Mt.8,5-17 (1/07/2023)
5 Toen Jezus binnenging in Kafarnaüm,
kwam er een centurio [honderdman, Romeinse legeroverste] smekend naar hem:
6 “Heer, mijn jongen [kan zijn zoon zijn, of een dierbare knecht]
ligt thuis verlamd en lijdt vreselijke pijn.”
7 Jezus zei hem: “Ik zal hem komen genezen.”
8 Maar de centurio antwoordde hem:
“Heer, ik ben het niet waard dat je in mijn huis zou komen,
maar spreek slechts één woord
en mijn jongen zal gezond worden.
9 Want ook ik ben een mens aan wie volmacht werd gegeven.
Ik heb soldaten onder mij
en als ik tot de ene zeg ‘ga’, dan gaat hij,
en tot de ander ‘kom’, dan komt hij,
of tegen mijn dienstknecht ‘doe dit’, dan doet hij dat.”
10 Toen Jezus dit hoorde, verwonderde hij zich
en zei tegen wie hem volgden:
“Amen, ik zeg jullie:
Zelfs in Israël heb ik niet zo’n groot vertrouwen gevonden!
11 Daarom zeg ik jullie
dat velen van oost tot west zullen komen
en met Abraham, Isaak en Jakob
deel zullen hebben aan het koningschap van de hemelen.
12 Maar de kinderen van het koninkrijk
zullen eruit geworpen worden
naar de buitenste duisternis.
Daar zal het geween zijn en tandengeknars.”
13 En tegen de centurio zei Jezus: “Ga heen,
zoals je erop vertrouwd hebt, zo moet het je gebeuren.”
En op dat uur werd zijn jongen gezond.
14 Toen Jezus in het huis van Petrus kwam,
zag hij dat zijn schoonmoeder met koorts te bed lag.
15 Hij nam haar hand vast en de koorts verliet haar.
Zij stond op en bediende hen.
16 Het was avond geworden
en men bracht vele bezetenen bij hem.
Met een woord dreef hij de geesten uit
en al wie ziek was, genas hij.
17 Opdat in vervulling zou gaan
wat gezegd werd door de profeet Jesaja:
“Hij heeft onze zwakheden op zich genomen
en onze ziekten gedragen.” [Jes.53,4-5]
Er verschijnen verschillende mensen ten tonele:
Een verlamde jongen, zoon (knecht) van een honderdman, een niet-jood (heiden). Voor een Jood als Jezus was het verboden om een huis van een heiden binnen te gaan. En toch ontfermde Jezus zich over deze man. Hij wilde zelfs de regels overtreden door naar zijn huis toe te gaan.
Een vrouw met koorts, maar vrouwen werden in die tijd geminacht. Zij hadden geen rechten in de maatschappij. In de ogen van vele Joodse mannen hadden ze totaal geen waarde. En toch ontfermde Jezus zich over haar. Hij raakte haar aan, nam haar bij de hand en deed haar weer leven.
Vele bezetenen, zij werden door de gehele maatschappij als uitschot beschouwd. Ze waren hen liever kwijt dan rijk. En toch ontfermde Jezus zich over hen en bevrijdde hen. Hij maakte hen los van al wat hen in de greep had, zodat ze opnieuw konden leven.
Waarom deed hij dit? De vraag is niet waarom, maar waartoe, nl. opdat G-ds barmhartigheid en onvoorwaardelijke liefde zichtbaar en ervaarbaar zou worden, opdat duidelijk zou worden dat G-d het Léven wil en niet de dood.
Mt.11,25-30 (9/07/2023)
25 Ook in die tijd zei Jezus:
“Ik prijs en dank je, vader, heer van hemel en aarde,
dat je deze dingen verborgen hebt
voor [eigenmachtige] bekwamen en verstandigen
en ze onthuld hebt
voor [onmachtige] onmondigen.
26 Ja, vader, zo heb jij het goed bevonden voor jouw gelaat.
27 Alles is mij door mijn vader toevertrouwd,
en niemand weet wie de zoon is, behalve de vader,
en niemand weet wie de vader is, behalve de zoon
en aan wie de zoon het wil onthullen.
