Lc.21,1-4 (27/11/2023)
1 Jezus keek op
[zittend in de voorhof van de tempel met zijn leerlingen]
en zag de rijken hun gaven in de offerschaal werpen.
2 Maar hij zag ook een arme weduwe
die er twee kopermuntjes in wierp.
3 En hij zei:
“Naar waarheid, ik zeg jullie:
Die arme weduwe heeft het meest van allen erin geworpen,
4 want zij wierpen iets uit hun overvloed bij de gaven,
maar deze vrouw,
vanuit haar tekort,
wierp alles wat ze had erin:
haar leven!”
Deze Evangelie-passage is zó helder, dat elk woord er bij het eigenlijk enkel maar kan verduisteren.
De vraag is dan ook heel ‘simpel’ – maar wel érg verstrekkend:
Durf ik leven vanuit mijn tekort, d.i. het besef dat ik mijn eigen leven niet kan ‘maken’, maar het te ontvangen heb? En durf ik dat leven dan in G-ds handen te werpen?
Lc.21,34-36 (2/12/2023)
34 “Neem jezelf in acht!,
dat je hart niet wordt bezwaard
door brasserij en dronkenschap
en door zorgen om je levensonderhoud,
en dat die dag niet plots voor je komt te staan
35 als een klapnet.
Hij zal komen over allen op heel de wereld.
36 Waak dan, op elk moment, en bid
dat je standvastig mag zijn,
deze dingen, die op het punt staan te gebeuren, zou ontvluchten
en mogen standhouden voor de mensenzoon.”
Als die overgangstijd dan zo lastig en ongemakkelijk is, komt bij mij de vraag op: hoe leef je dan te midden van die weerbarstige tijd? Wat staat je te doen?
Het is verleidelijk (en o zo menselijk) om vluchtwegen te zoeken, de realiteit te ontvluchten. Je zou je kunnen verschuilen in een klein zelfgecreëerd wereldje waarin alles goed lijkt te gaan (leuke oppervlakkige dingen, facebookvrienden, games, alcohol, beleven van kickervaringen, …). Alles lijkt beter dan de realiteit onder ogen te moeten zien.
Jezus echter hoopt dat we ons daarin niet laten meeslepen. Hij roept op om
• de ‘last’ niet te verdoezelen door de dagelijkse beslommeringen
• jezelf niet te verliezen in oppervlakkig leven maar verbonden te blijven met G-d.
Zijn advies is: “Bid en waak. Wees standvastig. Ontvlucht al dat soort al te menselijke reacties. Durf door te dringen tot de kern van de zaak – de bevrijdende boodschap – hoe lastig en confronterende die ook kan zijn. Leef geworteld in G-d!”
Lc.10,21-24 (5/12/2023)
21 Op dat eigen moment, vervuld van de geest,
jubelde Jezus het uit:
“Ik prijs en dank je, vader, heer van hemel en aarde,
dat je deze dingen verborgen hebt
voor [eigenmachtige] bekwamen en verstandigen
en ze onthuld hebt
voor [onmachtige] onmondigen.
Ja, vader, zo heb jij het goed bevonden voor jouw gelaat.”
22 En hij ging verder tegen de leerlingen:
“Alles is mij door mijn vader toevertrouwd,
en niemand weet wie de zoon is, behalve de vader,
en niemand weet wie de vader is, behalve de zoon
en aan wie de zoon het wil onthullen.
23 Zalig de ogen die zien wat jullie zien,
24 want ik zeg jullie:
Veel profeten en koningen verlangden
te zien wat jullie zien,
maar zij hebben het niet gezien,
en te horen wat jullie horen,
maar zij hebben het niet gehoord.”
Ik heb het lange tijd lastig gehad met het feit dat G-d bewust “deze dingen verborgen hield voor verstandigen”. Waarschijnlijk rekende ik mezelf bij die verstandigen (ondertussen weet ik wel beter) en vond ik het niet eerlijk dat G-d voor mij dingen verborgen hield.
Stilaan begint er bij mij toch wel ‘t een en ‘t ander te dagen en kom ik tot het besef dat de ‘eenvoudige’ mensen waarover Lucas het heeft, niet zozeer zij zijn die over weinig verstand beschikken, maar wel zij die de grenzen van hun verstand kennen en beamen. ‘Een-voudige’ mensen zijn zij die beseffen dat G-d slechts aangeraakt en vermoed kan worden door wie in alle nederigheid de grenzen van het menselijke ‘kennen’ beaamt, het ‘be-grijpen’ durft los te laten en durft toe te geven dat wij mensen het allemaal niet zo goed weten en dat dit ook niet per se nodig is.
