Mt.25,31-40 (11/11/2024)
31 Wanneer nu de mensenzoon komt in zijn heerlijkheid,
en alle engelen met hem,
zal hij plaatsnemen op zijn heerlijke troon.
32 Alle volken zullen voor hem verzameld worden
en hij zal allen onderscheiden,
zoals een herder de schapen onderscheidt van de bokken.
33 De schapen zal hij aan zijn rechterhand zetten,
de bokken aan zijn linker.
34 Dan zal de koning zeggen
tegen wie aan zijn rechterhand zit:
“Kom, gezegenden van mijn Vader,
ontvang het koninkrijk
dat voor jullie bereid is
vanaf de grondlegging van de wereld.
35 Want ik had honger
en jullie hebben mij te eten gegeven;
ik had dorst
en jullie hebben mij te drinken gegeven;
ik was vreemdeling
en jullie hebben mij in je midden opgenomen;
36 ik was naakt
en jullie hebben mij gekleed;
ik was ziek
en jullie hebben naar mij omgezien;
ik was gevangen
en jullie zijn naar me toegekomen.”
37 Dan zullen de rechtvaardigen hem vragen:
“Heer, wanneer hebben wij jou hongerig gezien
en hebben we je te eten gegeven,
of dorstig en hebben we je te drinken gegeven?
38 Wanneer hebben we je als vreemdeling gezien
en hebben we je in ons midden opgenomen,
of naakt en hebben je gekleed?
39 En wanneer hebben wij je ziek gezien of gevangen
en zijn wij naar je toe gekomen?”
40 Dan zal de koning hen antwoorden:
“Zeker, ik zeg jullie:
Voor zover je deze dingen hebt gedaan
voor een van mijn broers of zussen,
de allergeringsten,
heb je ze voor mij gedaan.”
Dat het feest van St.-Maarten en de herdenking van het einde van de eerste wereldoorlog – en dus een vredesdag – samenvallen, is natuurlijk louter toevallig. Dat neemt echter niet weg dat het zeer zinvol is ze wél eens samen te zien.
En dan komen we tot de simpele(?) vaststelling: Zou er niet – véél – meer vrede in de wereld zijn als er meer Martinussen zouden rondlopen? Als je nu het Evangelie van vandaag bekijkt, dat terecht voor zijn feestdag gekozen is, en dat in praktijk zou brengen, zou er dan nog oorlog zijn?
Martinus sneed zijn soldatenmantel in tweeën om die te delen met een arme. Dat was tegelijk zijn statussymbool dat hij halveerde én zijn eigen bescherming voor de nacht! Behalve dat die halve mantel nuttig was voor de ander, werd die ander er ook een mede-mens door, op gelijke voet als Martinus!
Als wij nu eens zó met elkaar zouden omgaan, zouden wij dan niet meer mede-mens worden, en daarín G-d ontmoeten? En waarvoor zou dan nog oorlog moeten worden gevoerd?
Mt.5,20-25 (11/03/2022)
“Ik zeg jullie: Als je integriteit die van de schriftgeleerden en farizeeën niet overschrijdt, zul je niet binnengaan in het koningschap van de hemelen.
Jullie hebben gehoord dat er gezegd is tot die-van-het-begin: Je zult niet doden [Ex.20,13]; wie doodt moet onderworpen worden aan het oordeel. Ik echter zeg jullie: Ieder die vertoornd is op zijn medemens moet onderworpen worden aan het oordeel; wie zijn medemens uitscheldt, moet onderworpen worden aan de raad [locale of supralocale rechtszetel]; wie zijn medemens verwenst, moet onderworpen worden aan de gehenna van het vuur.
Wanneer je je gave naar het altaar brengt en daar herinner je je dat je medemens iets tegen je heeft, laat dan je gave voor het altaar daar, ga je dan eerst verzoenen met je medemens en kom dan met je gave. Wees voortdurend geneigd je tegenstander tegemoet te komen zolang je met hem onderweg bent, zodat hij je niet overlevert aan de rechter, de rechter vervolgens aan de gerechtsdienaar en je in de gevangenis wordt geworpen.
Gewoonlijk horen we dit Evangelie als: “Als je gerechtigheid die van de schriftgeleerden …” ‘Gerechtigheid / rechtvaardigheid’ is hier vertaald met ‘integriteit’. Dat is omdat in ons taalgebruik het woord ‘rechtvaardigheid’ nogal in de hoek zit van wat ‘juist’ is volgens de wet, wat correct is volgens het recht. Maar dat is nu net waar Jezus zo vaak tégen reageert. De schriftgeleerden etc. handelden maar al te zeer ‘volgens het recht’ – en haalden daarmee de ziel uit de Torah, die nooit bedoeld was als ‘wet’, maar als richtingwijzer, als kompas. De concrete handelingen van daaruit moesten bepaald worden door bezielde mensen die zich lieten leiden door dat kompas.
