Verbonden Leven

Mt.18,21 – 19,1 (11/08/2022)

Petrus kwam naar Jezus en vroeg: “Heer, hoe vaak mag iemand tegen mij zondigen om hem nog te vergeven? Tot zeven maal?” [volgens de Thora: drie of vier maal]
Jezus antwoordde hem: “Niet tot zeven maal, zeg ik je, maar tot zeventig maal zeven maal!”
Zo is het koningschap van de hemelen te vergelijken met een koning die vereffening wilde vragen van zijn dienaren. Toen hij begon werd iemand bij hem gebracht die hem tienduizend talenten schuldig was. [= 10.000 x 6.000 daglonen] Omdat hij niets had om te betalen, beval de heer dat hij, met zijn vrouw, kinderen en al wat hij had, verkocht zouden worden. Nu viel de dienaar voor hem op zijn knieën en smeekte: “Wees grootmoedig met mij en ik zal je alles betalen.” De heer werd ten diepste bewogen, liet de dienaar vrij en schold hem het geleende kwijt.
Maar toen die dienaar naar buiten ging, kwam hij een mede-dienaar tegen die hem honderd denariën schuldig was. [= 100 daglonen] Hij greep hem bij de keel: “Betaal wat je me schuldig bent!” De mede-dienaar viel hem aan de voeten en smeekte: “Wees grootmoedig met mij en ik zal je alles betalen.” Maar hij weigerde. Integendeel, hij wierp hem in de gevangenis totdat hij het verschuldigde betaald zou hebben.
Andere mede-dienaars zagen dit gebeuren en waren zo diep geschokt dat ze het gebeuren aan hun heer gingen melden. Toen riep de heer hem bij zich en zei hem: “Inrotte dienaar, heel die schuld heb ik jou kwijtgescholden omdat je mij dat gesmeekt hebt. Moest je je dan ook niet ontfermen over die mede-dienaar, zoals ik me ontfermd heb over jou?” En vertoornd leverde de heer hem over aan de folteraars totdat hij het hele verschuldigde betaald zou hebben. Zo zal ook mijn hemelse Vader met jullie doen als je niet van harte je mede-mens vergeeft.”
Toen Jezus deze woorden had beëindigd, vertrok hij uit Galilea en kwam in het gebied van Judea aan de overkant van de Jordaan.

Vergeving: een mooi idee, maar wat als je zelf iets te vergeven hebt, is het dan nog zo vanzelfsprekend?
Vergeven en vergeven worden, het werkt helend – dat wéét ik – maar alleen als ook ik mijn gevoelens durf bloot te leggen, als ook ik me kwetsbaar opstel. Vergeven wordt dan ten diepste een relationeel gebeuren. Een gebeuren waardoor relaties hersteld worden en leven opnieuw mogelijk wordt (wat niet wil zeggen dat wat er gebeurd is, wordt weggevaagd).
Maar hoe vaak moeten we vergeven? Petrus vindt van zichzelf dat hij een ruime maat aanhoudt. Hij weet natuurlijk dat de rabbijnen drie tot vier keer wel voldoende vinden. Maar ja, hij kent Jezus een beetje, vandaar dat hij met een ruime marge rekening houdt. En dan komt Jezus met het verbluffende antwoord: zeventig maal zeven. Met andere woorden, een onbeperkt aantal, grenzeloos, onvoorwaardelijk, net als G-d. Ten diepste door ontferming bewogen, herstelt hij telkens weer de relatie – of reikt toch de kans hiertoe aan.
Hij schept Léven daar waar er geen meer was.
Hoever durf ik daarin mee te gaan?

Mt.22,1-14 (18/08/2022)

Daarop vertelde Jezus [aan de afgezanten van de Joodse oversten] opnieuw een gelijkenis: “Het koninkrijk der hemelen is als een koning die een bruiloftsfeest houdt voor zijn zoon. Hij
zond zijn dienaren om de genodigden op te roepen voor het feest, maar zij wilden niet komen. Opnieuw zond hij andere dienaren, met de woorden: “Zeg tot de genodigden: Mijn maaltijd is bereid, mijn ossen en mestvee zijn geslacht, alles is bereid. Kom toch naar het bruiloftsfeest!” Maar zij trokken er zich niets van aan en gingen weg, de een naar zijn akker, een ander naar zijn handel. Nog anderen grepen de dienaren vast en mishandelden en doodde hen.
Toen de koning dit hoorde, ontstak hij in woede. Hij stuurde zijn troepen om die moordenaars om te brengen en hun stad in brand te steken. Vervolgens zei hij tegen zijn dienaren: “Het bruiloftsfeest was wel bereid, maar de genodigden zijn het niet waard geweest [/waren niet bereid]. Ga naar de wegen die uitmonden buiten de stad en nodig al wie je daar zult vinden uit voor het bruiloftsfeest!” De dienaren trokken nu naar die buitenwegen en verzamelden allen die ze er vonden, slechten zowel als goeden, en de bruiloftszaal liep vol met tafelgenoten.
Nu kwam de koning binnen om de gasten te begroeten. Hij zag een man die niet gekleed was voor een bruiloftsfeest en vroeg hem: “Waarom ben je hier binnengekomen als je niet gekleed bent voor het feest?” Hij verstomde … Daarop zei de koning tegen zijn dienaren: “Aan handen en voeten gebonden neem je hem mee en werp je hem eruit, in de buitenste duisternis. Daar zal geween zijn en tandengeknars.”
Want velen zijn uitgenodigd, maar weinigen behouden.”

