Mc.1,1-8 (6/12/2020)
Begin van de bevrijdende boodschap van Jezus de gezalfde, zoon van God.
Het begon zoals geschreven staat bij de profeten:
Zie, ik zend mijn boodschapper voor je uit die de weg voor jou zal bereiden. [Mal.3,1]
Een stem van een roepende in de woestijn: Maak de weg voor de Heer gereed, maak zijn paden recht. [Jes.40,3]
Dit gebeurde toen Johannes doopte in de woestijn. Hij noemde het een doopsel
van innerlijke ommekeer tot vrijmaking van dwaalwegen [zonde]. En alle inwoners van Juda en Jeruzalem trokken naar hem toe.
Ze lieten zich door hem onderdompelen in de rivier de Jordaan en erkenden hun dwaalwegen [zonde].
Johannes droeg een kleed van kameelhaar met een leren gordel om zijn lendenen [zoals vroegere profeten] e
n hij at sprinkhanen en wilde honing. Hij kondigde aan: “Er komt iemand aan die sterker is dan ik, iemand zo groot,
dat ik niet eens geschikt ben mij te bukken en zijn sandalen los te maken. Ik heb jullie wel ondergedompeld in water,
maar hij zal jullie onderdompelen in heilige Geest.”
Maak de paden recht, verwijder alle on-recht, keer je leven om. Deze oproep van Johannes de Doper is de ouverture van het Evangelie.
Hiermee begint G-ds toekomst. Johannes, een man van Godswege, iemand – bekende of onbekende, jij(?) – een mens,
die zijn medemensen oproept om anders te gaan leven. Weg uit die woestenij, weg uit elk voor zich, weg uit angstland.
Sober en in alle eenvoud leeft hij en roept mensen op. Durf te erkennen dat het af en toe verdomd lastig kan zijn of misloopt,
keer je om en leef zodat G-d in jou mag gebeuren, in jou te zien is.
Als kind zongen wij elke advent weer: “Ga dan op weg, waag de ommekeer, weg uit het land van meer en meer,
leef een nieuw vertrouwen, een morgen daagt, de minsten worden grootgemaakt…”
Vol vertrouwen weet ik dat er altijd zulke roepers zúllen zijn. Mensen die roepen, leven en bidden tegen kilte, onrecht en leed.
Mensen die hun medemensen – jou en mij – aansporen om zich te laten onderdompelen in zijn Geest en geest-driftig te leven.
Zouden wij zo’n mensen mogen/durven zijn?!
Mt 26, 14-25 (13/04/2022)
Toen [na de zalving van Jezus door Maria in Betanië] ging één van de twaalf, Judas van Keriot, naar de hogepriesters en zei: “Wat zul je mij geven? Ik zal hem aan jullie uitleveren.” Ze zegden hem dertig zilverlingen toe. [Zach.11,12] En van dan af zocht hij een goede gelegenheid om hem uit te leveren.
Op de eerste [dag van het feest] van de ongezuurde [broden] kwamen Jezus’ leerlingen hem vragen: “Waar is het je bedoeling dat wij het Paasmaal voor jou bereiden?” Hij zei: “Ga de stad in, naar je-weet-wel, en zeg hem: ‘De meester laat weten: Mijn tijd is nabij. Bij jou wil ik het Paasfeest vieren met mijn leerlingen.’” De leerlingen deden zoals Jezus hun had opgedragen en ze bereidden het Paasmaal. Toen het avond werd ging hij met de twaalf aan tafel.
Terwijl ze aten, zei hij: “Amen, ik zeg jullie: Eén van jullie zal mij uitleveren.” Heel bedroefd geworden, begonnen zij elk aan hem te vragen: “Ik ben het toch niet, heer?” Hij antwoordde: “Die met mij de hand in de schotel heeft gestoken, hij zal mij uitleveren. [cf. Ps.41,10b] De mensenzoon gaat wel heen zoals over hem geschreven is, maar wee de mens door wie de mensenzoon wordt uitgeleverd. Het was beter voor hem geweest als hij niet geboren was die mens.” Judas, die hem zou uitleveren, zei hem ook: “Ik ben het toch niet, rabbi [meester]?” Jezus antwoordde hem: “Wat je zegt …”
Judas neemt het initiatief om Jezus uit de weg te ruimen. Hij stapt naar de hogepriesters toe. Waarom? Wat dreef hem? Boosheid, ontgoocheling, heeft hij er genoeg van? Wordt het hem allemaal te heet onder z’n voeten? Of deed hij gewoon wat moest gedaan, was hij als het ware het ‘lijdend voorwerp’.
En ik?
