Mt.11,28-30 (20/07/2023)
28 Kom naar mij,
allen die vermoeid zijn en onder lasten gebukt,
en ik zal je rust geven.
29 Neem mijn juk op:
laat mij je leermeester zijn
– zachtaardig en deemoedig van hart,
en je zult rust vinden in jezelf.
30 Want mijn juk is teder
en mijn last is licht.
Toch wel een fascinerend stukje Evangelie! Wie gaat er nu prat op zijn boodschap vooral te verkondigen voor ‘onmachtige onmondigen’? En meer nog: de leermeester – Jezus zelf – schaart zich helemaal onder díe groep, en daarmee ook zijn volgelingen, “aan wie de zoon het wil onthullen”.
Toch ligt dat helemaal in de lijn van geheel Jezus’ boodschap én van de Bijbelse boodschap! “De kleinen worden groot gemaakt” – wat Maria, als scharnierfiguur tussen het ‘Oude’ en ‘Nieuwe’ Testament uitroept (Lc.1,52) – zou je werkelijk de samenvatting van het hele Bijbelse verhaal kunnen noemen. Die ‘omkering van de waarden’, zoals dat wordt genoemd – G-d die blijkt ánders te denken dan mensen, en mensen die er baat zouden bij hebben dat ook te doen – is herkenbaar ‘vanaf den beginne’, toen G-d uit niets alles schiep.
Hier klinkt het: De vermoeiden wordt rust gegeven. Terwijl ‘de wereld’ mensen steeds verder opjaagt, zegt G-d: Onder mijn vleugels vind je beschutting. (o.a.Ps.91,3) Als dát geen bevrijdende boodschap is!
Mt.13,24-43 (23/07/2023)
24 Jezus legde hen [het volk] een andere gelijkenis voor:
Het koningschap der hemelen is te vergelijken
met iemand die goed zaad in zijn akker zaait.
25 Maar terwijl de mensen sliepen,
kwam zijn vijand,
zaaide dolik tussen de tarwe
en verdween weer.
[Dolik is een giftig, bedwelmend kruid dat goed lijkt op jonge tarwe.]
26 Toen nu het graan opkwam
en vrucht begon te zetten,
verscheen ook de dolik.
27 De knechten kwamen naar de heer des huizes en zeiden hem:
“Heer, je hebt toch goed zaad in je akker gezaaid?
Vanwaar dan die dolik?”
28 Hij zei hen: “Dat heeft een vijandige mens gedaan.”
Nu vroegen de dienaren hem:
“Wil je dat we erop uit gaan om het bijeen te garen?”
29 Maar hij zei:
“Nee!, om niet bij het verzamelen van de dolik
ook de tarwe te ontwortelen.
30 Laat beide samen opgroeien tot de oogst.
Dan zal ik tegen de oogsters zeggen:
Verzamel eerst de dolik
en bindt het in bossen om te verbranden,
maar breng de tarwe bijeen in mijn schuur.”
31 Hij [Jezus] legde hen [het volk] nog een andere gelijkenis voor:
“Het koningschap der hemelen is te vergelijken
met een mosterdzaadje
dat iemand zaaide in zijn akker.
32 Het is veel kleiner dan alle andere zaden,
maar als het is opgegroeid,
wordt het groter dan alle tuingewassen
en wordt bijna een boom,
zodat de vogels in zijn takken kunnen nestelen.”
33 Nog een andere gelijkenis vertelde hij hen:
“Het koningschap der hemelen is te vergelijken
met zuurdeeg
dat een vrouw verwerkte in drie maten meel,
zodat het in z’n geheel doordesemd werd.”
34 Jezus sprak deze gelijkenissen uit tegen de menigte.
Tegen hen sprak hij niet anders dan in gelijkenissen,
35 opdat vervuld zou worden wat de profeet zei:
“Mijn mond zal ik opendoen in gelijkenissen;
ik zal uitspreken wat verborgen was vanaf de grondlegging van de wereld.”
36 Toen liet hij de mensen gaan
en ging naar huis.
Zijn leerlingen kwamen naar hem en vroegen:
“Verklaar ons de gelijkenis van de dolik op de akker?”
37 Hij antwoordde hen:
“Die het goede zaad zaait, is de mensenzoon,
38 en de akker is de wereld.
Het goede zaad, dat zijn de kinderen van het koningschap,
en de dolik zijn de kinderen van het kwaad.
39 De vijand die het gezaaid heeft, is de uiteendrijver [tweedrachtzaaier, diabolos].
De oogst is de voleinding van de tijd
en de maaiers zijn de engelen.
40 Zoals de dolik wordt verzameld
en in het vuur verbrand,
zo zal het zijn in de voleinding van de tijd.
41 De mensenzoon zal zijn engelen uitzenden
en zij zullen uit zijn koninkrijk
alle struikelstenen en [dat is] wie leven in wetteloosheid
verzamelen [Sef.1,3]
42 en zij zullen hen in de vuuroven werpen.
