Mt.6,1-6.16-18 (14/02/2024)
1 Hoed je ervoor
je integriteit [gerechtigheid] niet te doen voor de mensen,
zodat je zou gezien zijn door hen.
Want dan vind je geen vergoeding bij je Vader in de hemel.
2 Wanneer je dus [een daad van] tederheid doet,
bazuin dat dan niet voor je uit
zoals de huichelaars [hypocritai, voorbij het oordeel] doen
in de plaatsen van samenkomst [synagoge] en op straat
om door de mensen geëerd te worden.
Zeker, ik zeg jullie: Ze hebben hun loon al!
3 Maar als jij [een daad van] tederheid doet,
moet je linkerhand niet weten wat je rechter doet,
4 zodat je [daad van] tederheid in het verborgene blijft.
En je Vader die in het verborgene ziet, zal je vergoeden.
5 En wanneer je bidt,
wees dan niet zoals de huichelaars.
Zij houden ervan te staan bidden in de plaatsen van samenkomst en op de hoeken van de straten
om zich te tonen aan de mensen.
Zeker, ik zeg jullie: Ze hebben hun loon al!
6 Maar als jij bidt,
ga dan in je binnenkamer,
sluit de deur en bid tot je Vader die in het verborgene is.
En je Vader die in het verborgene ziet, zal je vergoeden.
16 En wanneer je vast,
zet dan geen somber gezicht, zoals de huichelaars.
Zij maken hun gezicht ontoonbaar
om de mensen te tonen dat ze vasten.
Zeker, ik zeg jullie: Ze hebben hun loon al!
17 Maar als jij vast,
zalf dan je hoofd en was je gezicht
18 om je niet als vastende te tonen aan de mensen,
maar aan je Vader in het verborgene.
En je Vader die in het verborgene ziet, zal je vergoeden.
Aswoensdag. We staan weer aan het begin van de Vastentijd. Wat die waard zal zijn, zal slechts afhangen van wat wij er zelf zullen mee doen. Na de ‘seculiere herontdekking’ van het vasten (een maand zonder alcohol, roken, vlees, … en wat al niet meer) wordt het misschien tijd dat Christenen deze krachtige traditie herontdekken.
Een ‘programma’ daarvoor wordt ons vandaag aangereikt. Het is de op zich eenvoudige drieslag:
Aalmoezen geven. Maar omdat dat in onze tijd nogal betuttelend én te minimalistisch klinkt zouden we het met een moderner woord beter noemen: financiële solidariteit. Of, vanuit de Bijbelse taal, nog mooier, inniger: een daad van tederheid.
Bidden. In stilte, met woorden of gebaren contact zoeken met de Bron van Léven. Het staat in het midden van de drie, omdat het er het centrum van vormt. De bron van al ons doen en laten moet G-d zijn. Díe ‘herontdekking’ vormt juist de kern van de hele Vastentijd.
Vasten. Hier dan in de striktere betekenis van onszelf werkelijk wat materiële beperkingen opleggen. Dat is niet bedoeld als negativiteit, integendeel, het doet ons net de positiviteit beter ontdekken van al wat is.
Allemaal mooi en zinvol … Nu alleen nog doen …
Mt.6,19-23 (21/06/2024)
19 Stapel voor jezelf geen schatten op aarde op,
waar mot en vreter ze ontoonbaar maken
en waar dieven inbreken en stelen.
20 Maar stapel schatten in de hemelen op,
waar noch mot noch vreter ze ontoonbaar maken
en waar dieven niet inbreken en niet stelen.
21 Want waar je schat is,
zal ook je hart zijn.
22 De lamp van het lichaam is het oog.
Als dan je oog één-voudig is [helder, gericht op het ene goede],
zal heel je lichaam lichtend zijn.
23 Maar als je oog verdwaasd is,
zal heel je lichaam duister zijn.
Als het licht in jou duister is,
hoe groot is dan de duisternis!
Jezus pleit voor helderheid: Laat je innerlijke verlangen en je uiterlijk gedrag in éénklank zijn. Kijk met een helder oog, zowel naar wat je doet als naar wat je verlangt.
Hiervan uitgaand is de vraag die Jezus ons vandaag stelt heel helder en ‘simpel’: waar ligt míjn schat? Wat streef ik éigenlijk na in mijn leven?
Mt.8,23-27 (2/07/2024)
23 Jezus stapte in de boot
en zijn leerlingen volgden hem.
24 Kijk! Er stak een hevige storm op over het meer
zodat de boot overspoeld werd door de golven.