Wat drijft mij als ik me (al of niet geruisloos) laat meeslepen in een spiraal ten dode? Of wanneer ik het kwade ‘beraam’?
Nadien gaan ze samen aan tafel, Jezus met al zijn leerlingen (ook Judas), en klinkt er: “Eén van jullie zal mij uitleveren.” Welke emoties gaan er schuil achter die paar woorden, en welke zijn er verborgen in de antwoorden van zijn vrienden?
Judas had al besloten hem te verraden, en Jezus gaat zijn noodlot tegemoet maar blijft loyaal. Hij slaat niet terug, hoe beschamend hij ook wordt behandeld. Een hogere liefde – goddelijke liefde – houdt Hem gaande.
En ik?
Hoe ga ik om met wat mij wordt aangedaan? Sla ik terug of durf ik te leven vanuit die goddelijke Liefde?
Mt 28, 8-15 (18/04/2022)
Haastig gingen de vrouwen, in ontzag en grote vreugde, terug van het graf naar zijn leerlingen om het [de boodschap van de engel dat Jezus was verrezen] hen te berichten. En kijk! Terwijl ze onderweg waren, kwam Jezus hen tegemoet en zei: “Met vreugde gegroet!” [ Goeiemorgen!] Zij liepen op hem toe, bogen voor hem neer en klampten zijn voeten vast. Jezus zei tegen hen: “Wees niet bang! Ga, en bericht mijn broers dat ze naar Galilea moeten gaan. Daar zullen ze mij zien.” En zij gingen.
Maar kijk! Enkele van de wachters kwamen in de stad en berichtte de hogepriesters wat er was gebeurd. Zij kwamen bijeen met de oudsten en namen een raadsbesluit: Ze gaven de soldaten veel zilverlingen met de opdracht: “Zeg dat zijn leerlingen hem ’s nachts zijn komen stelen, terwijl wij sliepen. En als het de landvoogd [Pilatus, die de wacht bevolen had] ter ore zou komen, zullen wij hem wel overtuigen zodat jullie je geen zorgen moeten maken.” Zij namen de zilverlingen en deden zoals hun was aangeleerd, en dit verhaal deed onder de Joden de ronde, tot op vandaag.
Hier wordt nog maar eens duidelijk dat je manier van kijken naar dingen en situaties (het perspectief van waaruit je kijkt) voor een groot deel je handelen bepaalt.
Kijkend vanuit je eigen perspectief zal je er alles aan doen om je hachje te redden, de schijn hoog te houden. Je sluit de ogen voor wat er misliep. Je ontkent je eigen aandeel en hebt er alles voor over om ervoor te zorgen dat niemand de ware toedracht te weten komt (= doofpotoperatie). Je doet alleen nog wat je is aangeleerd, niet meer en niet minder. Maar stilstaan is achteruitgaan, dan is er geen sprake meer van groei.
Kijkend vanuit het perspectief van de a/Ander word je opengebroken. Je hebt het lef (hart) om doorheen alle aanwezige emoties ruimte te creëren en je te laten raken door Nieuw Leven dat je tegemoet komt. In al je kwetsbaarheid zal het ook jou openen voor nieuw/anders leven. Je zal in beweging gebracht worden en zien: Dit Léven heeft toekomst en neemt je mee aan angst en dood voorbij.
Mt.5,13-16 (7/06/2022)
(Tussen 7 en 24 juni hebben we een continue lezing van de Bergrede. Meer dan de moeite waard om wat extra aandacht aan te besteden. In deze rubriek vind je zoals gewoonlijk een duiding bij het stukje lezing dat voorzien is voor deze dag. Ter oriëntering schreven we er vorig jaar ook een inleiding bij over het geheel. Die vind je onder deze link.)
“Jullie zijn het zout van de aarde. Maar als het zout verdwaasd raakt, waarmee kan het dan weer zout worden? Voor niets heeft het nog kracht, alleen om weggeworpen te worden en door de mensen vertrapt.”
Jullie zijn het licht van de wereld. Een stad kan niet verborgen zijn als ze boven op een berg ligt. Men steekt ook geen lamp aan om ze onder een emmer te zetten, maar men zet haar op een kandelaar zodat ze schijnt voor alle mensen in huis. Zo moet ook jullie licht stralen voor de mensen, opdat ze bij jullie de goede werken zien en jullie Vader in de hemelen grootmaken.”
