Mt.15,29-37 (6/12/2023)
29 Jezus vertrok van daar [de kuststrook ten noordwesten van Galilea]
en kwam bij het meer van Galilea
[volgens het Marcus-evangelie bij Dekapolis, ten zuidoosten van het meer, dat niet Joods was].
Hij trok de berg op
en ging daar zitten [om te onderrichten].
30 Er kwamen heel veel mensen naar hem toe,
die ook lammen, blinden, doofstommen, verminkten
en vele anderen met zich mee brachten
en aan Jezus’ voeten neerlegden.
En hij heelde hen.
31 Al die mensen zagen vol verwondering
dat doofstommen spraken, verminkten gezond werden,
lammen liepen en blinden zagen,
en zij verheerlijkten de God van Israël.
32 Maar Jezus riep zijn leerlingen bij zich:
“Die mensen beroeren mij tot in mijn binnenste,
want ze zijn al drie dagen bij mij
en hebben niets te eten.
Ik wil hen niet zonder eten wegsturen,
anders bezwijken ze onderweg.”
33 Zijn leerlingen zeiden:
“Vanwaar halen wij in dit afgelegen gebied
zoveel broden
om zoveel mensen voldoende te voeden?”
34 Jezus vroeg hun: “Hoeveel broden heb je?”
Ze zeiden: “Zeven, en enkele visjes.”
35 Hij gebood de mensen op de grond te gaan zitten.
36 Hij nam de zeven broden en de vissen
en na gedankt te hebben [eucharistein],
brak hij ze
en gaf ze aan zijn leerlingen,
die ze uitdeelden aan de mensen.
37 Allen aten en werden volop gevoed.
En toen ze de overblijvende stukken ophaalden,
waren er zeven manden vol.
Als in het Matteüsevangelie Jezus ‘gaat zitten’, dan betekent dat dat hij onderricht gaat geven. Een Joodse rabbi – die Jezus voor Matteüs in de eerste
plaats was – ging zitten op een leerstoel met zijn leerlingen rond zich geschaard. Dat is wel degelijk het beeld dat Matteüs ook hier oproept.
Toch vallen twee dingen op:
Ten eerste is zijn ‘stoel’ een berg: een geschikte plek, dat wel, maar toch gewoon in de natuur en duidelijk helemaal openbaar voor iedereen. Het zijn ook niet alleen zijn leerlingen die luisteren. Vele anderen luisteren mee. Geen elitair clubje dus. Onderricht hebben ze wel nodig, maar dat gebeurt temidden het gewone leven.
En ten tweede wordt zijn onderricht nogal vaak onderbroken door ‘lammen, blinden, doofstommen, verminkten, …’. Hij láát zich duidelijk ook ‘storen’. Hij is namelijk diep beroerd door die mensen. Misschien moeten we zelfs zeggen dat dit zijn onderricht eigenlijk niet ‘stoort’, maar dat het net zijn onderricht ís?!
Als ík vandaag ‘Jezus-volger’ wil zijn, waar zal dan mijn ‘stoel’ staan en door wie zal ik mij ‘laten storen’?
Mt.4,12-17.23-25 (8/01/2024)
12 Toen Jezus hoorde dat Johannes was overgeleverd,
week hij uit naar Galilea.
13 Hij verliet Nazaret
en kwam wonen in Kafarnaüm aan het meer,
in het gebied van Zebulon en Naftali,
14 opdat vervuld zou worden
wat door de profeet Jesaja werd gesproken:
15 Land van Zebulon en Naftali,
aan de weg naar het meer
en aan de overkant van de Jordaan,
Galilea van de [niet-Joodse] volken:
16 Het volk dat in duisternis zat,
heeft een groot licht gezien;
en voor wie wonen in de schaduw van de dood
is een licht opgegaan. [Jes.8,23 – 9,1]
17 Van toen af begon Jezus te verkondigen:
“Keer om/ver-ander,
want het koningschap der hemelen is dichtbij gekomen.”
