Verbonden Leven

Mt.11,2-11 (11/12/2022)

Nu hoorde Johannes [de doper] in de gevangenis over de werken van de Gezalfde [Christos/Messiah] en zond twee van zijn leerlingen die hem vroegen: “Jij, ben jij de komende [de Messias waar wij naar uitzien], of moeten wij een ander verwachten?”
Jezus antwoordde hen: “Ga en bericht aan Johannes wat je hoort en ziet: blinden zien, lammen lopen, melaatsen worden gereinigd, doven horen, doden worden opgewekt: armen [wie leeft in (de geest van het) bedelaarschap] ontvangen de bevrijdende boodschap. Gezegend [op weg ermee!] wie niet over mij struikelt.
Toen zij vertrokken waren begon Jezus tegen de mensen te spreken over Johannes: “Om wat te zien trokken jullie naar de woestijn [waar Johannes predikte en doopte]? ‘Een riet door de wind bewogen’? [1Kon.14,15] Wat dan wel? Een mens in verfijnde kledij? Degenen in verfijnde kledij zul je vinden in de huizen van koningen. Maar waar ging je dan wel naar zien? Een profeet? Ja, zeg ik jullie, en nog veel meer dan een profeet! Want hij is het over wie geschreven staat: Kijk, ik zend mijn boodschapper [angelon] voor je uit die de weg voor jou zal bereiden. [Mal.3,1]
Waarlijk, ik zeg jullie: Onder wie uit vrouwen zijn geboren, is er niemand geweest die groter is dan Johannes de doper, maar in het koningschap der hemelen is zelfs de kleinste groter dan hij.

Johannes heeft de taak de Messias aan te wijzen, want hij is de ‘voorloper’, de ‘Elia die komen moet’ (zie gisteren). Maar hij wil zeker zijn van zijn zaak en toch eerst eens polsen als het wel degelijk Jezus is. Het is heel interessant te lezen wat Jezus als ‘bewijs’ aanhaalt: Luister! Kijk! Blinden zien, lammen lopen, … Geen hoogdravende theorieën dus; geen theologische discours over de Messias; geen spitsvondige gezegden. Alleen maar de heel concrete, tastbare realiteit van mensen – vooral mensen in nood.
Daarmee moest Johannes het stellen. Maar Jezus rekende erop dat hij het wel zou begrijpen. Wie meer is dan een rietje dat meebuigt met elke wind, wie meer belangrijk vindt dan verfijnde kledij, wie in de lijn van de Bijbelse profeten durft te gaan staan, die zál deze ‘tastbare boodschap’ begrijpen.
Als wíj de Messias straks willen herkennen, zullen wij naar heel concrete mensen moeten kijken – en vooral dus nog naar mensen in nood. En wij zullen hem des te beter herkennen, naarmate wij vandaag al leren om niet zomaar mee te buigen met elke wind, daad-werkelijk kiezen voor wat echt belangrijk is in het leven en ons durven plaatsen in de lijn van de Bijbelse profeten.

 

Mt.1,18-24 (18/12/2022)

De geboorte van Jezus de gezalfde [Christos-Messiah] verliep zo:
Zijn moeder, Maria, was verloofd met Jozef. Voor zij echter gingen samen leven, werd zij zwanger bevonden uit heilige geest. Haar man Jozef, die integer was, wilde haar niet openlijk te schande maken en dacht erover haar in het geheim weg te sturen.
Kijk! Terwijl hij deze dingen overdacht, verscheen een boodschapper [engel] van de Heer in een droom aan hem: “Jozef, zoon van David, wees niet bang Maria, je vrouw, bij jou te nemen, want wat in haar is verwekt is uit heilige geest. Ze zal een zoon baren en je moet hem de naam Jezus [de Heer is redding] geven, want hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden.”
Dit alles is gebeurd opdat vervuld zou worden wat vanwege de Heer door de profeet is gezegd: Zie, de jonge vrouw zal zwanger worden en een zoon baren en ze zullen hem noemen: Immanuël [Jes.7,14], wat betekent: God met ons.
Ontwaakt uit de slaap deed Jozef nu zoals de boodschapper van de Heer hem had opgedragen en nam zijn vrouw bij zich.