Na de zaligsprekingen gaat Jezus nu verder. “Jullie zijn het zout …” Tot wie richt Jezus zich als hij ‘jullie’ zegt? Het zijn de leerlingen, maar ook de grotere kring er omheen, de menigte. Het zijn de treurenden, de armen, eenvoudige vissers, handarbeiders: zij worden aangesproken. ‘Jullie’ staat er geschreven: daarin is iedere ‘jij’ opgenomen in het grotere geheel en wordt zo heel persoonlijk aangesproken. In die context klinkt een oproep die te maken heeft met onze bestemming, nl. zout en licht ‘zijn’. (Er staat niet jullie ‘moeten zijn’.) Wat een enorm vertrouwen! Jezus zegt ons dat we al zijn wat we zullen worden. Je bént zout. Je bént licht. Jij maakt het verschil in smaak en zichtbaarheid. Dat geeft ruimte en werkt bevrijdend.
Wij, dat kleine groepje gewone mensen, wij die geen grote heiligen zijn, wij met onze gebreken … wij ‘zijn’ zout/licht in de wereld. Aan ons om mensen de smaak te laten proeven van een G-d-gericht leven en licht te laten zien – zijn Licht – opdat het goede/De Goede te zien zou zijn.
Mt.5,38-42 (13/06/2022)
“Jullie hebben gehoord dat er gezegd is: Een oog voor een oog, een tand voor een tand. [Ex.21,24]
Ik echter zeg jullie: Bied geen weerstand tegen wie jou kwaad doet, maar als iemand jou op je rechterwang slaat, keer ook de andere naar hem toe. En als iemand je voor het gerecht wil dagen en je onderkleding afnemen, laat hem ook je bovenkleding. En als iemand je opeist één mijl met hem mee te gaan, ga er twee met hem mee.
Geef aan wie jou iets vraagt, en keer je niet af van wie iets wil lenen van jou.”
Wij kunnen denken dat wij ‘beschaafder’ handelen dan het oog-om-oog-principe. Maar 1° Als wij eerlijk naar onze innerlijke reacties durven kijken bij ons aangedaan kwaad, moeten we vaststellen dat het daar nog steeds heel levendig is – als er daar al geen sprake is van het ‘nog onbeschaafdere’ principe van de wraak. En 2° Eigenlijk is heel ons rechtssysteem op hetzelfde principe gebouwd, alleen vervangen wij de straf door iets anders: wij eisen geen oog, maar wel ‘schadevergoeding’ die daar rechtevenredig tegenover staat.
Wat Jezus ons vandaag in zíjn ‘grondwet’ vraagt, gaat opnieuw ver daar voorbij! “Bied geen weerstand tegen wie jou kwaad doet.”
Je zou hem ervan kunnen verdenken dat hij het kwaad dan maar zijn beloop laat. Gelukkig weten we uit zijn leven dat hij dat níet doet! Noch in zijn dagelijkse omgang met mensen – ook ‘kwaden’, noch in de afloop van zijn leven. Vooral in dat laatste is het heel duidelijk: ‘geen weerstand bieden’ is wellicht nog de grootste weerstand! Je ontneemt het kwaad haar macht als je het niet je innerlijk laat overmeesteren! Kwaad wordt niet door kwaad overwonnen, maar alleen door goedheid …
Mt.7,6.12-14 (21/06/2022)
Geef het heilige niet aan de honden, en werp je parels niet voor de varkens [honden en varkens werden als onrein gezien], opdat zij ze niet met hun poten vertrappen, zich tegen je keren en je verscheuren.
Dus alles wat je zou willen dat mensen voor jou doen, doe dat voor hen. Dat is wet en profeten!
Ga binnen door de nauwe poort, want breed is de poort en ruim de weg die leidt naar de ondergang en velen gaan daarlangs naar binnen.
Maar nauw is de poort en smal de weg die leidt naar het leven, en weinigen vinden haar.
Drie spreuken. Ze lijken wat los te staan van elkaar, en toch... gaan ze alle drie over een manier van samen-leven die ‘heilig’ is en wat ‘heilig’ is, moeten we ‘be-waren’.
“Alles wat je zou willen dat mensen voor jou doen, doe dat voor hen. Dit consequent doorleven, wat zou dat betekenen? Zou de wereld er anders uitzien als iedereen deze suggestie zou volgen? Hoe gaan we om met familie, vrienden, collega’s, vreemdelingen en mensen aan de rand staan van de maatschappij? Zou ons gedrag anders zijn vanuit die stelregel? Deze zogeheten ‘gouden regel’ is wellicht zo uitdagend omdat hij zo eenvoudig is. Het is geen rechtsregel, wel een oproep tot actieve en betrokken liefde. Het is een weg (wet) om te gaan, hoe nauw ook, maar hij voert naar Léven, daar kan je vanop aan!