Bijbelse ‘rechtvaardigheid’ is dus niet ‘deskundig worden in het recht’, maar ‘vaardig worden in wat de rechte weg naar G-ds droom is volgens het kompas’. Ons woord ‘integriteit’ drukt dat wat beter uit.
Jezus’ radicalisering, die we hier in enkele voorbeelden horen, is er dus geen van ‘meer wet’, maar wel van ‘meer ziel’, integriteit in de overtreffende trap!
Mt.5,43-48 (14/06/2022)
Jullie hebben gehoord dat er gezegd is: Je zult wie je nabij is daad-werkelijk liefhebben en je vijand haten. [Lev.19,18]
Ik echter zeg jullie: Heb je vijanden daad-werkelijk lief, zegen wie jou vervloekt, doe goed aan wie jou haat en bid voor wie jou vervolgt. Dan worden jullie kinderen van de Vader in de hemelen, want hij laat zijn zon opgaan over slechten en goeden en laat het regenen over integeren en niet-integeren.
Want als jullie [alleen] liefhebben wie jullie liefheeft, wat is dan je verdienste? Doen de tollenaars [die hun eigen volk uitbuiten] niet hetzelfde? En als jullie alleen je vrienden begroeten [= zegenen met vrede], wat doe je dan extra? Doen de niet-Joden [die volgens de wet buiten Gods plan vielen] niet hetzelfde?
Wees dus volkomen integer zoals jullie Vader in de hemelen volkomen integer is.
Wat is ‘volkomen integriteit’? Dat is een minder makkelijke vraag dan het lijkt. De kans is groot dat we het al snel invullen met een eigen ideaalbeeld, zonder dat het gaat om wat integriteit ís. Wij zijn immers mensen, en alleen G-d is ‘volkomen integer’. Wél is er de uitnodiging om ook in dat spoor te leven!
In elk van de uitspraken van Jezus vandaag kunnen we iets lezen over wat integriteit ís. Ik haal er maar één uit: “G-d laat zijn zon opgaan over slechten en goeden.” Dat ziet er zeer ‘onschuldig’ uit, maar heeft verstrekkende gevolgen als wij dat in ons leven willen toepassen. Dan doe ik iets sowieso, zonder mij vooraf af te vragen voor wie ik het doe. Dan ga ik met de lastige collega even vriendelijk om als met de gemakkelijke. Dan ga ik uit van de goede intenties, niet alleen van mijn lieve partner, maar ook van mijn vervelende buur. Dan kies ik voor het liefhebben van de mens, ook als hij dwaze dingen doet. … Je ziet wel dat het een eindeloze rij niet-vanzelfsprekende keuzes wordt.
Maar is het nu niet net dit ‘extra’ dat Jezus van ons vraagt?
Mt.7,1-5 (20/06/2022)
Oordeel niet, opdat je niet geoordeeld wordt. Want met het oordeel waarmee jij oordeelt, zul je geoordeeld worden, en met de maat waarmee jij meet, zul je gemeten worden.
Wat kijk je naar de splinter in het oog van je mede-mens, terwijl in je eigen oog je de balk niet ziet?
Of hoe kun je tegen je mede-mens zeggen: Laat mij de splinter uit je oog verwijderen, terwijl er een balk in je eigen oog zit.
Dubbelzinnigaard [hypocritès / buiten de onderscheiding], verwijder eerst de balk uit je eigen oog en dan zul je helder zien om de splinter uit het oog van je mede-mens te verwijderen.
Oordelen en geoordeeld worden, meten en gemeten worden, … het zijn typisch menselijke bezigheden (de vogels en de lelies doen het blijkbaar anders, lazen we enkele dagen terug). Op zich is daar niks mis mee. We zijn immers bedoeld om méns te worden. Maar wil ik mens worden naar G-ds beeld dan kan dit stukje uit de Bergrede mij op weg zetten. Ik zal aan zelf-evaluatie moeten doen! Als ik niet langer dubbelzinnig wil leven zal ik de vensters waardoor ik naar de wereld kijk schoon moeten maken. Ik zal ervoor moeten zorgen dat ik helder naar de wereld kán kijken. Dus tijd om aan de slag te gaan en mijn vuile vlekken, het stof en de splinters (negativiteit, wantrouwen, …) te verwijderen. Het zal me een beter zicht geven op mezelf en op de ander. Het zal ruimte geven om de mens tegenover mij tegemoet te gaan met een heldere, open blik en dat geeft op zijn beurt weerom groeikansen, voor de ander maar nog veel meer voor mezelf.
