Lc.13,31-35 (27/10/2022)
Op datzelfde moment kwamen er enkele farizeeën tegen hem zeggen: “Trek van hier weg, want [de Joodse vazal-vorst] Herodes wil je doden.” Maar hij zei tegen hen: “Ga weg en zeg tegen die vos: Kijk! Ik verdrijf demonen en volbreng genezing, vandaag en morgen, en op de derde dag zal ik zelf volbracht worden. Daarom móet ik verder trekken, vandaag, morgen én de volgende dag, want het is ondenkbaar dat een profeet zou omkomen buiten Jeruzalem.”
“Jeruzalem, Jeruzalem!, dodende de profeten en stenigend wie tot jou gezonden zijn … Hoe dikwijls heb ik je kinderen willen verzamelen zoals een kloek haar broedsel onder haar vleugels, maar jullie hebben niet gewild …”
“Kijk! Jullie huis wordt leeg aan jullie overgelaten. Voorwaar, ik zeg jullie: Je zult mij niet zien tot de tijd komt dat je zegt: Gezegend wie komt in de naam van de Heer.”
Soms wordt er van Jezus gezegd dat hij de toekomst kende omdat hij God was. Ik denk dat het ‘voldoende’ was dat hij een heel klare kijk op mensen had – hem mee ingegeven door zijn kennis van de Schrift! – én heel consequent was in de vervulling van zijn boodschap, om te ‘weten’ hoe zijn leven zou eindigen. In deze passage worden beide – zowel zijn trouw aan zijn zending (wat ‘moet’) als de onwilligheid van de toehoorders (en Jezus’ pijn daarover) – kort maar helder geschetst.
Je moet maar durven, dat zíen en toch doorgaan.
Voor mij zit dáár de ‘goddelijkheid’ van Jezus, nl. dat G-ds liefde voor de mens zó groot is dat hij zó consequent zijn woord/Woord brengt.
Als wij wat ‘g-dgericht’ willen leven, is het ook díe weg die wij te gaan hebben (mét al z’n consequenties):
Het hart van mensen peilen – en daarvoor kunnen we eerst en vooral naar onze eigen dubbelhartigheid kijken;
en toch hen liefhebben – mét alle pijn om hun onbegrip inbegrepen;
simpelweg verder gaan met G-ds zending te dóen – demonen verdrijven en heling brengen.