Lc.10,38-42 (17/07/2022)
Terwijl ze verder trokken [naar Jeruzalem], gebeurde het eens dat hij in een dorp kwam waar een zekere vrouw die Marta heette hem in haar huis ontving. Ze had ook een zus die Maria heette. Deze ging bij Jezus neerzitten en luisterde naar zijn woorden. Marta werd rondgetrokken door het vele bedienen. Ze kwam er even bij staan en zei: “Heer, doet het jou niets dat mijn zus mij alleen laat met het bedienen? Zeg dan toch tegen haar dat ze met mij meehelpt.”
Jezus antwoordde haar: “Marta, Marta, wat ben je bezorgd en laat je je verontrusten door zoveel dingen. Nodig is één te zijn. Maria heeft voor dit goed gekozen en het zal haar niet ontnomen worden.”
Twee vrouwen, de ene wordt geleefd en maakt geen keuzes. Ze doet alles omdat ze nu eenmaal vindt dat het zo hoort en ergert zich aan haar zus die ervoor kiest om hier niet in mee te gaan. De ander neemt haar leven in de hand door het maken van heel bewuste keuzes.
‘Wat nodig is’, zegt Jezus, is één-zijn en dat heeft duidelijk te maken met kiezen – kiezen voor het beste in jou en dat tot ontplooiing laten komen. Wanneer Marta bij Jezus komt met haar vraag (ook zij is op zoek naar haar eigen plaats – naar dat wat wezenlijk is voor haar leven), is het enige wat hij doet haar bij zichzelf terugbrengen. Hij nodigt haar uit om tot rust te komen en om heel bewust een keuze te maken. Hij daagt haar uit om het beste deel in zichzelf te ontdekken – haar eigen beste deel (mensen gastvrij onthalen, luisteren, werken, of ….?) – en daarmee aan de slag te gaan.
Lc.5,33-39 (2/09/2022)
Ze [de farizeeën en schriftegeleerden] zeiden hem nu: “De leerlingen van Johannes vasten dikwijls en doen gebeden, en ook de leerlingen van de farizeeën doen dat, maar die van jou eten en drinken!”
Jezus antwoordde hen: “Je kunt de bruiloftsgasten toch niet doen vasten zolang de bruidegom bij hen is?! Er zullen dagen komen … Wanneer de bruidegom van hen zal weggenomen zijn, dan zullen zij vasten, in die dagen.”
Hij vertelde hen ook een gelijkenis: “Niemand scheurt een lap van een nieuw kleed om op een oud kleed te zetten. Anders scheurt hij immers én het nieuwe én het oude, en de lap van de nieuwe zal niet passen bij de oude. En niemand doet jonge wijn in oude zakken, anders doet de jonge wijn de zakken barsten, waardoor de wijn zal wegvloeien en de zakken verloren gaan. Nee, jonge wijn moet in nieuwe zakken worden gedaan (zo worden beide bewaard). En niemand die oude wijn gedronken heeft, wil jonge. Want hij zegt dat de oude beter [/milder] is.”
Weer zoiets dat van alle tijden blijkt te zijn: de moeite die mensen hebben met wat nieuw is.
Het is de logica zelve dat het nieuwe er anders uitziet dan het oude. Toch wordt dat nieuwe er onmiddellijk op bekritiseerd, omdat men er schier automatisch van uitgaat dat dat ‘andere’ ook minder goed is. Mensen – en dat zijn wij allemaal! – hebben een behoudsgezinde reflex. Dat komt door de innerlijke overtuiging dat wij onszelf moeten redden, en daarvoor enkel rekenen op onze eigen krachten en datgene wat we al kennen.
Hoe reageert Jezus hierop? Hij stelt dit vast. Hij verwijt de mensen met die houding niets. Hij wijst alleen op het fenomeen. Tegelijk laat hij niet na het nieuwe wel te dóen. In zijn concrete levenshouding gaat hij anders met zijn leerlingen en met zijn toehoorders om dan men tot dan toe gewoon was. Jezus brengt geen ‘leer’, maar een ‘levenswijze’, en wel een die niet rekent op eigen kracht, maar vertrouwt op G-ds werkzaamheid.
Zich laten leiden door Jezus, houdt blijkbaar ook in nieuwe dingen te durven aangaan …
Lc.8,1-3 (16/09/2022)
Daaropvolgend trok Jezus een tijdlang langs stad en dorp. Hij predikte en bracht het Goede Nieuws van het koningschap van God. De twaalf waren bij hem en ook enkele vrouwen die geheeld waren van boze geesten en ziekten, waaronder Maria van Magdala, uit wie zeven demonen waren weggegaan. Ook Johanna, de vrouw van Herodes’ zaakvoerder Chuzas, Suzanna en vele andere vrouwen zorgden voor hen met wat zij hadden.
Hoe dat er aan toe ging, wanneer Jezus zo met zijn aanhang rondtrok, kunnen wij ons moeilijk voorstellen, omdat onze levenswijze zo grondig veranderd is. We kunnen natuurlijk wel denken dat ze – het was ook een groep van enige omvang – eten nodig hadden; en dat terwijl ze eigenlijk niet aan het werk waren! (Veel van de apostelen lieten er zelfs hun werk (én hun gezin) – tijdelijk – voor staan.)