28 Kom naar mij,
allen die vermoeid bent en onder lasten gebukt,
en ik zal je rust geven.
29 Neem mijn juk op:
laat mij je leermeester zijn
– zachtaardig en deemoedig van hart,
en je zult rust vinden in jezelf.
30 Want mijn juk is teder
en mijn last is licht.
Toch wel een fascinerend stukje Evangelie! Wie gaat er nu prat op zijn boodschap vooral te verkondigen voor ‘onmachtige onmondigen’? En meer nog: de leermeester – Jezus zelf – schaart zich helemaal onder díe groep, en daarmee ook zijn volgelingen, “aan wie de zoon het wil onthullen”.
Toch ligt dat helemaal in de lijn van geheel Jezus’ boodschap én van de Bijbelse boodschap! “De kleinen worden groot gemaakt” – wat Maria, als scharnierfiguur tussen het ‘Oude’ en ‘Nieuwe’ Testament uitroept (Lc.1,52) – zou je werkelijk de samenvatting van het hele Bijbelse verhaal kunnen noemen. Die ‘omkering van de waarden’, zoals dat wordt genoemd – G-d die blijkt ánders te denken dan mensen, en mensen die er baat zouden bij hebben dat ook te doen – is herkenbaar ‘vanaf den beginne’, toen G-d uit niets alles schiep.
Hier klinkt het: De vermoeiden wordt rust gegeven. Terwijl ‘de wereld’ mensen steeds verder opjaagt, zegt G-d: Onder mijn vleugels vind je beschutting. (o.a.Ps.91,3) Als dát geen bevrijdende boodschap is!
Mt.11,28-30 (20/07/2023)
28 Kom naar mij,
allen die vermoeid zijn en onder lasten gebukt,
en ik zal je rust geven.
29 Neem mijn juk op:
laat mij je leermeester zijn
– zachtaardig en deemoedig van hart,
en je zult rust vinden in jezelf.
30 Want mijn juk is teder
en mijn last is licht.
Toch wel een fascinerend stukje Evangelie! Wie gaat er nu prat op zijn boodschap vooral te verkondigen voor ‘onmachtige onmondigen’? En meer nog: de leermeester – Jezus zelf – schaart zich helemaal onder díe groep, en daarmee ook zijn volgelingen, “aan wie de zoon het wil onthullen”.
Toch ligt dat helemaal in de lijn van geheel Jezus’ boodschap én van de Bijbelse boodschap! “De kleinen worden groot gemaakt” – wat Maria, als scharnierfiguur tussen het ‘Oude’ en ‘Nieuwe’ Testament uitroept (Lc.1,52) – zou je werkelijk de samenvatting van het hele Bijbelse verhaal kunnen noemen. Die ‘omkering van de waarden’, zoals dat wordt genoemd – G-d die blijkt ánders te denken dan mensen, en mensen die er baat zouden bij hebben dat ook te doen – is herkenbaar ‘vanaf den beginne’, toen G-d uit niets alles schiep.
Hier klinkt het: De vermoeiden wordt rust gegeven. Terwijl ‘de wereld’ mensen steeds verder opjaagt, zegt G-d: Onder mijn vleugels vind je beschutting. (o.a.Ps.91,3) Als dát geen bevrijdende boodschap is!
Mt.13,24-43 (23/07/2023)
24 Jezus legde hen [het volk] een andere gelijkenis voor:
Het koningschap der hemelen is te vergelijken
met iemand die goed zaad in zijn akker zaait.
25 Maar terwijl de mensen sliepen,
kwam zijn vijand,
zaaide dolik tussen de tarwe
en verdween weer.
[Dolik is een giftig, bedwelmend kruid dat goed lijkt op jonge tarwe.]
26 Toen nu het graan opkwam
en vrucht begon te zetten,
verscheen ook de dolik.
27 De knechten kwamen naar de heer des huizes en zeiden hem:
“Heer, je hebt toch goed zaad in je akker gezaaid?
Vanwaar dan die dolik?”
28 Hij zei hen: “Dat heeft een vijandige mens gedaan.”
Nu vroegen de dienaren hem:
“Wil je dat we erop uit gaan om het bijeen te garen?”