Jozef komt tot een pijnlijke ontdekking: Maria draagt leven in zich en hij kan zich dit nieuwe leven niet toe-eigenen. Allerlei gedachten en gevoelens gaan door hem heen, overwegend wat te doen. En dan … in een droom komt een engel: Wees niet bang. Wat Maria overkomt, is heilig. En dát vraagt om met eerbied omgeven te worden. Jozef krijgt te horen dat hij aan het kind de Naam Jezus moet geven, d.i. Redder.
Die naam doet weten dat wij uiteindelijk niet in staat zijn om onszelf te redden. Dát beamen, dát erkennen, die naam over het kind uit roepen, betekent wat. Je verbindt je ermee, én aan het ik, dat ik dat de regie heeft, wordt zijn centrale plaats ontnomen.
Herkenbaar? Dagen van het niet meer weten, de regie kwijtraken, … het zijn momenten waarop in ons leven een keer plaatsvindt. Vaak zijn het cruciale scharniermomenten. Ze overkomen ons, maar ons antwoord is beslissend. Ja zeggen, zoals Jozef, betekent dat je je verbindt met wat je overkomt. Het ja betekent overgave aan wat op je toekomt.

Mt.2,13-18 (28/12/2022)

Toen zij [de herders] teruggekeerd waren, kijk!, een engel van de Heer verscheen in een droom aan Jozef en zei: “Sta op, neem het kindje en zijn moeder mee en vlucht naar Egypte. Blijf daar tot ik het je zeg, want Herodes is er op uit het kindje te zoeken om het te doden.”
En hij stond op, nam het kindje en zijn moeder ‘s nachts mee en week uit naar Egypte. Hij bleef daar tot de dood van Herodes, opdat vervuld zou worden het woord van de Heer door de profeet: “Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen.” [Hos.11,1]
Toen Herodes inzag dat hij door de wijzen als een klein kind om de tuin was geleid, werd hij zeer woedend. Hij zond soldaten en doodde in Betlehem en in de omgeving al de jongens van twee jaar en jonger, overeenkomstig de tijd die hij nauwkeurig had nagevraagd bij de wijzen.
Zo werd vervuld het woord van de profeet Jeremia: “Een stem wordt in Rama gehoord, luid geween en veel geklaag: Rachel, bewenende haar kinderen, wil niet getroost worden, omdat zij niet meer zijn.” [Jer.31,15] [Rama is de streek van Betlehem; Rachel is de stammoeder van Israël die daar begraven lag.]

Voor Jozef en Maria is de euforie vlug voorbij: hun kind is nog maar net geboren of ze moeten al op vlucht naar Egypte. Het zal je maar overkomen omwille van je eerste baby je koffers moeten pakken, enkel vertrouwend op wat jou in dromen van Godswege werd ingefluisterd.
Dat ouders er alles voor over hebben om hun kind in veiligheid te brengen snap ik. Maar het gaat hier toch wel erg rimpelloos, zonder discussie. Er wordt meteen gehandeld, niet getwijfeld of geargumenteerd. Dit is niet zomaar gewone ouder-liefde. Achter deze liefde schuilt een oer-vertrouwen in G-d. Zij vertrouwen erop dat hij, samen met hen, de toekomst van hun kind zal behoeden. Je zou het een ‘gedeeld ouderschap’ kunnen noemen: hun kind is ook zíjn kostbaarste goed, en zij volgen hem in vertrouwen …
Kahlil Gibran beschrijft prachtig dit ‘met G-d gedeelde ouderschap’:

“Jullie zijn de bogen, waarmee je kinderen als levende pijlen worden weggeschoten. De boogschutter ziet het doel op de weg van het oneindige, en hij buigt je met zijn kracht opdat zijn pijlen snel en ver zullen gaan. Laat het gebogen worden door de hand van de boogschutter een vreugde voor je zijn: want zoals hij de vliegende pijl liefheeft, zo mint hij ook de boog die standvastig is."