Maar daar wordt blijkbaar voor gezorgd. Ook in iets zó ‘aards’ als voeding voorziet G-d, hier via de zorgzame vrouwenhanden (en ongetwijfeld ook -harten). Zij behoorden dus tot de dichte kring die dagelijks met Jezus omging. Kwamen zij misschien minder aan het woord, hun daden waren minstens zo belangrijk als geloofsverkondiging!
Ook boeiend te merken is dat daar heel verschillende vrouwen tussen zitten. Voor Jezus doet hun achtergrond of hoe ze bij hem zijn gekomen er duidelijk niet toe. Of juister: het doet er wél toe in die zin dat ze mogen zijn wie ze zijn, en dat elk – elk – voor hem zorgde met wat ze hadden/wie ze waren!
Lc.9,7-9 (22/09/2022)
Alles wat er door Jezus gebeurde kwam nu ter ore aan de tetrarch Herodes. Hij raakte hevig verontrust omdat door sommigen gezegd werd dat Johannes [de doper] was opgestaan uit de doden. Sommigen zeiden dat Elia [de profeet die zou terugkeren] verschenen was, anderen dat een van de vroegere profeten was opgestaan.
Maar Herodes zei: “Johannes heb ik onthoofd. Wie is dat dan over wie ik zulke dingen hoor?” En hij zocht naar een mogelijkheid om hem te zien.
Dagelijks worden we geconfronteerd met verhalen, (fake)news, twitter en facebookberichten … enz. Langs alle kanten wordt ons onmogelijk veel informatie doorgegeven over wat er gebeurt in de wereld, over de politiek en de wetenschap. We worden (net als Herodes) overspoeld met informatie over het gaan en staan van bekende en minder bekende mensen. En ook vandaag brengt dat onrust met zich mee.
Wat moeten we nog geloven? Wat moeten we doen met al die informatie? Wat is het doel van al die info?
• Creëer ik er mijn eigen waarheid mee?
• Kies ik selectief voor de info die mijn eigen gecreëerde waarheid bevestigt?
• Sluit ik mijn ogen en oren zodat ik verder kan leven in mijn eigen gecreëerde veilige wereld?
• Hoe kan al deze info ervoor zorgen dat ik écht tot Léven kom?
• Ga ik met behulp van de berichten op zoek naar kansen tot ontmoeting?
• Ga ik er bewust mee om zodat ze mij kan leiden naar verrassende en leven-gevende ontmoetingen?
Aan ieder van ons de keuze.
Lc.11,1-4 (5/10/2022)
Eens was Jezus ergens aan het bidden. Toen hij opgehouden was, vroeg een van zijn leerlingen: “Heer, leer ons bidden, zoals Johannes dat ook aan zijn leerlingen geleerd heeft.”
Hij zei hen: “Telkens wanneer jullie bidden, zeg dan:
Vader,
laat geheiligd worden jouw naam,
laat komen jouw koninkrijk.
Geef elke dag weer
ons brood voor de komende dag,
en vergeef ons onze verwijdering [zonde]
– zelf vergeven wij ieder die ons iets schuldig is –
en laat ons niet ingaan op beproeving.”
Jezus leert zijn leerlingen bidden. Van bij ’t begin klinkt er in zijn woorden een diepe verbondenheid met G-d door. En dan komt er als het ware vanzelf een perspectiefwissel, dan is het logisch dat er in heel dit gebeuren één grote afwezige is? Misschien was het je nog niet opgevallen maar doorheen dit ganse gebeuren is er nergens sprake van ‘ik’. Jezus leert ons bidden door op de eerste plaats ‘Jij’ in de mond te nemen. Jij, Vader, nabije G-d, die ervoor zal zorgen dat zijn naam, zijn diepste wezen gestalte zal krijgen; dat zijn wil gerealiseerd wordt….
Jij, niet ik, en verderop wordt het wij. Er wordt niets voor zichzelf alleen gevraagd zelfs niet de meest fundamentele verzuchtingen zoals voedsel. Er staat niet: geef mij, maar wel: geef ons. Zo leert Jezus ons bidden: laat het ikje los, vergeet het, want bidden doe je niet voor jezelf alleen, maar omvat het wij. Zo neemt hij ons mee in die goddelijke relatie, dat goddelijk perspectief.
Lc.11,27-28 (8/10/2022)
Toen hij zo aan het spreken was, verhief een vrouw uit de menigte haar stem
en zei hem: “Zalig de schoot die jouw gedragen heeft en de borsten waaraan jij hebt gedronken!”
Jezus antwoordde: “Ja, sterker nog: Zalig wie luisteren naar Gods woord en het be-waren!”
Lucas laat de stem van een vrouw uit de menigte klinken. Zij schreeuwt haar boodschap uit én wordt gehoord. Zij probeert in zekere zin te verwoorden wat in haar leeft, nl. ‘hoe goed of heilig je ook bent, de vrouw die je gekoesterd heeft is de echte held’.
Het antwoord van Jezus lijkt op het eerste zicht misschien kleinerend voor zijn moeder
maar niets is minder waar. Het moet hem vast en zeker deugd gedaan hebben om zoveel lof te horen over zijn moeder. Ik durf dan ook te vermoeden dat zijn antwoord de waarde van zijn moeder niet aantast, integendeel. Hij maakte veeleer van de gelegenheid gebruik om ook een andere dimensie van ‘gezegend-zijn’ te onthullen, nl. het gezegend-zijn door open te staan voor het Woord van God, het te horen, ernaar te gehoorzamen en het daad-werkelijk te leven (zoals ook zijn moeder het gedaan heeft).