23 Jezus trok rond in heel Galilea.
Hij gaf onderricht in hun plaatsen van samenkomst [synagoge]
en verkondigde het bevrijdende nieuws van het koningschap,
en hij genas elke ziekte en elke zwakte onder het volk.
24 Het gerucht over hem ging rond tot in heel Syrië
en ze brachten bij hem
allen die het moeilijk hadden,
door allerlei ziekten en pijnen bevangen waren,
die gedemoniseerd of maanziek waren
en verlamden,
en hij genas hen.
25 Er volgde hem een hele menigte
uit Galilea, uit Dekapolis [het hellenistische tienstedengebied]
uit Jeruzalem, uit Judea en van over de Jordaan.
De ‘voorloper’ wordt geliquideerd. De ‘nakomer’, die zogezegd groter zou zijn, kan al bedenken wat hem te wachten staat. Maar het is blijkbaar nog niet ‘zijn uur’. Hij wijkt uit naar veiliger oorden. Eerst heeft hij nog zijn boodschap te verkondigen.
Hij gaat daarvoor uitdrukkelijk níet terug naar zijn geboortestad. Ook daarvan wist hij dat zij voor zijn boodschap niet open stonden. – Hoezo? Was hij dan toch niet zo’n ‘model-kind’ geweest zoals de ‘vrome plaatjes’ ons over Jezus willen doen denken?
Wie ontvangt hem wél? We horen het niet graag, maar telkens blijken het te zijn: de zieken, zwakken, bezetenen, verlamden, … Er zullen onder die toehoorders uiteraard ook wel niet-zieken en -zwakken geweest zijn, maar die hadden dan blijkbaar toch begrepen dat elke mens kwetsuren in zijn hart meedraagt waarvan hij of zij hoopt geheeld te worden.
Met Kerstdag zeggen wij dat ‘Jezus onder ons komt wonen’. Vindt hij er werkelijk zijn woonplaats, of moet hij wijken? Mag hij er zijn boodschap verkondigen, en mij helen?
Mt.9,14-15 (16/02/2024)
14 Toen kwamen de leerlingen van Johannes naar Jezus
en vroegen hem:
“Waarom vasten wij en de farizeeën wél,
maar vasten jouw leerlingen níet?”
15 Jezus antwoordde hen:
“De vrienden van de bruidegom kunnen toch niet treuren
zolang de bruidegom bij hen is?
Maar er zullen dagen komen
dat de bruidegom van hen is weggenomen.
Dan zullen zij vasten.”
De uitleg van Jezus kunnen we wel begrijpen voor het moment waarop men de vraag stelt. Maar wat met onze tijd vandaag? Jezus is altíjd “van ons weggenomen”. Moeten wij dan ‘altijd’ vasten? Dat kan toch niet?
Binnen ons Christelijk geloof wordt er wel een 40-daagse Vastentijd beleefd. Is Jezus dan net díe 40 dagen “van ons weggenomen”? Dat zou ook weer een veel te letterlijke interpretatie zijn.
Maar is die Vastentijd er net niet om ons van een en ander in ons leven meer bewust te worden? Het zou niet kloppen als die periode helemaal los staat van de rest van mijn leven. De vruchten ervan moet ik proberen mee te dragen naar de toekomst; en daarvoor moet ik wel eens meer bezig zijn met hoe mijn leven er tot hiertoe uitziet.
Net zo met de “afwezigheid van Jezus”. Misschien is híj het niet die afwezig is uit mijn leven, maar ík uit het zijne! 40 dagen overwegingstijd dus om te zien hoe ik in mijn leven tot hiertoe Jezus er vaak niet in toeliet of hoe ík mij van hem verwijderde. … evenzovele uitnodigingen om mij opnieuw naar hem toe te keren, dán mag ik mét de Bruidegom feest vieren …
Mt.23,1-12 (27/02/2024)
1 Vervolgens sprak Jezus de menigte en zijn leerlingen toe:
2 “De schriftgeleerden en farizeeën zetten zich op de leerstoel van Mozes.
