zei nu tegen hem:
“Je broer is teruggekomen
en je vader heeft het vetgemeste kalf laten slachten,
omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.”
28 Hij werd woedend en wilde onder geen beding binnenkomen.
Daarom kwam de vader naar buiten hem tegemoet
en probeerde hem over te halen.
29 Maar hij antwoordde zijn vader:
“Kijk! Al zoveel jaren sta ik jou ten dienste
en nooit heb ik een gebod van jou overtreden,
en aan míj heb je nooit een bokje gegeven
om eens met mijn vrienden feest te vieren.
30 En nu die zoon van jou,
die je vermogen heeft verbrast met hoeren,
teruggekomen is,
slacht je voor hém het vetgemeste kalf.”
31 Maar nu zei hij tegen hem:
“Mijn kind, jíj bent altijd bij mij,
en al wat van mij is, is van jou.
32 Maar er moet feest en blijheid zijn,
want die broer van jou was dood
en is weer levend geworden,
hij was verloren en werd teruggevonden!””
Nóg zo’n ‘waar verhaal’! – Met het risico eraan voorbij te lopen omdat het té bekend is …
Jezus wist wat er in de mens huisde. (zie Joh.2,24) Hij was er immers zelf één, maar op basis van de liefde van de Vader voor hem durfde hij diep in zichzelf te kijken. En als wij zelf daar eens kijken, dan is het niet moeilijk te zien hoe makkelijk en vaak lichtzinnig wij ‘van G-d weglopen’ – zoals de jongste zoon; of ons er krampachtig aan vastklampen, maar zonder vreugde of innerlijke vrijheid – zoals de oudste zoon.
Dit is een ‘waarheid’, waar we eigenlijk niet aan voorbij mogen gaan. Maar het verhaal wil ons ook wijzen op een andere ‘waarheid’, nl. op die van de eindeloze barmhartigheid van G-d. De realiteit van ons zwakke menselijke bestaan is één ding; de realiteit dat G-d ons net daar tegemoet komt, is een ander, wel te overwegen en te integreren iets.
Om mij te openen voor die barmhartigheid van G-d, moet ik natuurlijk wel eerst de moed hebben te zien waar ik soms lijk op de jongste zoon, of waar soms op de oudste zoon …
Lc.11,14-23 (7/03/2024)
14 Eens dreef Jezus een demon uit die stom was.
Toen de demon verdreven was, kon de stomme weer spreken.
De omstaanders verwonderden zich daarover.
15 Sommigen zeiden:
“Het is door Beëlzebul, de heerser van de demonen,
dat hij demonen kan uitdrijven!”
16 Anderen – om hem op de proef te stellen –
verlangden van hem een teken uit de hemel.
17 Maar hij wist welke gedachten bij hen leefden
en zei daarom:
“Elk koninkrijk dat innerlijk verdeeld is,
raakt verwoest; het ene huis valt op het andere.
18 Als nu de tegenstander [satan] zelf innerlijk verdeeld is,
hoe kan zijn koninkrijk dan standhouden?
Want jullie zeggen dat ik door Beëlzebul demonen uitdrijf.
19 En als ik ze door Beëlzebul uitdrijf,
door wie drijven jullie zonen ze dan uit?
Als jullie zo redeneren, zullen zij zelf jullie rechters zijn.
20 Maar als ik door Gods kracht de demonen uitdrijf,
dan heeft het koninkrijk van God jullie bereikt!
21 Wanneer een sterke goed bewapend zijn domein bewaakt,
dan is wat hem lijkt toe te behoren in vrede.
22 Maar zodra nu iemand komt die sterker is dan hij,
overwint hij hem,
ontneemt hem de wapenrusting waarop hij vertrouwde
en geeft weg wat hij op hem heeft buitgemaakt.
23 Wie niet mét mij is, is tegen mij,
en wie niet met mij bijeenbrengt, die verstrooit.
Velen zijn er getuigen van hoe Jezus een demon verdrijft. Ze luisteren wanneer hij nadien zijn redenering – over een kracht die zichzelf aanvalt en dan niet meer krachtig genoeg is om door te werken – opbouwt. Je hebt er die met stomme verbazing luisteren, anderen wijzen hem af, nog anderen houden zich afzijdig, ze willen geen risico’s nemen en gaan op zoek naar meer tekenen.
Bij welke groep voel jij je meest thuis?
Voor Jezus kan er geen sprake zijn van neutraliteit. Hij verlangt dat mensen kiezen: ofwel ben je voor, ofwel ben je tegen hem. Ofwel erken je de bevrijdende kracht van G-ds Liefde en mag deze doorheen heel je wezen stromen, ofwel niet.
Als je kiest om de Liefde van de Vader door je heen te laten stromen naar mensen rondom je, dan zul je zien dat je er ‘demonen’ mee verdrijft!
Aan jou de keuze!
Lc.1,26-38 (25/03/2024)
26 In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper],
werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden
naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd,
27 naar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was
met een man die Jozef heette, uit het huis van [die afstamde van koning] David.
De naam van die jonge vrouw was Maria.
28 De engel kwam bij haar binnen en zei:
“Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou!
Gezegend ben jij onder de vrouwen.”
29 Zij echter was erg in de war van deze woorden
en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen.
30 De boodschapper zei tegen haar:
“Wees niet bang, Maria,
jij hebt genade gevonden bij God.
31 Kijk! Je zult zwanger worden
en een zoon baren
en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven.
32 Hij zal groot zijn
en zoon van de Allerhoogste worden genoemd,
en God de Heer zal aan hem geven
de troon van zijn vader David.
33 Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël]
tot in eeuwigheid
en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
34 Nu zei Maria tegen de boodschapper:
“Hoe zal dat gebeuren,
aangezien ik geen omgang met een man heb?”
35 De boodschapper antwoordde haar:
“Heilige geest zal over jou komen,
de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen.
Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt
heilig genoemd worden, zoon van God.
36 Kijk! Elisabet, je bloedverwante,
ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen.
Ze is in haar zesde maand,
hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd.
37 Want bij God is geen woord krachteloos.”
38 Nu zei Maria:
“Ziehier de dienares van de Heer.
Moge met mij gebeuren naar jouw woord.”
En de boodschapper ging van haar weg.
9 maanden voor Kerstdag vieren we de aankondiging van die geboorte aan Maria. Het is zowat het enige ‘feest’ dat tijdens de Vasten gevierd wordt, en nu ook nog in de Goede Week. Het reële leven laat zich niet zomaar in vakjes steken zoals de liturgische kalender dat wel doet. Vreugde en verdriet, uitbundigheid en innigheid, opgaan en neergaan, … ze zijn allemaal wel ergens aanwezig in het haarfijn en wijs opgestelde liturgische jaarschema, maar in ons leven lopen ze heel vaak veel dichter door elkaar, met soms zelfs op één zelfde moment heel tegenstrijdige ervaringen.
Maria was duidelijk ook niet voorzien op déze ervaring. Ze was ervan in de war. Ook een dergelijke positieve melding, kan moeilijke elementen met zich meebrengen. Toch gaat ze ons er in voor met een navolgenswaardige kracht. Het is de kracht van de eenvoud, de kracht van het ‘fiat’ (naar de Latijnse woorden: het moge met mij gebeuren), de kracht van het ‘simpele ja’, de kracht van de overgave.
Díe kracht brengt ons door de tijden heen, wat er ons ook moge gebeuren …