Doorheen de jaren is mij duidelijk geworden: de tegenstelling tussen verstandigen/wijzen en eenvoudigen in dit citaat van Lucas is een paradox, letterlijk een ‘schijnbare’ tegenstelling. Echte wijsheid wordt immers bij uitstek gekenmerkt door eenvoud …
Lc.1,26-38 (8/12/2023)
26 In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper],
werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden
naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd,
27 naar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was
met een man die Jozef heette,
uit het huis van [die afstamde van koning] David.
De naam van die jonge vrouw was Maria.
28 De engel kwam bij haar binnen en zei:
“Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou!
Gezegend ben jij onder de vrouwen.”
29 Zij echter was erg in de war van deze woorden
en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen.
30 De boodschapper zei tegen haar:
“Wees niet bang, Maria,
jij hebt genade gevonden bij God.
31 Kijk! Je zult zwanger worden
en een zoon baren
en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven.
32 Hij zal groot zijn
en zoon van de Allerhoogste worden genoemd,
en God de Heer zal aan hem geven
de troon van zijn vader David.
33 Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël]
tot in eeuwigheid
en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
34 Nu zei Maria tegen de boodschapper:
“Hoe zal dat gebeuren,
aangezien ik geen omgang met een man heb?”
35 De boodschapper antwoordde haar:
“Heilige geest zal over jou komen,
de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen.
Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt
heilig genoemd worden, zoon van God.
36 Kijk! Elisabet, je bloedverwante,
ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen.
Ze is in haar zesde maand,
hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd.
37 Want bij God is geen woord krachteloos.”
38 Nu zei Maria:
“Ziehier de dienares van de Heer.
Moge met mij gebeuren naar jouw woord.”
En de boodschapper ging van haar weg.
Er zijn weinig mensen die het feest van vandaag juist en op een begrijpelijke manier zouden kunnen uitleggen. Laten we daar dus niet teveel ons hoofd over breken. Waar we níet omheen kunnen en mogen, is het feit dat Maria toch wel een straffe en inspirerende Bijbelse vrouw is.
Dat kun je zien in haar overgave (het befaamde ‘fiat’ – het Latijnse woord voor ‘het moge met mij gebeuren’): Ja, ze zit vol vragen over hoe dat moet en kan, of over die vreemde boodschapper die onbegrijpelijke woorden spreekt, maar ze laat het toch toe en laat het bij haar binnen stromen – wat een stroom van Léven opwekt.
En dat alles gebeurt in een heel typische Bijbelse sfeer: Maria is naar menselijke maatstaven geen hooggeplaatst iemand. Integendeel, de Bijbelse G-d lijkt makkelijker kansen te krijgen in mensen die eenvoudig genoeg zijn om in die overgave te durven en willen leven. Maria’s ‘fiat’ kwam niet uit de lucht vallen. Ze was erin opgegroeid, was erin meegegaan en had het tot haar eigen levenshouding gemaakt. Dát opende de weg om op het cruciale – onbegrijpelijke – moment van haar leven, óók ‘ja’ te zeggen.
Lc.5,17-26 (11/12/2023)
17 Eens was Jezus aan het onderrichten.
Er waren farizeeën en wetsleraren gekomen
uit alle dorpen van Galilea en Judea en uit Jeruzalem.
En de geestkracht tot heling was in hem.
18 Kijk! Er waren enkele mannen die op een draagbaar
iemand droegen die verlamd was.
Ze probeerden hem binnen te dragen
en onder zijn aandacht te brengen.
19 Maar door de menigte
vonden ze geen doorgang om hem binnen te dragen.
Daarom gingen zij het dak op
en lieten hem op de draagbaar neer,
door de daktegels heen, vlak voor Jezus.
20 Bij het zien van hun vertrouwen,
zegt hij tegen hem: “Je zonden zijn je vergeven.”
21 De schriftgeleerden en farizeeën begonnen onderling te discussiëren:
“Wie is hij wel, dat hij zo godslasterlijk spreekt?
Wie kan zonden vergeven behalve God alleen?”
22 Maar Jezus onderkende hun redeneringen en vroeg hun:
“Wat redeneer je daar in je hart?
23 Wat is makkelijker te zeggen:
‘je zonden zijn je vergeven’ of ‘sta op en loop’?
24 Welnu, zodat jullie zouden weten
dat de mensenzoon volmacht heeft
op aarde zonden te vergeven,
ik zeg je – zei hij nu tegen de verlamde:
Sta op, neem je draagbaar en ga naar huis.”
