Verbonden Leven

Lc.1,26-38 (8/12/2023)

26     In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper],
       werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden
       naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd,
27    naar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was
       met een man die Jozef heette,
       uit het huis van [die afstamde van koning] David.
       De naam van die jonge vrouw was Maria.
28    De engel kwam bij haar binnen en zei:
       “Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou!
       Gezegend ben jij onder de vrouwen.”
29    Zij echter was erg in de war van deze woorden
       en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen.
30    De boodschapper zei tegen haar:
       “Wees niet bang, Maria,
       jij hebt genade gevonden bij God.
31    Kijk! Je zult zwanger worden
       en een zoon baren
       en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven.
32    Hij zal groot zijn
       en zoon van de Allerhoogste worden genoemd,
       en God de Heer zal aan hem geven
       de troon van zijn vader David.
33    Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël]
       tot in eeuwigheid
       en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
34    Nu zei Maria tegen de boodschapper:
       “Hoe zal dat gebeuren,
       aangezien ik geen omgang met een man heb?”
35    De boodschapper antwoordde haar:
       “Heilige geest zal over jou komen,
       de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen.
       Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt
       heilig genoemd worden, zoon van God.
36    Kijk! Elisabet, je bloedverwante,
       ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen.
       Ze is in haar zesde maand,
       hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd.
37    Want bij God is geen woord krachteloos.”
38    Nu zei Maria:
       “Ziehier de dienares van de Heer.
       Moge met mij gebeuren naar jouw woord.”
       En de boodschapper ging van haar weg.

Er zijn weinig mensen die het feest van vandaag juist en op een begrijpelijke manier zouden kunnen uitleggen. Laten we daar dus niet teveel ons hoofd over breken. Waar we níet omheen kunnen en mogen, is het feit dat Maria toch wel een straffe en inspirerende Bijbelse vrouw is.
Dat kun je zien in haar overgave (het befaamde ‘fiat’ – het Latijnse woord voor ‘het moge met mij gebeuren’): Ja, ze zit vol vragen over hoe dat moet en kan, of over die vreemde boodschapper die onbegrijpelijke woorden spreekt, maar ze laat het toch toe en laat het bij haar binnen stromen – wat een stroom van Léven opwekt.
En dat alles gebeurt in een heel typische Bijbelse sfeer: Maria is naar menselijke maatstaven geen hooggeplaatst iemand. Integendeel, de Bijbelse G-d lijkt makkelijker kansen te krijgen in mensen die eenvoudig genoeg zijn om in die overgave te durven en willen leven. Maria’s ‘fiat’ kwam niet uit de lucht vallen. Ze was erin opgegroeid, was erin meegegaan en had het tot haar eigen levenshouding gemaakt. Dát opende de weg om op het cruciale – onbegrijpelijke – moment van haar leven, óók ‘ja’ te zeggen.