Daar zal er geween en tandengeknars zijn.
43 Maar dán zullen de integeren [recht-vaardigen]
stralen als de zon
in het koninkrijk van hun Vader.
Wie oren heeft, moet luisteren!”
Eén lange en twee korte gelijkenissen. We starten bij de lange. Waarom het kwaad er is en vanwaar het komt, is een vraag die ook ons soms bezig houdt. Jezus noemt dat het deels een natuurlijk gegeven is: het lijkt erg sterk op het goede en schiet zomaar er tussendoor op. Anderzijds is het het werk van een – menselijke! – ‘vijand’. Ja, er zíjn tegenkrachten die aan een ander het goede niet gunnen of dat willen verpesten. Afgunst is wellicht de meest voorkomende oorzaak van kwaad. (Altijd goed om te onderzoeken waar die afgunst ook in míjn hart schuilt, en waar ík ‘dolik’ zaai tussen het graan van een ander!)
Ook is interessant om te zien hoe Jezus wil dat er met dat kwaad omgegaan wordt. Niet al te voortvarend gaan uitrukken! Je weet immers echt niet zomaar wat het goede en wat het kwade is! Vaak zie je dat pas later ‘aan de vruchten’! Ons (menselijke) oordeel zou makkelijk eens te vroeg kunnen komen (en wellicht verkleurd door onze eigen afgunst).
En wat ondertussen? Dat staat te lezen in de andere twee parabeltjes. Vertrouwen in de ogenschijnlijk kleine, maar onweerstaanbare kracht van het goede!
Mt.13,24-30 (29/07/2023)
24 Jezus legde hen [het volk] een andere gelijkenis voor:
Het koningschap der hemelen is te vergelijken
met iemand die goed zaad in zijn akker zaait.
25 Maar terwijl de mensen sliepen,
kwam zijn vijand,
zaaide dolik tussen de tarwe
en verdween weer.
[Dolik is een giftig, bedwelmend kruid dat goed lijkt op jonge tarwe.]
26 Toen nu het graan opkwam
en vrucht begon te zetten,
verscheen ook de dolik.
27 De knechten kwamen naar de heer des huizes en zeiden hem:
“Heer, je hebt toch goed zaad in je akker gezaaid?
Vanwaar dan die dolik?”
28 Hij zei hen: “Dat heeft een vijandige mens gedaan.”
Nu vroegen de dienaren hem:
“Wil je dat we erop uit gaan om het bijeen te garen?”
29 Maar hij zei:
“Nee!, om niet bij het verzamelen van de dolik
ook de tarwe te ontwortelen.
30 Laat beide samen opgroeien tot de oogst.
Dan zal ik tegen de oogsters zeggen:
Verzamel eerst de dolik
en bindt het in bossen om te verbranden,
maar breng de tarwe bijeen in mijn schuur.”
Deze parabel over het goede zaad en het onkruid maakt ons nog maar eens duidelijk dat er (of we het nu willen of niet) goed én kwaad in de wereld en in elke mens aanwezig is. Op de vraag: waar komt dat kwaad vandaan?, geeft Jezus eigenlijk maar een vaag antwoord: van de vijand. Onmiddellijk stellen zijn leerlingen voor om dan maar het kwaad uit te roeien. Was het maar zo simpel 😊. Het kan niet. Goed en kwaad zijn met elkaar verweven. Je kan het kwaad niet zomaar weghalen zonder schade toe te brengen aan het goede, repliceert Jezus. Zo zet hij ons vizier op scherp. Wij mensen zijn geneigd om de strijd aan te gaan tegen het kwaad in de wereld en in onszelf: tegen onze beperkingen, onze verslaving, ons tekort, … hoe dan ook. We willen het uitroeien, maar dat is niet de focus. De realiteit is, dat goed en kwaad onlosmakelijk met elkaar verstrengeld zijn. De kunst is je aandacht te richten op het Go(e)de, want wat je aandacht geeft groeit. Gefocust leven, je volle aandacht richten op het Go(e)de zal het mysterie van Gods koninkrijk op den duur werkelijkheid doen worden.
Mt.19,13-15 (19/08/2023)
13 Toen werden er kleine kinderen naar hem gedragen
met de bedoeling dat hij ze de handen zou opleggen
en bidden [over hen, voor hen, met hen?],
maar de leerlingen weerden hen af.
14 Maar Jezus zei:
“Laat de kinderen!,
en verhinder hen niet bij mij te komen,
want het koningschap der hemelen
is voor wie zijn als zij.”
15 En hij legde hen de handen op.
Toen vertrok hij van daar.
Van gisteren een lang Evangelie naar vandaag een kort. Van gisteren een voor volwassenen naar vandaag een voor kleine kinderen – hele kleine, want ze worden nog gedragen? We vertellen deze passage graag aan kinderen – en terecht, want het is een fantastische boodschap te mogen horen dat je welkom bent bij Jezus, ook als je ‘klein’ bent.