En… ook G-ds licht (zijn logica, vertrouwen, hoop, …) zal bij mij kunnen binnenstromen en – door mij heen – verder stromen naar de ander.
Mt.9,1-8 (30/06/2022)
Hij stapte in de boot en stak over en zo kwam hij in zijn eigen stad [Kafarnaüm].
Kijk! Men bracht een verlamde, liggend op een bed, naar hem. Bij het zien van hun vertrouwen, zei Jezus tegen de verlamde: “Wees gerust, kind, je zonden zijn je vergeven.”
En kijk, enige schriftgeleerden zeiden in zichzelf: “Die daar spreekt [God]lasterlijk!” Maar hun bedenkingen kennende, zei Jezus: “Waartoe toch die kwade bedenkingen in jullie hart? Immers, wat is makkelijker te zeggen: ‘je zonden zijn je vergeven’ of ‘sta op en loop’? Welnu, opdat jullie zouden weten dat de mensenzoon volmacht heeft op aarde zonden te vergeven – en nu sprak hij tegen de verlamde: sta op [ontwaak], neem je bed op en ga naar huis.” En hij stond op [ontwaakte] en ging naar huis.
De menigte die dit zag, werd van ontzag vervuld en loofde God dat hij zo’n volmacht aan mensen had verleend.
Jezus heeft gezien wat er speelt in en rondom deze verlamde man. Het raakt hem zo dat hij niet onbewogen kan blijven. Hij ziet de méns, niet de verlamde, en hij ziet de oprechte bezorgdheid van degenen die de man naar hem toebrachten. Zoveel liefde en genegenheid (van de vrienden én van Jezus) werkt helend zodat er barsten komen in de verwijdering. G-ds liefde wordt voelbaar en de verwijdering (zonde) wordt vergeven.
Dit is een mooi staaltje van blijde boodschap, nl. mensen dichter bij G-d en bij zichzelf brengen.
Enkele omstaanders huiveren bij wat zij horen als godslasterlijke woorden. Jezus voelt het misnoegen en gaat nog een stapje verder. Hij zoekt geen oplossing voor meer comfort (zodat de man kan blijven liggen, niet hoeft te ontwaken). Hij vraagt niet ‘Wil je een beter bed’, maar zegt: ‘Ontwaak! Sta op! En hervind je waardigheid.’
Dàt is blijde – bevrijdende – boodschap brengen: liefdevolle daden stellen waardoor de mens zich ten volle gewaardeerd voelt om wie hij is en zo dichter bij G-d en bij zichzelf gebracht wordt.
Mt.10,1-7 (6/07/2022)
En hij riep zijn twaalf leerlingen bij zich en gaf hen volmacht over nog niet gereinigde geesten, zodat ze die aan het licht konden brengen en elke ziekte en zwakte helen.
Dit zijn de namen van de twaalf uitgezondenen [apostels]: Als eerste Simon, die Petrus [rots] wordt genoemd, en zijn broer Andreas; Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes; Filippus en Bartolomeüs; Thomas en Matteüs, de tollenaar; Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Taddeüs; Simon, de Kananeeër, en Judas, de man uit Kerioth, die hem uitgeleverd heeft.
Deze twaalf zond Jezus uit en droeg hen op: “Ga niet de weg van de heidenen, ga niet binnen in een stad van de Samaritanen, maar ga veeleer naar de verloren schapen van het huis van Israël. Ga en verkondig: Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
Ga jij/ik je laten raken en opstaan om je te laten zenden? Die “namen van de twaalf” zijn heel gewone namen. Je mag er die van jou gewoon tussen zetten.
Minder gewoon is het – of beter: líjkt het – dat die gezondenen “volmacht krijgen over nog niet gereinigde geesten”. We hebben het daar al enkele keren over gehad. Die bestaan even goed in onze tijd, alleen geven wij er andere namen aan. En ja, wie vanuit Jezus naar de mensen vandaag kijkt, herkent ze en kan ze helen!
Het kan ons verrassen dat Jezus zegt “niet naar de heidenen, maar naar de verloren schapen” te gaan. Later doet Jezus dat wel, en nog wat later zijn leerlingen heel duidelijk. Dus dat komt wel, maar het lijkt of hij wil zeggen: Begin maar dichtbij, daar is al werk genoeg. Leer het eerst in je onmiddellijke omgeving te zien. Leer dáár, bij de heel concrete mensen rondom je, helend aanwezig te zijn in mijn Naam. ‘Heel de wereld’ graag zien/helen, begint bij die ene mens naast je! Als jij die ene concrete mens daad-werkelijk graag ziet/heelt, dan verandert alvast de hele wereld!