29 Maar hij zei:
“Nee!, om niet bij het verzamelen van de dolik
ook de tarwe te ontwortelen.
30 Laat beide samen opgroeien tot de oogst.
Dan zal ik tegen de oogsters zeggen:
Verzamel eerst de dolik
en bindt het in bossen om te verbranden,
maar breng de tarwe bijeen in mijn schuur.”
31 Hij [Jezus] legde hen [het volk] nog een andere gelijkenis voor:
“Het koningschap der hemelen is te vergelijken
met een mosterdzaadje
dat iemand zaaide in zijn akker.
32 Het is veel kleiner dan alle andere zaden,
maar als het is opgegroeid,
wordt het groter dan alle tuingewassen
en wordt bijna een boom,
zodat de vogels in zijn takken kunnen nestelen.”
33 Nog een andere gelijkenis vertelde hij hen:
“Het koningschap der hemelen is te vergelijken
met zuurdeeg
dat een vrouw verwerkte in drie maten meel,
zodat het in z’n geheel doordesemd werd.”
34 Jezus sprak deze gelijkenissen uit tegen de menigte.
Tegen hen sprak hij niet anders dan in gelijkenissen,
35 opdat vervuld zou worden wat de profeet zei:
“Mijn mond zal ik opendoen in gelijkenissen;
ik zal uitspreken wat verborgen was vanaf de grondlegging van de wereld.”
36 Toen liet hij de mensen gaan
en ging naar huis.
Zijn leerlingen kwamen naar hem en vroegen:
“Verklaar ons de gelijkenis van de dolik op de akker?”
37 Hij antwoordde hen:
“Die het goede zaad zaait, is de mensenzoon,
38 en de akker is de wereld.
Het goede zaad, dat zijn de kinderen van het koningschap,
en de dolik zijn de kinderen van het kwaad.
39 De vijand die het gezaaid heeft, is de uiteendrijver [tweedrachtzaaier, diabolos].
De oogst is de voleinding van de tijd
en de maaiers zijn de engelen.
40 Zoals de dolik wordt verzameld
en in het vuur verbrand,
zo zal het zijn in de voleinding van de tijd.
41 De mensenzoon zal zijn engelen uitzenden
en zij zullen uit zijn koninkrijk
alle struikelstenen en [dat is] wie leven in wetteloosheid
verzamelen [Sef.1,3]
42 en zij zullen hen in de vuuroven werpen.
Daar zal er geween en tandengeknars zijn.
43 Maar dán zullen de integeren [recht-vaardigen]
stralen als de zon
in het koninkrijk van hun Vader.
Wie oren heeft, moet luisteren!”
Eén lange en twee korte gelijkenissen. We starten bij de lange. Waarom het kwaad er is en vanwaar het komt, is een vraag die ook ons soms bezig houdt. Jezus noemt dat het deels een natuurlijk gegeven is: het lijkt erg sterk op het goede en schiet zomaar er tussendoor op. Anderzijds is het het werk van een – menselijke! – ‘vijand’. Ja, er zíjn tegenkrachten die aan een ander het goede niet gunnen of dat willen verpesten. Afgunst is wellicht de meest voorkomende oorzaak van kwaad. (Altijd goed om te onderzoeken waar die afgunst ook in míjn hart schuilt, en waar ík ‘dolik’ zaai tussen het graan van een ander!)
Ook is interessant om te zien hoe Jezus wil dat er met dat kwaad omgegaan wordt. Niet al te voortvarend gaan uitrukken! Je weet immers echt niet zomaar wat het goede en wat het kwade is! Vaak zie je dat pas later ‘aan de vruchten’! Ons (menselijke) oordeel zou makkelijk eens te vroeg kunnen komen (en wellicht verkleurd door onze eigen afgunst).
En wat ondertussen? Dat staat te lezen in de andere twee parabeltjes. Vertrouwen in de ogenschijnlijk kleine, maar onweerstaanbare kracht van het goede!
Mt.13,24-30 (29/07/2023)
24 Jezus legde hen [het volk] een andere gelijkenis voor:
Het koningschap der hemelen is te vergelijken
met iemand die goed zaad in zijn akker zaait.