Hij echter sliep.
25 Zijn leerlingen gingen hem wakker maken:
“Heer, red ons, wij vergaan!”
26 Hij zei tegen hen:
“Waarom ben je zo bang, klein-vertrouwenden?”
Hij stond op en bestrafte de wind en de zee
en er werd een grote stilte geboren.
27 De mensen verwonderden zich:
“Wat voor iemand is hij toch,
dat zelfs de wind en de zee hem gehoorzamen?”
Gisteren hadden we het over keuzes maken. Voor de leerlingen is het duidelijk. Zij hebben gekozen en gaan 100% voor hun keuze. Ze stappen bij Jezus in de boot.
Een doordachte keuze is echter geen garantie op een vlekkeloos parcours. Af en toe gaat het er ook dan nog stromachtig aan toe en woedt er een storm van angst, van klein-vertrouwen, in je. Dat levert heel wat onrust op.
Maar Jezus blijft ook te midden van de storm in alle rust nabij. Zouden het zijn rust en zijn vertrouwen zijn die ervoor zorgen dat na de storm een grote stilte geboren kan worden? Niet zomaar een stilte, maar een die rust brengt en openheid creëert. Een stilte vol van verwondering, verwachting en van mogelijkheden of m.a.w. de stille zekerheid van het geloof die vertrouwen geeft. Het is een grondeloze stilte die zwijgt aan alle zwijgen voorbij. Een stilte om te koesteren.
Mt.9,1-8 (4/07/2024)
1 Hij stapte in de boot en stak over
en zo kwam hij in zijn eigen stad [Kafarnaüm].
2 Kijk! Men bracht een verlamde, liggend op een bed, naar hem.
Bij het zien van hun vertrouwen,
zei Jezus tegen de verlamde:
“Wees gerust, kind, je zonden zijn je vergeven.”
3 En kijk, enige schriftgeleerden zeiden in zichzelf:
“Die daar spreekt [God]lasterlijk!”
4 Maar hun bedenkingen kennende, zei Jezus:
“Waartoe toch die kwade bedenkingen in jullie hart?
5 Immers, wat is makkelijker te zeggen:
‘je zonden zijn je vergeven’ of
‘sta op en loop’?
6 Welnu, opdat jullie zouden weten
dat de mensenzoon volmacht heeft
op aarde zonden te vergeven
– en nu sprak hij tegen de verlamde:
sta op [ontwaak], neem je bed op en ga naar huis.”
7 En hij stond op [ontwaakte] en ging naar huis.
8 De menigte die dit zag,
werd van ontzag vervuld
en loofde God dat hij zo’n volmacht aan mensen had verleend.
Het is niet zo moeilijk je in te leven in de situatie van de lamme, ook niet als je niet letterlijk verlamd bent. We hebben allemaal wel onze beperkingen en tekorten. En als ik eerlijk ben met mezelf weet ik dat deze mij niet zomaar ontslaan van zonde. Ook in mijn beperkingen maak ik soms wetens en willens fouten tegen G-d en medemens.
Misschien is het al moeilijker om, samen met de lamme, mijn vertrouwen te stellen in mijn medemens, laat staan in een medemens die mij dichter bij G-d brengt! Mogelijks ben ik al lang al mijn hoop en vertrouwen verloren. Best dan dat er anderen rond mij zijn die in mij én in G-d blijven geloven!
Hoe bevrijdend is het dan dat woord van vergeving te horen! Nee, het is helemáál niet Godlasterlijk, integendeel! Het brengt G-d heel reëel en concreet binnen in mijn leven. En dat werkt helend, naar ziel én lichaam!
Het vertrouwen van ánderen, heeft míj tot heling gebracht. Draai je het ook om: míjn vertrouwen zal ánderen tot heling brengen?
Mt.14,13-21 (5/08/2024)
13 Toen Jezus dit hoorde [het bericht van de dood van Johannes],
trok hij zich in een boot van daar terug
naar een eenzame plaats, alleen.
En toen de menigte dit hoorde,
volgden ze hem te voet vanuit hun steden.
14 Toen Jezus uitstapte, zag hij dan ook een grote menigte.
Hij werd ten diepste bewogen om hen
en hij genas de zieken onder hen.
15 Toen het avond werd,
kwamen zijn leerlingen bij hem en zeiden:
“Dit is een eenzame plaats en het [etens]uur is al voorbij.
Stuur de menigte weg
zodat ze in de dorpen rondom
voedsel voor zichzelf kunnen gaan kopen.
