Lc.1,26-38 (8/12/2022)
In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper], werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd, naar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was met een man die Jozef heette, uit het huis van [die afstamde van koning] David. De naam van die jonge vrouw was Maria.
De engel kwam bij haar binnen en zei: “Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou! Gezegend ben jij onder de vrouwen.” Zij echter was erg in de war van deze woorden en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen. De boodschapper zei tegen haar: “Wees niet bang, Maria, jij hebt genade gevonden bij God. Kijk! Je zult zwanger worden en een zoon baren en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven. Hij zal groot zijn en zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God de Heer zal aan hem geven de troon van zijn vader David. Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël] tot in eeuwigheid en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
Nu zei Maria tegen de boodschapper: “Hoe zal dat gebeuren, aangezien ik geen omgang met een man heb?” De boodschapper antwoordde haar: “Heilige geest zal over jou komen, de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen. Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt heilig genoemd worden, zoon van God. Kijk! Elisabet, je bloedverwante, ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen. Ze is in haar zesde maand, hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd. Want bij God is geen woord krachteloos.”
Nu zei Maria: “Ziehier de dienares van de Heer. Moge met mij gebeuren naar jouw woord.” En de boodschapper ging van haar weg.
Er zijn in de loop van een jaar nu eenmaal meer Maria-feesten dan er passages over Maria in het Evangelie staan. We komen daarom telkens uit bij een beperkt aantal teksten die ons haar door en door Bijbelse levenshouding leren kennen – om na te volgen.
Vandaag gaat het om de puurheid van haar ‘fiat’ – de Latijnse vertaling voor: het moge gebeuren. Dichter aansluitend bij de Bijbelse taal én bij de uitspraak van de engel, zou je het ook mogen vertalen als: in mij moge geschapen worden! De engel heeft het immers over Gods Woord dat nooit krachteloos is, waarmee hij(?) uiteraard verwijst naar het Scheppingswoord.
Maria laat zich meenemen in dat scheppingsgebeuren, waardoor in haar de nieuwe schepping een aanvang kan nemen! Om ‘oermaterie’ voor Gods schepping te worden moet zij – en ook wij dus – wel eerst ‘niets’ worden, t.t.z. niet op de voorgrond treden, niet denken dat wij al ‘af’ zijn, maar juist ontvankelijk en meegaand, ‘als klei in de handen van de pottenbakker’. Zó zal aan ons gebeuren – ook vandaag – Góds nieuwe schepping!
Lc.14,25-33 (14/12/2022)
[Jezus trok verder naar Jeruzalem en] velen trokken met hem mee. Hij keerde zich naar hen toe en zei: “Wie dichter bij mij wil komen, maar zich niet losmaakt van zijn vader en moeder, van zijn vrouw en kinderen, van zijn broers en zussen, meer nog: van zichzelf, kan onmogelijk mijn leerling zijn. En wie zijn [op deze weg onvermijdelijke] kruis niet draagt en mij volgt op mijn weg, kan onmogelijk mijn leerling zijn.
Want wie van jullie die een toren wil bouwen, zal niet eerst er bij gaan zitten om de kosten te berekenen en te weten of hij hem wel zal kunnen afwerken? Anders legt hij misschien het fundament, maar is niet in staat het werk te voltooien, en begint al wie dit ziet hem te bespotten: “Die mens begon te bouwen, maar was niet in staat het te voltooien!” Of welke koning die ten strijde trekt tegen een andere koning, zal niet eerst er bij gaan zitten om te beraadslagen of hij met tienduizend man in staat is op te trekken tegen de twintigduizend die op hem af komen? Anders zal hij, wanneer ze nog ver zijn, een gezant uitsturen en vragen naar de voorwaarden tot vrede.
Zo kan elk van jullie die niet loskomt van alles wat hem toebehoort, mijn leerling niet zijn.”