25 Maar terwijl de mensen sliepen,
kwam zijn vijand,
zaaide dolik tussen de tarwe
en verdween weer.
[Dolik is een giftig, bedwelmend kruid dat goed lijkt op jonge tarwe.]
26 Toen nu het graan opkwam
en vrucht begon te zetten,
verscheen ook de dolik.
27 De knechten kwamen naar de heer des huizes en zeiden hem:
“Heer, je hebt toch goed zaad in je akker gezaaid?
Vanwaar dan die dolik?”
28 Hij zei hen: “Dat heeft een vijandige mens gedaan.”
Nu vroegen de dienaren hem:
“Wil je dat we erop uit gaan om het bijeen te garen?”
29 Maar hij zei:
“Nee!, om niet bij het verzamelen van de dolik
ook de tarwe te ontwortelen.
30 Laat beide samen opgroeien tot de oogst.
Dan zal ik tegen de oogsters zeggen:
Verzamel eerst de dolik
en bindt het in bossen om te verbranden,
maar breng de tarwe bijeen in mijn schuur.”
Deze parabel over het goede zaad en het onkruid maakt ons nog maar eens duidelijk dat er (of we het nu willen of niet) goed én kwaad in de wereld en in elke mens aanwezig is. Op de vraag: waar komt dat kwaad vandaan?, geeft Jezus eigenlijk maar een vaag antwoord: van de vijand. Onmiddellijk stellen zijn leerlingen voor om dan maar het kwaad uit te roeien. Was het maar zo simpel 😊. Het kan niet. Goed en kwaad zijn met elkaar verweven. Je kan het kwaad niet zomaar weghalen zonder schade toe te brengen aan het goede, repliceert Jezus. Zo zet hij ons vizier op scherp. Wij mensen zijn geneigd om de strijd aan te gaan tegen het kwaad in de wereld en in onszelf: tegen onze beperkingen, onze verslaving, ons tekort, … hoe dan ook. We willen het uitroeien, maar dat is niet de focus. De realiteit is, dat goed en kwaad onlosmakelijk met elkaar verstrengeld zijn. De kunst is je aandacht te richten op het Go(e)de, want wat je aandacht geeft groeit. Gefocust leven, je volle aandacht richten op het Go(e)de zal het mysterie van Gods koninkrijk op den duur werkelijkheid doen worden.
Mt.19,13-15 (19/08/2023)
13 Toen werden er kleine kinderen naar hem gedragen
met de bedoeling dat hij ze de handen zou opleggen
en bidden [over hen, voor hen, met hen?],
maar de leerlingen weerden hen af.
14 Maar Jezus zei:
“Laat de kinderen!,
en verhinder hen niet bij mij te komen,
want het koningschap der hemelen
is voor wie zijn als zij.”
15 En hij legde hen de handen op.
Toen vertrok hij van daar.
Van gisteren een lang Evangelie naar vandaag een kort. Van gisteren een voor volwassenen naar vandaag een voor kleine kinderen – hele kleine, want ze worden nog gedragen? We vertellen deze passage graag aan kinderen – en terecht, want het is een fantastische boodschap te mogen horen dat je welkom bent bij Jezus, ook als je ‘klein’ bent.
En Jezus bidt … Eigenlijk staat er niet of hij óver hen bidt, hen ‘zegent’ zoals de gebruikelijke vertaling dan weergeeft; of vóór hen bidt, wat ik denk dat hij óók doet; of mét hen. Ik denk dat Jezus’ hart van zijn kindschap inderdaad meebad met het hartsgebed van deze kleine kinderen.
En dat is blijkbaar iets waar de ‘grote mensen’ nog wat van te leren hebben. Het geheim van G-ds koninkrijk blijkt immers iets te zijn wat alleen enigszins bereikbaar wordt wanneer wij woordeloos ertoe gedragen worden … Zal ik dus mij láten dragen en – éindelijk – woordeloos worden? En zal ik ánderen hiertoe dragen en hun gestamel horen als een gebed dat Jezus dierbaar is?