Mt.10,37-42 (2/07/2023)
37 Wie zijn vader en moeder bemint boven mij,
is mij niet waard;
wie zijn zoon of dochter bemint boven mij,
is mij niet waard.
38 En wie zijn kruis niet aanneemt en mij achterna komt,
is mij niet waard.
39 Wie het waarachtige leven [geest-ziel] gevonden heeft,
die zal het verliezen,
en wie het waarachtige leven [geest-ziel] verloren is omwille van mij,
die zal het vinden.
40 Wie jullie verwelkomt,
verwelkomt mij,
en wie mij verwelkomt,
verwelkomt hem die mij gezonden heeft.
41 Wie een profeet verwelkomt
omdat het een profeet is,
zal het loon van een profeet ontvangen;
en wie een rechtvaardige verwelkomt
omdat het een rechtvaardige is,
zal het loon van een rechtvaardige ontvangen.
42 En wie één van deze kleinen
een beker friste te drinken zal geven
alleen maar omdat het een leerling is,
amen, ik zeg jullie:
die zal zijn loon niet ontgaan!”
Wat Jezus hier van zijn volgelingen vraagt, klinkt zeer radicaal: breken met je familie. Nochtans weet hij heel goed wat voor conflicten dit in families kan teweegbrengen. Hij heeft zelfs gezegd : “Denk niet dat ik vrede kom brengen, maar het zwaard. Ik laat de vader tegen de zoon opstaan en de moeder tegen de dochter …” (Mt. 10, 34-36). Het lastige van Jezus’ uitspraak zit er in dat wie hem wil volgen voor een radicale keuze komt te staan. Hij moet zijn kruis aannemen en zijn leven geven en daarvoor is een volwassen (los van je ouders, je familie) engagement nodig. Los van het oude kan je pas écht leren openstaan voor het nieuwe, het onbekende én signalen opvangen van G-ds nieuwe wereld.
Het is heel duidelijk én radicaal, voor Jezus heeft het project van G-d voorrang op álles.
Een lastige taak: breken met je familie en je kruis aannemen? Misschien minder lastig dan op het eerste zicht lijkt, want ‘wie goed doet, goed ontmoet’. Wanneer je openstaat voor G-d en een mens een fris glas water geeft, zal je zelfs in je onmogelijkste wensen voldaan worden.
Mt.9,18-26 (10/07/2023)
18 Hij was nog niet uitgesproken, of kijk:
er kwam een overste [van de synagoge] naar hem,
boog voor hem neer en zei:
“Mijn dochter is zojuist gestorven,
maar kom, leg haar je hand op
en ze zal leven.”
19 Jezus veerde op [werd klaarwakker] en volgde hem,
samen met zijn leerlingen.
20 En kijk, er was een vrouw
die al twaalf jaar aan bloedverlies leed
die hem langs achteren naderde
en de zoom van zijn mantel aanraakte.
21 Want ze dacht:
“Zelfs als ik alleen maar zijn mantel aanraak,
zal ik bevrijd worden.”
22 Maar Jezus draaide zich om en zag haar:
“Wees gerust dochter, je vertrouwen heeft je bevrijd.”
En vanaf dat uur was de vrouw bevrijd.
23 Nu kwam Jezus in het huis van de overste.
Hij zag de fluitspelers en de vele getroebleerde mensen
24 en zei hen: Ga weg [maak plaats],
want het meisje is niet gestorven, maar slaapt.”
Maar ze lachten hem uit.
25 Toen de menigte dan buitengedreven was, ging hij binnen.
Hij nam haar hand vast en het meisje stond op [werd wakker].
26 Het verhaal hierover ging rond in heel de streek.
We kennen dit verhaal beter in de langere Lucasversie (Lc.8,40-56). Hier lijkt het ‘gecondenseerd’, waardoor enkele trekken er nog scherper uit komen: Het kind van de overste ís al gestorven wanneer hij zijn vraag stelt. En toch stelt hij heel zijn vertrouwen op Jezus. Hij gaat er simpelweg van uit dat Jezus levenskracht heeft – Lévenskracht.
En dat blijkt ook te kloppen. Letterlijk staat er dat Jezus ‘klaarwakker’ werd toen de overste met zijn vraag kwam. De confrontatie met de dood maakt Jezus blijkbaar springlevend. Het maakt in hem iets wakker waar hij wel moet op reageren. Zijn boodschap over een Lévende G-d zou niets betekenen als hij die mensen nu niet nabij zou zijn.
Kan ik het rotsvaste vertrouwen van die vader opbrengen, en geloven in G-ds rotsvaste Aanwezigheid, ook midden al wat dood lijkt in mijn en andermans leven?
Mt.12,38-42 (24/07/2023)
38 Sommige van de schriftgeleerden en farizeeën antwoordden hem toen:
“Meester, wij willen van jou een teken zien!”