Gedachtenis van Johannes van het Kruis (1542-1591). Hij is een van de belangrijkste mystici van de Katholieke Kerk. Uit zijn latere geschriften weten we dat hij zich radicaal liet leven door de liefde van Jezus. Het lijden en de dood tot op het kruis waren voor hem het ultieme teken van die Liefde. Hij zag dat Jezus het lijden voor lief nam, omdat hij niet kon stoppen met mensen lief te hebben. En dat Jezus zich zó ‘leeg’ maakte, om ‘vol te zijn van Gods liefde’. Dat is wat hem inspireerde en wat de kern vormt van zijn latere mystiek.
Je kan wel verlangen om dichter bij Jezus te naderen, maar welk weldenkend mens kiest ervoor om radicaal te breken met z’n familie en met alles wat hij bezit? En waarvoor? Een onzekere toekomst? Als je er van te voren even bij zou gaan zitten en een rekensommetje maakt, zal je tot de conclusie komen: niet aan beginnen, veel te riskant.
En toch …
Het gaat over op weg gaan en vertrouwen dat die weg leven-gevend is. Onderweg zal je regelmatig voor keuzes gesteld worden en op dat moment heb je de wijsheid van de bedachtzaamheid (de berekening) nodig, en zal je rekening moeten houden met je eigen menselijke grenzen. Maar je hebt ook wat anders nodig, nl. het lef om het te wagen, om te durven kiezen zonder alles van te voren te overzien.
Er is duidelijk een spanning aanwezig tussen het berekenende, weloverwogen handelen, en het onredelijke, haast onverantwoorde van de volledige overgave. Het is een wikken en wegen, wagen en winnen. Maar het is vooral onderweg zijn, de weg gaan van het volle leven, een weg die toekomst belooft omdat ze een bestemming heeft.
Lc.1,39-45 (21/12/2022)
Kort daarop reisde Maria met haast naar het bergland, naar een stad in Judea. Ze ging het huis van Zacharias binnen en begroette Elisabet.
Toen Elisabet de begroeting van Maria hoorde, sprong het kind in haar schoot op en Elisabet werd vervuld van heilige geest. Ze riep uit:
“Gezegend ben jij onder de vrouwen
en gezegend de vrucht van jouw schoot!
Vanwaar valt mij dit toe dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?
Kijk! Zodra de klank van je begroeting in mijn oor kwam, sprong het kind in mijn schoot op van uitbundige blijdschap.
Gezegend wie vertrouwde,
want wat haar vanwege de heer is gezegd zal vervulling vinden.”
De ontmoeting van twee gezegende vrouwen. De ene eigenlijk piepjong – zij overbrugt dan ook de fysieke afstand; de ander ‘al op jaren’ – en toch (of juist daardoor) ‘voorloper’, gids.
Wat kwam Maria daar doen? Dat het niet zozeer om te helpen was, blijkt uit het vervolg waar Maria al weer vertrekt vóór de bevalling. Wat kwam ze daar dus doen? Mij lijkt dat het erom ging steun en bevestiging te zoeken. Er was haar iets ongehoords overkomen, en jong als ze was, wist ze daar geen blijf mee. Maar ze wist dat op een of andere even ondoorgrondelijke manier de oude Elisabeth een ‘voorloper’ was. Bij die gaat ze te rade.
Is hun beider ‘geheim’ hun zwangerschap? Dat is ’slechts’ de vrucht ervan! Het ‘geheim’ is hun beider gegevenheid aan G-d! En dat ‘weten’ – of juister gezegd: voelen – ze bij elkaar. Daar zijn niet eens woorden voor nodig. De trillingen van diepe vreugde – ‘tot in hun ingewanden’ – gaan door hen beide.
Als je als lezer eerder aan de ‘piepjonge’ kant staat, weet dan dat er ‘voorlopers’ zijn en ga er bij te rade. Als je als lezer eerder aan de ‘al op jaren’-kant staat, weet dan dat er nieuwe generaties zijn die de kracht hebben de tijd te overbruggen en durf daar op vertrouwen. Voor ons beiden geldt: Laten wij ons leven geven aan G-d, zo diep, dat wij het voelen trillen van vreugde in onze ‘ingewanden’!