3 Neem dus in acht en doe alles wat ze jullie zeggen,
maar handel niet naar hun daden,
want zij zeggen het wel, maar doen het niet.
4 Ze binden zware lasten bijeen
en leggen die op de schouders van de mensen,
terwijl ze zelf ze met geen vinger verroeren.
5 En de werken die ze doen,
doen ze om zich te tonen aan de mensen.
Ze maken hun gebedsriemen breed
en de kwasten van hun mantel groot.
[Beide waren uiterlijke symbolen van Godsverbonden leven;
de wet bepaalde echter niet hoe groot die waren.]
6 Ze hebben graag de voornaamste plaatsen
bij maaltijden en in de samenkomsten [synagoge];
7 ze hebben graag dat ze op de markt worden begroet
en dat ze door de mensen rabbi [mijn meester] worden genoemd.
8 Jullie echter moeten je geen rabbi laten noemen,
want jullie hebben maar één leermeester,
terwijl jullie allemaal broers en zussen zijn.
9 Noem niemand op aarde jullie Vader,
want jullie hebben maar één Vader,
de Vader in de hemelen.
10 Laat je ook geen leermeester/leider noemen,
want jullie hebben maar één leermeester/leider,
de Gezalfde [christos/messiah].
11 Maar de grootste onder jullie zal je dienaar zijn.
12 Wie zichzelf verheft, zal klein worden,
en wie zichzelf klein maakt, zal verheven worden.”
De spanningen tussen behoudsgezinden en vernieuwers zijn van alle tijden (ook binnen de Kerk). We kunnen ons eraan ergeren – maar ergens hebben dergelijke disputen ook iets heilzaams. Ze doen ons nadenken over de vanzelfsprekendheden waarmee we zijn opgegroeid. Ze helpen ons om in vraag-modus te blijven leven en om te blijven zoeken naar waarheid.
De lezing van vandaag reikt ons alvast enkele gouden tips aan om in die spanning gericht aanwezig te blijven. Het zijn tips om aanwezig te blijven in alle eenvoud en nederigheid, gericht op G-d:
- Blijf kritisch, ook tegenover de uitspraken van gezagsdragers in de Kerk. Zij en wij zijn tenslotte allemaal maar mensen.
- Echte geestelijke leiders herken je niet aan het gebulder van hun stem of de status die ze zich aanmeten, maar aan hun authenticiteit (het feit dat ze leven naar hun woorden), aan hun broederlijkheid en hun zelfverloochening.
- Het komt ons als mensen niet toe om andere mensen te veroordelen. Dat laten we beter over aan God.
Wie beter dan Christus kan hierin onze leermeester/leider zijn?
Mt.28,8-15 (1/04/2024)
8 Haastig gingen de vrouwen,
in ontzag en grote vreugde,
terug van het graf naar zijn leerlingen
om het [de boodschap van de engel dat Jezus was verrezen] hen te berichten.
9 En kijk! Terwijl ze onderweg waren,
kwam Jezus hen tegemoet en zei:
“Met vreugde gegroet!” [Goeiemorgen!]
Zij liepen op hem toe,
bogen voor hem neer en klampten zijn voeten vast.
10 Jezus zei tegen hen:
“Wees niet bang!
Ga, en bericht mijn broers
dat ze naar Galilea moeten gaan.
Daar zullen ze mij zien.”
11 En zij gingen.
Maar kijk!
Enkele van de wachters kwamen in de stad
en berichtte de hogepriesters wat er was gebeurd.
12 Zij kwamen bijeen met de oudsten
en namen een raadsbesluit:
Ze gaven de soldaten veel zilverlingen
13 met de opdracht:
“Zeg dat zijn leerlingen hem ’s nachts zijn komen stelen,
terwijl wij sliepen.