En Jezus bidt … Eigenlijk staat er niet of hij óver hen bidt, hen ‘zegent’ zoals de gebruikelijke vertaling dan weergeeft; of vóór hen bidt, wat ik denk dat hij óók doet; of mét hen. Ik denk dat Jezus’ hart van zijn kindschap inderdaad meebad met het hartsgebed van deze kleine kinderen.
En dat is blijkbaar iets waar de ‘grote mensen’ nog wat van te leren hebben. Het geheim van G-ds koninkrijk blijkt immers iets te zijn wat alleen enigszins bereikbaar wordt wanneer wij woordeloos ertoe gedragen worden … Zal ik dus mij láten dragen en – éindelijk – woordeloos worden? En zal ik ánderen hiertoe dragen en hun gestamel horen als een gebed dat Jezus dierbaar is?
Mt.22,34-40 (25/08/2023)
34 Maar toen de Farizeeën hoorden
dat hij de Sadduceeën de mond had gesnoerd,
kwamen ze bijeen
35 en één van hen, een wetgeleerde, ondervroeg hem:
36 “Meester, wat is het grootste gebod in de wet?”
37 Jezus antwoordde:
“Je zult de heer je God daad-werkelijk liefhebben,
met geheel je hart,
met geheel je geest
en met geheel je verstand. [Deut.6,5]
38 Dat is het grootste en eerste gebod.
39 Het tweede is daaraan gelijk:
Je zult wie jou nabij komt
daad-werkelijk liefhebben als jezelf. [Lev.19,18]
40 Aan deze twee geboden
hangen geheel de wet en de profeten.
Jezus legt het fundament van de Torah uit in een tweedelige beweging: G-d liefhebben en je naaste liefhebben als jezelf.
De ene beweging verloopt tussen G-d en de mens. Hij ziet ons graag en wij beantwoorden zijn liefde door G-d graag te zien.
De andere beweging vindt plaats tussen jou en de mens naast je. Het gaat erom je naaste zó graag te zien dat hij op gelijke hoogte komt te staan met jezelf. Dit is geen romantische liefde, maar liefde die je richt op en doet zoeken naar de noden van de ánder. Deze liefde is onbaatzuchtig en dus niet op zichzelf of eigenbelang gericht.
De beide bewegingen zijn gelijk aan elkaar, ttz ze staan op gelijke hoogte. Ze zijn te onderscheiden, maar kunnen nooit gescheiden worden. Ze zijn wezenlijk met elkaar verbonden, zodat het een niet zonder het ander, de Eén niet zonder de ander verkrijgbaar is. Het ‘en en’ verhaal spreekt zo niet langer van jezelf, maar leid je binnen in de liefdevolle wereld van verbondenheid.
Mt.10,17-22 (26/12/2023)
17 En pas op voor de mensen!
Want ze zullen jullie overleveren aan gerechtshoven
en jullie geselen in hun samenkomsten [synagoge].
18 Je zult voor stadhouders en koningen geleid worden
omwille van mij,
tot getuigenis voor hen en voor de volken.
19 Wanneer ze echter jullie overleveren,
wees dan niet gezorgd over hoe of wat je moet zeggen,
want op dat uur
zal wat je te zeggen hebt
je gegeven worden,
20 want niet jullie zijn het die dan spreken,
maar het is de Geest van de Vader die in jullie spreekt.
21 Een broer zal een broer uitleveren ter dood,
een vader een kind,
kinderen zullen opstaan tegen hun ouders
en hen doden;
22 je zult door allen gehaat worden
omwille van mijn naam;
maar wie standvastig blijft ten einde toe,
zal bevrijd worden.
Altijd een heel bruusk contrast, dat ‘Evangelie’ – ‘goed nieuws’? – op tweede Kerstdag. Dat is ongetwijfeld zo bedoeld door de samenstellers van het leesrooster. Hoe ‘zoet’ het Kerstfeest op zichzelf ook mag zijn, de ‘bittere’ realiteit laat zich al gauw merken.
Dat G-d in de wereld wil komen, is op zichzelf natuurlijk iets bijzonder goeds, maar de consequenties daarvan zijn vaak behoorlijk lastig. Dat heeft Jezus zelf al ondervonden: in zijn prille jeugd, waar hij naar Egypte moest vluchten, tijdens zijn leven, met veel weerstand van allerlei mensen, en natuurlijk bij zijn gewelddadige dood. Maar ook zijn leerlingen blijven er dus niet van gespaard! Stefanus is de eerste die het moet ontgelden. Ongeveer alle apostelen zullen ook als martelaar sterven. En dan komt natuurlijk de vraag hoe ver wij zelf voor ons geloof zouden willen gaan?
Als wij ons met Jezus nieuw laten geboren worden in G-d, zullen wij die nieuwe schepping – dat getuigenis van Léven in deze wereld – dan consequent doortrekken tot in onze dood, wat voor een dood dan ook, ook die van de verwerping tíjdens ons leven?