Lc. 4,14-22a (12/01/2023)
In de kracht [dynamiek] van de geest keerde Jezus terug [van zijn verblijf in de woestijn] naar Galilea. Dat nieuws verspreidde zich door de hele streek. Hij gaf onderricht in hun huizen van samenkomst [synagoge] en hij werd door allen geroemd.
Ook kwam hij in Nazaret, waar hij was opgegroeid. Zoals hij gewoon was, ging hij op de dag van de sabbat binnen in het huis van samenkomst. Hij stond op om voor te lezen en men gaf hem een boekrol van de profeet Jesaja. Hij opende de boekrol en vond de plaats waar geschreven staat: De geest van de Heer is over mij gekomen – hij heeft mij gezalfd, om de bevrijdende boodschap te verkondigen aan wie zich arm weten. Hij heeft mij gezonden om wie gebroken is te genezen, om wie gevangen zit vrijlating te melden, om wie blind is het zicht terug te geven, om wie verdrukt wordt te bevrijden; om af te kondigen een genadejaar van de Heer. [Jes.61,1-2]
Hij rolde het boek dicht, gaf het terug aan de dienaar en ging zitten. De ogen van allen in het huis van samenkomst waren aandachtig op hem gericht.
Hij begon nu tegen hen te spreken: “Vandaag is voor jullie oren dit Schriftwoord in vervulling gegaan!” Allen vielen hem bij en verwonderden zich over de woorden van genade die uit zijn mond kwamen.
Het is het eerste weerzien nadat Jezus was weggetrokken uit zijn geboortestreek. Hij gaat, zoals alle wetsgetrouwe Joden, op sabbat naar de synagoge en stapt naar voor om voor te lezen. De tekst uit de profetieën van Jesaja inspireert hem en hij houdt een erg gesmaakte toespraak (iedereen was opgetogen). Kern van zijn betoog is: het Rijk van God staat voor de deur. Wat dat inhoudt, wordt in beelden verteld. Hij zegt daarbij : “Vandaag is voor jullie dit Schriftwoord in vervulling gegaan!”. Het genadejaar wordt nú afgekondigd. Het gelezen woord gaat niet over ‘daar en toen’, maar het gaat over ‘hier en nu’. Het woord is ‘vandaag’ in vervulling gegaan en zál uitgedragen worden. Zo heeft Jezus het toen afgekondigd. Zo had Jesaja het zo veel eeuwen vóór hem afgekondigd. Het is het ‘vandaag’ van alle tijden, en van elke dag. Het weerklinkt in elk zorgzaam gebaar voor de arme, in elk gebaar van aandacht voor de blinde, in elke kleine Go(e)dheid, ... Het is te zien: Het genadejaar van de Heer breekt aan ‘vandaag’!
Lc.16,19-31 (9/03/2023)
Er was eens een rijk man. Hij ging gekleed in purper en fijn linnen en hield elke dag een schitterend feestmaal. En er was ook een arme, die Lazarus heette, die – bedekt met zweren – neergelegd was aan zijn poort, in de hoop zijn buik te kunnen vullen met de kruimels die van de tafel van de rijke vielen. Maar alleen de honden kwamen om zijn zweren af te likken.
Nu gebeurde het dat de arme stierf en door de engelen weggedragen werd naar de schoot van Abraham. En ook de rijke stierf en werd begraven.
Terwijl hij kwellingen onderging in het schimmenrijk [hades/sjeool], sloeg hij zijn ogen op en zag van verre Abraham, met Lazarus in zijn schoot. Hij riep: “Vader Abraham, ontferm je over mij, en stuur Lazarus, dat hij de top van zijn vinger in water doopt en mijn tong komt verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlam!” Abraham antwoordde echter: “Kind, herinner je je hoe je in jouw leven je goede dingen hebt aangenomen en Lazarus evenzo de kwade? Nu wordt hij hier getroost en lijd jij pijn. En bij dit alles gaapt tussen ons en jullie een grote kloof, zodat wie zou willen overstappen van hier naar jullie dat niet kan, en ook niet van jullie naar ons.”