25 En onmiddellijk stond hij voor aller ogen op,
hij nam op waar hij eerst op neerlag,
vertrok naar huis en verheerlijkte God.
26 Ontzetting beving allen en zij verheerlijkten God.
Zij werden vervuld van vrees:
“Vandaag hebben wij onverwachtbare dingen [paradoxen] gezien!”
Een sterk verhaal! Het gaat over ‘geestkracht tot heling’. Letterlijk staat er dat die in Jezus was. Maar ik vraag me af of die niet even sterk aanwezig was in de ‘dragende mannen’. Fysieke kracht hebben ze alvast. Maar is het geen ‘gave van de Geest’ de eigen fysieke kracht in te zetten voor het welzijn van een ánder? Waar mensen ‘bergen verzetten’ – een draagberrie door een menigte het dak op sleuren en door het dak laten zakken – is altijd ook ‘geestkracht tot heling’ aan het werk. De lamme zou niet tot heling gekomen zijn zonder hen!
Laten we dus niet te snel denken dat wij géén ‘geestkracht tot heling zouden’ hebben. Misschien hebben wij ook niet de fysieke kracht om een bed te dragen, maar we hebben altijd wel iets wat we kunnen inzetten ten bate van een ander!
Eén daarvan is alvast: vergeving! De farizeeën kunnen niet geloven dat Jezus – een méns in hun ogen – kan vergeving schenken. Toch wel, zegt Jezus, en hij doet het al zijn volgelingen voor. Je hebt zelf ongetwijfeld al ondervonden hoe helend het is vergeving te kríjgen. Laat dus ook de ‘geestkracht tot heling’ van het vergeving schénken in jou werkzaam worden.
Lc.1,26-38 (20/12/2023)
26 In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper],
werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden
naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd,
27 naar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was
met een man die Jozef heette,
uit het huis van [die afstamde van koning] David.
De naam van die jonge vrouw was Maria.
28 De engel kwam bij haar binnen en zei:
“Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou!
Gezegend ben jij onder de vrouwen.”
29 Zij echter was erg in de war van deze woorden
en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen.
30 De boodschapper zei tegen haar:
“Wees niet bang, Maria,
jij hebt genade gevonden bij God.
31 Kijk! Je zult zwanger worden
en een zoon baren
en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven.
32 Hij zal groot zijn
en zoon van de Allerhoogste worden genoemd,
en God de Heer zal aan hem geven
de troon van zijn vader David.
33 Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël]
tot in eeuwigheid
en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
34 Nu zei Maria tegen de boodschapper:
“Hoe zal dat gebeuren,
aangezien ik geen omgang met een man heb?”
35 De boodschapper antwoordde haar:
“Heilige geest zal over jou komen,
de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen.
Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt
heilig genoemd worden, zoon van God.
36 Kijk! Elisabet, je bloedverwante,
ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen.
Ze is in haar zesde maand,
hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd.
37 Want bij God is geen woord krachteloos.”
38 Nu zei Maria: “Ziehier de dienares van de Heer.
Moge met mij gebeuren naar jouw woord.”
En de boodschapper ging van haar weg.
Op 8 dec. hadden we dit Evangelie al, o.w.v. het Mariafeest. Je kunt ook dat commentaar nog eens hernemen natuurlijk, maar we bekijken het vandaag met andere ogen. We kijken even door de ogen van de engel! Die speelt in de aanloop naar Kerstdag een grote rol: hier bij Maria, eergisteren bij Jozef, gisteren bij Zacharias, en straks bij de herders en de ‘drie wijzen’.
Wat zou G-d zijn zonder zijn boodschappers?! Net zoals met zijn geboorte in een mens, is Hij voor de aankondiging en uitwerking daarvan helemaal afhankelijk van anderen. Maar een ‘engel’ is nu net ‘iemand’ die zich helemaal ten dienste stelt van G-d, die zijn(?) eigen wil al helemaal op G-ds wil heeft afgestemd en helemaal ‘leeft in lijn met G-d’.
Dat betekent ook dat een ‘engel’ niet noodzakelijk vleugeltjes heeft. Wellicht ware het beter te zeggen dat hij(?) ánderen vleugels geeft! Wat zou het met Maria hebben gedaan, toen de boodschap eenmaal tot haar doorgedrongen was?! Wat zou het met ons doen, als een engel óns zo’n boodschap zou brengen? Wat zou het doen als ík, als engel van G-d, vandaag iemand vleugels geef …?