39 Maar hij gaf hen van antwoord:
“Een slechte en trouweloze generatie verlangt een teken!
Maar het zal geen ander teken gegeven worden
dan het teken van Jona, de profeet.
40 Want zoals Jona
in de buik van het zeemonster was,
drie dagen en drie nachten, [Jona,2,1]
zo zal de mensenzoon
in het hart van de aarde zijn,
drie dagen en drie nachten.
41 De Ninevieten zullen bij het oordeel opstaan,
samen met deze generatie,
en ze zullen haar veroordelen,
want zij bekeerden zich door de prediking van Jona.
Kijk! Hier is meer dan Jona!
42 En de koningin van het zuiden zal bij het oordeel opstaan,
samen met deze generatie,
en zij zal haar veroordelen,
want zij kwam van het einde van de aarde
om de wijsheid van [koning] Salomo
Laat het duidelijk zijn: Jezus is níet tegen ‘tekens’ op zich. In zekere zin zelfs integendeel. Hij zegt zelf dat er allerlei tekens zijn rondom ons, maar dat het alleen een zaak is ze ook te zíen – en dat begint met ze te wíllen zien.
Tekens kun je niet afdwingen of opeisen. Wij kunnen G-d nooit voor ónze kar spannen. Dan ‘verkleinen’ wij hem trouwens slechts tot onze menselijk-beperkte maat. Maar onze Aanwezige, ‘geïncarneerde’ G-d is wel gul met de blijken van zijn aanwezigheid onder ons!
Om die tekens te zien en te herkennen wijst Jezus ons hier alvast een mogelijk weg. Hij verwijst twee keer naar voorbeelden uit de Schrift zelf. Wie ‘thuis’ geraakt in de Schrift, zal her-kennen dat deze dingen zich ook vandaag afspelen. (Bijbelverhalen zijn geen ‘geschiedenislesje’, maar actuele gebeurtenissen tussen G-d en mens!) ‘Tekens zien’ is dus een zaak van ‘stereozicht’: enerzijds kijken naar de Schrift en anderzijds kijken naar je eigen leven. Als je die twee bij elkaar brengt, zul je ‘diepte’ zien!
Mt.13,44-52 (30/07/2023)
44 “Opnieuw.
Het koningschap der hemelen is te vergelijken met
een schat die verborgen is in een akker.
Iemand vindt hem en verbergt hem weer,
om vol blijdschap alles te gaan verkopen wat hij heeft
om die akker te kopen.”
45 “En opnieuw.
Het koningschap der hemelen is te vergelijken met
een koopman op zoek naar mooie parels.
46 Als hij één uitzonderlijk waardevolle vindt,
gaat hij alles verkopen wat hij heeft
en koopt die ene parel.”
47 “En opnieuw.
Het koningschap der hemelen is te vergelijken met
een sleepnet dat neergelaten wordt in het meer
en allerlei soorten [vissen] bijeenbrengt.
48 Als het vol is, trekt men het op de oever,
men gaat zitten en verzamelt de goede [vissen] in kuipen,
de slechte werpen ze weg.
49 Zo zal het zijn bij de voleinding van de tijden.
De engelen zullen er op uittrekken
en zij zullen de slechten [verdwaasden]
van de rechtvaardigen [integeren] scheiden
50 en hen in de vuuroven werpen.
Daar zal er geween en tandengeknars zijn.”
51 Jezus vroeg hen nu:
“Hebben jullie dit alles begrepen?”
“Ja”, antwoorden zij.
52 Nu zei hij:
“Zo lijkt iedere schriftgeleerde
die leerling is geworden in het koningschap der hemelen
op een huisvader
die uit zijn schat oud en nieuw voortbrengt.”
Met deze parabels wordt de parabelrede afgesloten. Als je de tekst van het 13° hoofdstuk van Matteüs in zijn geheel neemt, dan licht er een mooie visie op over het rijk der hemelen.
Eerst vertelt Jezus over een zaaier die overal zaait, daarmee zegt hij hoe G-d is. G-d biedt overal en in alle omstandigheden zijn liefde aan. Ook als er maar een klein gedeelte van het zaad in goede aarde valt, is dat voldoende opdat het geheel geheiligd wordt. De ontdekking van dit aanbod, zo vervolgt de redevoering, is als het bij toeval vinden van een schat bij het omspitten van een akker of het ontdekken van een kostbare parel. De onverwachte en onverdiende vondst geeft zoveel vreugde dat men alles loslaat om dat ene te begroeten. En zegt Jezus, die vreugde is de basis om te verdragen dat goede en slechte vissen samenleven in dat ene net.
Zo zouden wij moeten kunnen leven, als onbezorgde, eenvoudige mensen, die gelukkig zijn om dat overrompelende aanbod van G-d, mensen die het in grote verdraagzaamheid aan deze milde G-d overlaten om te oordelen.