16 Maar Jezus zei hen:
“Het is niet nodig dat zij weggaan;
geven jullie hen maar te eten.”
17 “Maar, antwoordden zij,
wij hebben niet meer dan vijf broden en twee vissen!”
18 Hij zei: “Breng ze mij.”
19 En hij liet de mensen zich neervlijen op het gras.
Hij nam de vijf broden en de twee vissen,
keek op naar de hemel,
zegende en brak de broden,
en gaf ze aan zijn leerlingen
en de leerlingen aan de menigte.
20 Allen aten tot ze voldoende gevoed waren.
En van de overgebleven stukken verzamelden ze twaalf korven.
21 Het waren ongeveer vijfduizend mannen die gegeten hadden,
vrouwen en kinderen niet meegeteld.
Jezus wil graag eens alleen zijn. Vrij vaak in het Evangelie lezen we daarover. In veel gevallen lijkt het hem niet helemaal te lukken omdat de menigte – en zijn intense betrokkenheid op hen – hem steeds weet in te halen. Dat mág. Hij láát zich uit zijn stilte trekken om er toch maar weer voor hen te zijn. Tot dat ‘herder zijn’ is hij immers geroepen. En toch keert hij telkens naar die stilte terug. Dáár is immers de Bron.
Wij zouden er ons eigen leven kunnen aan spiegelen. Wij echter leven vooral in de drukte van onze taken, en keren ons slechts af en toe – en dan nog vaak pas ‘uit noodzaak’ – naar de stilte. Voor Jezus ligt het omgekeerd: Zijn werkelijke leven is in de stilte, in de verbondenheid met zijn Vader, en van daaruit gaat hij ‘af en toe’ – ook al is dat dan in chronometrische tijd de meerderheid – naar zijn taken. Dát is het wat zijn daden zo immens vruchtbaar maakt. Ook de onze zouden zo kunnen zijn …
Mt.18,1-5.10.12-14 (13/08/2024)
1 Op dat ogenblik kwamen de leerlingen bij Jezus
en vroegen hem:
“Wie is eigenlijk de grootste in het koninkrijk der hemelen?”
2 Jezus riep een kindje bij zich,
zette het in hun midden
3 en zei: “Amen, ik zeg jullie:
Als je je niet omkeert
en wordt als de kindjes,
zul je het koninkrijk der hemelen zeker niet binnengaan.
4 Wie dus zichzelf zo gering maakt als dit kindje,
die is de grootste in het koninkrijk der hemelen,
5 en wie één zo’n kindje in zich opneemt in mijn naam,
neemt mij in zich op.”
10 Let op dat je niet één van deze kleinen minacht.
Want ik zeg jullie:
Hun engelen in de hemelen aanschouwen voortdurend
het Gelaat van mijn Vader in de hemelen.
12 Wat dunkt jullie?
Als iemand honderd schapen heeft
en één ervan is afgedwaald,
zal hij dan niet de negenennegentig op de bergen laten
en op zoek gaan naar het afgedwaalde?
13 En als hij het vindt
– amen, ik zeg jullie –
dan verblijdt hij zich over dan ene meer
dan over de negenennegentig die niet afdwaalden.
14 Zo is het de bedoeling van jullie Vader in de hemelen,
dat niet één van deze kleinen verloren gaat.
“Wie is de grootste in het koningschap der hemelen?” Een puur menselijke vraag naar hiërarchie. Gelijkwaardig leven, niet wakker liggen van rang of stand, was voor de leerlingen niet vanzelfsprekend en het houdt ons nog steeds bezig. Bij wijze van antwoord zet Jezus een kind in het midden. “Hij die klein durft te zijn zoals dit kind, die is de grootste.”
Jezus zegt hier niet tegen zijn leerlingen, en in het verlengde van hen ook tegen ons, dat wij onszelf kleiner moeten voordoen dan we zijn, of ons kinderachtig moeten gaan gedragen. Hij probeert gewoon aan de hand van een kind duidelijk te maken dat we heel spontaan, vol vertrouwen – als een kind dus – onze eigen plek moeten innemen, niet meer maar ook niet minder. Gewoon zijn wie je bent en leven net als kinderen, nl. leven-IN-vertrouwen. Leven op jouw plek en liefdevol doen wat moet gedaan worden: liefde geven, jezelf geven aan degenen die op jouw weg komen. Niet om jezelf kwijt te raken, maar om steeds meer jezelf te worden.]