14 En als het de landvoogd [Pilatus, die de wacht bevolen had] ter ore zou komen,
zullen wij hem wel overtuigen
zodat jullie je geen zorgen moeten maken.”
15 Zij namen de zilverlingen
en deden zoals hun was aangeleerd,
en dit verhaal deed onder de Joden de ronde,
tot op vandaag.
In deze passage lezen we twee grote types reacties op de boodschap van ‘het lege graf’. Je kunt ze tot op vandaag herkennen – wie enige kritische zin tegenover zijn eigen gedachten heeft, kan ze ook allebei bij zichzelf herkennen.
Enerzijds is er de reactie van ‘de hogepriesters’: Toch maar alles eraan doen om de eigen versie van de feiten te handhaven, tot op het leugenachtige af. Ze hebben er heel veel voor over – hun geld en hun integriteit! – om zichzelf en de omgeving ervan te overtuigen dat ze gelijk hadden. Het is de reactie van het ‘status quo’: ‘Het moet blijven zoals het altijd geweest is, en wij bepalen hoe dat is.’ Nieuwheid kan er geen ruimte krijgen.
Anderzijds is er de reactie van ‘de vrouwen’: Ze begrijpen ook niet wat er is gebeurd, en een wirwar van gevoelens haalt hen overhoop, maar ze ‘gingen’ (2x!), d.w.z. ze komen in beweging. Ze volgen het spoor van het ongehoord nieuwe. Het is de reactie van de ‘Verrijzeniskracht’: ‘Het is zo nieuw dat ik het niet snap, maar ik laat er mij wel door in beweging zetten.’
Deze laatste zullen ‘kerk’ vormen …
Mt.28,16-20 (26/05/2024)
16 Maar de elf gingen naar Galilea,
naar de berg waar Jezus hen toe nodigde.
17 Toen ze hem zagen,
vielen ze voor hem op de knieën,
al twijfelden sommigen.
18 Jezus kwam naar hen toe en zei:
“Mij is alle volmacht gegeven
in de hemelen en op de aarde.
19 Ga, maak alle volken tot leerling,
en doop hen
in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest.
20 Onderwijs hen te be-waren
alles wat ik jullie heb gewezen.
En kijk!
Ik ben met jullie
al de dagen tot aan de voleinding van de tijd.”
Op het feest van de Drie-eenheid zoekt het Evangelie naar een verduidelijking van wie G-d is. Dat is een hachelijke onderneming aangezien G-d nu eenmaal G-d is, en wij enkel mensenwoorden en mensengedachten hebben om daarover te spreken. Toch staan er in dit kleine stukje Evangelie een paar aanwijzingen.
We denken daarbij natuurlijk onmiddellijk aan “doop hen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest”, waarmee meteen de Drie-eenheid lijkt omvat te zijn. Toch is dit niet alles! De Drie-eenheid van G-d betekent immers net dat hij in al zijn eenheid, toch op véle manieren werkzaam en zichtbaar kan worden. Ook méér dan ‘drie’ dus.
Hier zien we G-ds werkzaamheid nog op twee andere manieren aangeduid:
De verrezen Jezus had hen uitgenodigd naar Galilea te komen, dat is: naar hun geboortestreek, daar waar ze werkten en leefden, waar hun families en vrienden leefden! G-d laat zich dus zien in ons alledaagse leven!
Ook worden ze ‘de wereld’ ingezonden met een opdracht. Ook daarin laat G-d zich dus zien, in dat wat mensen voor elkaar doen ‘in naam van G-d’. ‘Verkondigen’ gebeurt minstens even veel in daden als in woorden.
Onze eindeloos veelzijdige G-d gebeurt, op ál die ‘plaatsen’ waar mensen hem be-waren (= waar maken).