Mt.17,14-20 (12/08/2023)
14 Toen ze bij de menigte kwamen,
kwam iemand naar Jezus toe
en viel voor hem op de knieën:
15 “Heb erbarmen met mijn zoon,
want hij is maanziek en lijdt kwaad:
soms valt hij in het vuur, soms in het water …!
16 Ik heb hem bij jouw leerlingen gebracht,
maar zij waren niet bij machte hem te genezen.”
17 Jezus antwoordde nu:
“O generatie zonder vertrouwen en op de verkeerde weg,
tot wanneer moet ik nog bij jullie zijn,
tot wanneer moet ik jullie nog verdragen!?
Breng hem hier bij mij.”
18 En hij sprak de demon dwingend toe
en hij ging van hem weg.
Vanaf dat uur was de jongen genezen.
19 Toen de leerlingen alleen waren bij Jezus, vroegen ze:
“Waarom konden wij die niet uitdrijven?”
20 Hij zei: “Omwille van jullie niet-vertrouwen.
Amen, ik zeg jullie:
Als je een vertrouwen hebt als een mosterdzaadje,
kun je tegen deze berg zeggen
‘verplaats je van hier naar daar’
en hij zal zich verplaatsen.
Niets zal onmogelijk zijn voor jullie.”
Zoals vaker bij een genezing, speelt ‘geloof’ een cruciale rol. Het opmerkelijke is hier dat het niet gaat over het geloof van de omstaanders of de betrokkenen, maar wel over het ‘niet-vertrouwen’ van de leerlingen. Aangrijpend is hun vraag: “Waarom konden wij het niet?” Het doet Jezus pijn te merken dat er nog maar zo weinig geloof gegroeid is in zijn leerlingen. Vooral omdat hij beseft dat zijn fysiek leven niet oneindig door kan gaan en dat hij dus de volgende generaties nodig heeft om zijn werk verder te zetten. De vraag wordt dus ook aan ons gericht: Hoe staat het met ons vertrouwen? Durven wij te geloven en erop te vertrouwen dat ook wij die levenskracht (zoals het gelegd werd in elk (mosterd)zaadje) hebben ontvangen, om vrucht te dragen en Léven te geven? De natuur (waarvan wij toch een onderdeel zijn) laat het ons elke keer opnieuw zien, waarom dan nog langer blijven twijfelen en niet-vertrouwen?
Vertrouw dus maar, dan zal ook jij ‘onmogelijke dingen’ doen.
Mt.19,16-22 (21/08/2023)
16 Kijk! Er kwam iemand naar hem toe die vroeg:
“ Goede meester, wat voor goeds moet ik doen
om het volle leven te hebben?”
17 Maar Jezus zei hem:
“Wat noem je mij goed?
– niemand is goed behalve één: God.
Maar als het je bedoeling is het volle leven binnen te gaan,
neem dan de wijzingen in acht.”
18 Hij vroeg hem: “Welke?”
Jezus zei:
“Je zult niet doden,
je zult geen overspel begaan,
je zult niet stelen,
je zult niet vals getuigen,
19 eer je vader en je moeder,
en heb de mens naast je daad-werkelijk lief als jezelf.”
20 De jongeman [adolescent] zei hem:
“Al deze dingen heb ik in acht genomen
van zodra ik ze leerde kennen.
Waarin schiet ik nog tekort?”
21 Jezus zei hem:
“Als het je bedoeling is het doel te bereiken:
ga, verkoop wat je hebt en geef het aan wie tekort heeft.
Zo zul je een schat hebben in de hemelen,
en kom dan: volg mij!”
22 Toen de jongeman dit woord hoorde,
ging hij bedroefd weg – hij had veel bezittingen …
Zonder het zo expliciet te benoemen, blijkt Jezus het klassieke onderscheid te kennen tussen de drie gradaties van ‘leven’: Je kunt er op los leven, zonder je van iets of iemand aan te trekken; je kunt je best doen om een goed leven te leiden en de regels te volgen; en je kunt ‘vol’ leven (wat wij hier in deze commentaren meestal aangeven met ‘Léven’). Over de eerste spreekt Jezus zelden; voor de tweede toont hij veel sympathie, maar zijn eigen hele doen en laten is er toch op gericht hen net een stimulans te geven naar het derde, het ‘volle leven’ – dat hij ook benoemt met ‘het koningschap van G-d’.
Waar zit dan het ‘scharnier’, van het ‘gewone’ leven naar het ‘volle’ leven? Dat zit hem in het loslaten van de berekening; het is de overstap maken van ‘de regels volgen’ naar ‘liefhebben’, en daar staat geen maat op. Het loslaten van de berekening vraagt echter wel van ons dat we met lege handen durven staan – en dat is een stap waarvan Jezus ook wist dat ze voor mensen niet makkelijk te zetten is … – maar toch is ze de stap naar het volle leven …