Mt.9,9-13 (1/07/2022)
Jezus ging van daar verder en zag een zekere Matteüs bij het tolhuis zitten. “Volg mij,” zei hij tegen hem, en hij stond op en volgde Jezus.
Jezus ging in op zijn uitnodiging voor een afscheidsmaal. En kijk: Veel tollenaars en zondaars kwamen ook en lagen mee aan tafel met Jezus en zijn leerlingen. Toen de Farizeeën dit zagen, insinueerden ze tegen zijn leerlingen: “Waarom eet die meester van jullie met tollenaars en zondaars?” Maar Jezus had dit gehoord en antwoordde: “Niet de gezonden hebben een dokter nodig, maar de zieken. Ga, en onderzoek wat dit wil zeggen. Mededogen wens ik, geen holle offers. Niet om de rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen, maar de zondaars.”
Kort maar krachtig zegt Jezus: “Volg mij.” Hiervoor zijn geen holle offers nodig maar mededogen. Ga, en heb oog voor de ‘zieken’, zij hebben een ‘dokter’ nodig. Zij hebben nood aan mededogen. Jammer genoeg dreigt mededogen hoe langer hoe meer een vergeten woord te worden. (Is het een vergeten woord geworden, of wordt er niet meer voor gekozen zodat het woord overbodig wordt?)
Mededogen vertrekt vanuit het besef dat wij mensen fundamenteel allemaal hetzelfde verlangen, nl. erkend, gerespecteerd en bemind te worden. Het staat lijnrecht tegenover het wij-zij-denken dat meent mensen te mogen opdelen in twee soorten, goede en slechten – de voedingsbodem voor heel wat conflicten.
Jezus kiest voor mededogen als levenshouding van waaruit hij kan zeggen: “Maak je om mij geen zorgen, maar die en die daar, dat kind, die oude vrouw, die jongen in de gevangenis, daar gaat het niet goed mee, voor hen moet je zorgen.” Hij vindt mensen belangrijker dan zichzelf en eigenlijk vraagt hij niets anders dan: kijk toch hoe ongelooflijk prachtig en kostbaar ieder mens gemaakt is; wees ‘in godsnaam’ voorzichtig met elkaar; zorg voor elkaar. En hij roept ons op: “Volg mij! Ik wens je mededogen toe.”