Mt.4,12-17.23-25 (9/01/2023)

Toen Jezus hoorde dat Johannes was overgeleverd, week hij uit naar Galilea. Hij verliet Nazaret en kwam wonen in Kafarnaüm aan het meer, in het gebied van Zebulon en Naftali, opdat vervuld zou worden wat door de profeet Jesaja werd gesproken: Land van Zebulon en Naftali, aan de weg naar het meer en aan de overkant van de Jordaan, Galilea van de [niet-Joodse] volken: Het volk dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en voor wie wonen in de schaduw van de dood is een licht opgegaan. [Jes.8,23 – 9,1]
Van toen af begon Jezus te verkondigen: “Keer om/ver-ander, want het koningschap der hemelen is dichtbij gekomen.”
Jezus trok rond in heel Galilea. Hij gaf onderricht in hun plaatsen van samenkomst [synagoge] en verkondigde het bevrijdende nieuws van het koningschap, en hij genas elke ziekte en elke zwakte onder het volk. Het gerucht over hem ging rond tot in heel Syrië en ze brachten bij hem allen die het moeilijk hadden, door allerlei ziekten en pijnen bevangen waren, die gedemoniseerd of maanziek waren en verlamden, en hij genas hen. Er volgde hem een hele menigte uit Galilea, uit Dekapolis [het hellenistische tienstedengebied] uit Jeruzalem, uit Judea en van over de Jordaan.

Eergisteren hadden we het over ‘het uur’, en dat Jezus het toen niet had gezien. Matteüs gebruikt het begrip ‘het uur’ niet, maar hier geeft hij aan dat Jezus het dit keer wél heeft gezien dat ‘zijn uur’ nog niet gekomen was.
Als Johannes de doper werd gevangen gezet, was het meteen ook duidelijk dat Jezus zelf ook gevaar liep. Maar het was nog veel te vroeg. Hij had nog veel te weinig van zijn boodschap in woord en daad kunnen verkondigen. Net omdat ‘zijn uur’ nu dus nog niet gekomen was, moest hij zich in veiligheid stellen en uitwijken naar een verderaf gelegen gebied.
Het vraagt heel wat onderscheidingsvermogen om op een bepaald moment te weten wat je moet doen: doorgaan of vluchten, je koers aanhouden of net veranderen? Daarvoor mag je je niet teveel blind staren op het al te onmiddellijke maar moet je het grote perspectief in het vizier houden. Daarvoor is nodig fijngevoeligheid te ontwikkelen voor ‘het uur’. Meegaan met Jezus – heel daad-werkelijk en doorheen zijn wel én wee – kan ons dat leren.

Mt. 5,1-12a (29/01/2023)

Toen Jezus al die mensen zag, ging hij de berg op en ging zitten. Zijn leerlingen kwamen om hem heen. Hij nam het woord en onderrichtte hen:
“Gezegend wie leeft in de geest van het bedelaarschap.
Ja, van hen is het koninkrijk der hemelen.
Gezegend wie diep droevig zijn.
Ja, zij zullen worden vertroost.
Gezegend de ootmoedigen.
Ja, zij zullen te-vrede-nheid ontvangen. [Ps.37,11]
Gezegend wie hongeren en dorsten naar wat waarachtig is.
Ja, zij zullen verzadigd worden.
Gezegend de barmhartigen.
Ja, zij zullen barmhartigheid ontmoeten.
Gezegend wie integer is in denken en doen. [Ps.24,4]
Ja, zij zullen God zien.
Gezegend wie vrede bewerken.
Ja, zij zullen kinderen van God worden genoemd.
Gezegend wie vervolgd worden om wat waarachtig is.
Ja, van hen is het koninkrijk der hemelen.”
“Gezegend zijn jullie wanneer ze je uitschelden en vervolgen en onterecht allerlei kwaad over jullie spreken omwille van mij. Wees blij en jubel! Ja, overvloedig is jullie loon in de hemelen. Zo immers werden de profeten vóór jullie ook vervolgd.”

Het koninkrijk dat Jezus verkondigt, is een koninkrijk dat haaks staat op wat we zien gebeuren in onze maatschappij: Wat fragiel, zwak en onopgemerkt is in de ogen van de mensen, wordt er erkend. Wat de wereld beschouwt als tragisch of leeg, ziet Jezus als gezegend: nederigheid, rouw, vriendelijkheid, vredelievendheid … In zijn koninkrijk wordt er geleefd vanuit een totaal andere logica. Jezus leefde vanuit die andere, goddelijke logica: Niks heldhaftig, niks eigenmachtig, niks spectaculair; … wel nederigheid: leven in de geest van de rafelrander. Hij wist dat een integer en eerlijk leven een gezegend leven is. ‘Gezegend’ niet als een ‘vaststelling’, maar als een ‘wens’ – een heel actieve wens! De vertaling van Chouraqui, die dicht bij het Hebreeuws aanleunt, beschrijft de beweging: En marche! Vooruit, op weg ermee!
En marche dus … durf ermee op weg te gaan dan zullen jij en je omgeving ermee gezegend zijn!