Nu zei hij: “Dan vraag ik je, vader, dat je hem stuurt naar het huis van mijn vader – want ik heb nog vijf broers – om daar een getuigenis af te leggen, zodat zij niet ook in deze plaats van kwelling terecht komen.” Abraham antwoordde hem: “Ze hebben Mozes en de profeten, laat ze naar hen luisteren!” Maar hij zei: “Ach nee, vader Abraham … maar als iemand uit de doden naar hen gaat, zullen ze zich wel bekeren!” Nu besloot Abraham: “Als zij zelfs niet luisteren naar Mozes en de profeten, zullen ze zich ook niet laten overtuigen door iemand die uit de doden opstaat.”
Geen enkel mens bestaat op zichzelf, dat is voor de rijke net zo waar als voor Lazarus. Een mens bestaat maar bij de gratie van levengevende verbanden en voedende contacten. Onze levensomstandigheden hebben we niet zelf in de hand (rijk-arm/ziek-gezond/…), hoe we ermee omgaan daarentegen wel. De vraag is: Wie mag onze leidsman zijn?
De levensstijl van de rijke is aantrekkelijk: feesten, genieten, en zo alles (?) halen uit het leven wat erin zit. Met zo’n levensstijl zullen we waarschijnlijk af en toe uit het oog verliezen wie er voor onze deur ligt te wachten op een beetje aandacht, net genoeg om te kunnen leven.
Er kwam echter ook iemand terug uit de doden. Er ís iemand opgestaan. Mag hij onze leidsman zijn? Willen wij horen en kunnen wij geloven wat hij te zeggen heeft? Mogen zijn mildheid en barmhartigheid, zijn dienstbaarheid en respect, een toetssteen zijn voor ons bestaan? Mag hij zich aan ons verbinden en ons voeden?
Lc.18,9-14 (18/03/2023)
Met het oog op sommigen die van zichzelf vertrouwden dat ze integer waren en neerkeken op de rest, vertelde Jezus nu deze gelijkenis:
“Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden. De ene was een farizeeër, de andere een tollenaar. De farizeeër ging staan en bad over zichzelf: “God, ik dank je dat ik niet ben zoals de andere mensen: grijpgraag, onrechtvaardig, overspelig, … of zoals die tollenaar. Ik vast twee maal per week en ik sta een tiende van al mijn inkomsten af.”
De tollenaar bleef op een afstand staan, hief zelfs zijn ogen niet naar de hemel, maar sloeg zich op de borst: “God, wil je verzoenen met mij, zondaar die ik ben.”
Ik zeg jullie: Híj keerde naar huis terug integer geworden, en niet de ander.
Want ieder die zichzelf groter maakt, zal kleiner worden,
en wie zichzelf kleiner maakt, zal groter worden.”
Het lijkt toch o zo simpel, o zo duidelijk … Ja, we verlangen zelfs oprecht naar die houding van ‘de tollenaar’. Maar in de praktijk komen we er amper toe, of ‘de farizeeër’ sluipt toch weer bij ons binnen – wellicht omdat hij er zijn vaste woonplaats heeft!
Als ik mezelf kleiner maak – wat niet hetzelfde is als mezelf kleineren! – moet ik de eerlijke durf hebben kritisch naar mezelf te kijken, en voorál naar mezelf en niet de vergelijking maken met anderen, want daar wil ik sowieso liefst boven staan. Het is mezelf durven ontdoen van de illusies die ik over mezelf voortdurend heb.
Omdat dat menselijk gezien zó moeilijk en bedreigend is, is het eigenlijk bijna maar mogelijk als ik niet op mezelf reken, maar vertrouw op een G-d die mij daarin draagt. Alleen een Liefde die onvoorwaardelijk naar mij toekomt stelt mij in staat zo eerlijk naar mezelf te kijken. In de verzengende gloed van die Liefde zullen mijn illusies ‘verdwijnen als sneeuw voor de zon’. Pijnlijk soms, maar o zo bevrijdend! Integer mag ik naar huis …