 

Mt. 25,31-46 (27/02/2023)

Wanneer nu de mensenzoon komt in zijn heerlijkheid, en alle engelen met hem, zal hij plaatsnemen op zijn heerlijke troon. Alle volken zullen voor hem verzameld worden en hij zal allen onderscheiden, zoals een herder de schapen onderscheidt van de bokken. De schapen zal hij aan zijn rechterhand zetten, de bokken aan zijn linker.
Dan zal de koning zeggen tegen wie aan zijn rechterhand zit:
“Kom, gezegenden van mijn Vader, ontvang het koninkrijk dat voor jullie bereid is vanaf de grondlegging van de wereld.
Want ik had honger en jullie hebben mij te eten gegeven;
ik had dorst en jullie hebben mij te drinken gegeven;
ik was vreemdeling en jullie hebben mij in je midden opgenomen;
ik was naakt en jullie hebben mij gekleed;
ik was ziek en jullie hebben naar mij omgezien;
ik was gevangen en jullie zijn naar me toegekomen.”
Dan zullen de rechtvaardigen hem vragen:
“Heer, wanneer hebben wij jou hongerig gezien en hebben we je te eten gegeven,
of dorstig en hebben we je te drinken gegeven?
Wanneer hebben we je als vreemdeling gezien en hebben we je in ons midden opgenomen,
of naakt en hebben je gekleed?
En wanneer hebben wij je ziek gezien of gevangen en zijn wij naar je toe gekomen?”
Dan zal de koning hen antwoorden:
“Zeker, ik zeg jullie: Voor zover je deze dingen hebt gedaan voor een van mijn broers of zussen, de allergeringsten, heb je ze voor mij gedaan.”
Dan zal hij ook zeggen tegen wie aan zijn linkerkant zit:
“Ga weg van mij, vervloekten, in het eeuwig vuur dat bereid is voor de uiteendrijver [diabolos] en zijn engelen.
Want ik had honger en jullie hebben mij niet te eten gegeven;
ik had dorst en jullie hebben mij niet te drinken gegeven;
ik was vreemdeling en jullie hebben mij niet in je midden opgenomen;
ik was naakt en jullie hebben mij niet gekleed;
ik was ziek en gevangen en jullie hebben niet naar mij omgezien.”
Dan zullen ook zij vragen:
“Heer, wanneer hebben wij je hongerig gezien of dorstig,
als vreemdeling of naakt, of ziek of gevangen,
en hebben wij niet voor je gezorgd?”
Dan zal hij hen antwoorden:
“Zeker, ik zeg jullie: Voor zover je deze dingen niet hebt gedaan voor een van de allergeringsten, heb je ze ook niet voor mij gedaan.”
En dezen zullen weggaan naar de eeuwige bestraffing, maar de rechtvaardigen naar het eeuwig leven.

Dit is één van de alom bekende verhalen van Jezus. Alhoewel wij het misschien een beetje langdradig vinden en dan meestal maar wat inkorten. Toch loont het de moeite het heel traag in z’n geheel te lezen – en te hérlezen. Wat er staat is immers misschien wel ‘mooi’, maar zeker niet gemakkelijk om doen. We zullen er misschien wat tijd voor nodig hebben het echt in ons leven te laten doorsijpelen.
Ja, het gaat over het leven vandaag, maar bekeken in het grote perspectief van ‘G-ds heerlijkheid’, dat is wanneer hemel en aarde samen mogen stromen in G-ds koningschap. Er loopt een lijn van ons omgaan met elkaar hier en nu naar dat hemels rijk. Jezus is er altijd sterk in geweest ‘godsdienst’ te verbinden met ‘mensdienst’.
Wíj zijn echter vaak vergeten dat ‘mensdienst’ ook over ‘godsdienst’ gaat. Als het nog enigszins goed zit, doen we hier en nu wel wat voor mensen, maar zien dat niet in dat grotere perspectief. Het risico daarmee bestaat dat we het dan alleen nog in ons éigen perspectief gaan zien, en dus eigenlijk ook niet meer met ‘mensdienst’ bezig zijn, maar met ‘zelfdienst’.
Dit mooie verhaal traag in ons opnemen én ermee aan de slag gaan, helpt ons de juiste koers aan te houden.