We starten bij de eigen context waarin Jezus deze parabel vertelde. Hij heeft het over zijn eigen volk. Het zag zichzelf als ‘Gods volk’, dus de genodigden op het bruiloftsfeest van de koning. Maar volgens Jezus gaan ze dus niet in op de uitnodiging. Ze hebben allerlei ‘belangrijker dingen te doen’. Geen wonder dat ‘de koning’ kwaad wordt – dat is altijd een teken van verdriet! Uiteindelijk wordt het feest dus gegeven voor ánderen – die er echter ook niet zomaar kunnen aan deelnemen als ze ‘er niet op gekleed zijn’, zich er niet op hebben (voor)bereid.
Hoe staat het met het volk waartussen wij leven? We kunnen moeilijk zeggen dat Vlaanderen (of Nederland voor onze lezers daar) zo massaal kiest voor een ‘leven naar G-d toe’. Vraag is dan wat er met mezelf gebeurt: laat ik mij meeslepen door de ‘gangbare opinie’ (het is niet moeilijk daar ‘goede’ redenen voor te noemen), of durf ik ‘anders’ zijn? Durf ik het feestgewaad aantrekken zodat aan mij te zien wordt dat ik andere keuzes maak?

Mt.9,9-13  (21/09/2022)
 
Jezus ging van daar verder en zag een zekere Matteüs bij het tolhuis zitten. 
“Volg mij,” zei hij tegen hem, en hij stond op en volgde Jezus. 
Jezus ging in op zijn uitnodiging voor een afscheidsmaal. En kijk: Veel tollenaars en zondaars kwamen ook en lagen mee aan tafel met Jezus en zijn leerlingen. Toen de Farizeeën dit zagen, insinueerden ze tegen zijn leerlingen: “Waarom eet die meester van jullie met tollenaars en zondaars?” 
Maar Jezus had dit gehoord en antwoordde: “Niet de gezonden hebben een dokter nodig,  
maar de zieken. Ga, en onderzoek wat dit wil zeggen. Mededogen wens ik, geen holle offers. Niet om de rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen, maar de zondaars.” 
 
Jezus en Matteüs, twee mannen die ingaan op elkaars uitnodiging. Jezus neemt het initiatief. Hij spreekt de nietsvermoedende tollenaar aan: “Volg mij.” De uitnodiging heeft een straffe impact. Matteüs staat onmiddellijk op en volgt hem. Niets lijkt hem hiervan te kunnen weerhouden. 
Dan is het de beurt aan Matteüs. Hij nodigt Jezus uit op een feest voor al zijn vrienden en kennissen, zondaars en tollenaars, m.a.w. zij die niet geliefd zijn in de maatschappij. En Jezus aarzelt niet – net zomin als Matteüs – ook al weet hij dat hij hierop aangesproken zal worden. Wie gaat er nu met bedriegers en zondaars aan tafel? En toch gaat hij, want dat is de plaats waar hij moet zijn. Daar bij die mensen – door de goegemeente veracht – daar moet hij zijn. Zij hebben zijn respectvolle liefde nodig om te kunnen (over)leven in een keiharde maatschappij waar de ene neerkijkt op de ander. Het zijn zij – op wie neergekeken wordt – waarmee hij aan tafel gaat. 
Nu ik dat weet … zal ik hem ook dan nog blijven volgen? Ga ik met hen aan tafel? 
 
 

Mt.11,25-30 (4/10/2022) 

Ook in die tijd zei Jezus:
“Ik prijs en dank je, vader, heer van hemel en aarde, dat je deze dingen verborgen hebt voor [eigenmachtige] bekwamen en verstandigen en ze onthuld hebt voor [onmachtige] onmondigen. Ja, vader, zo heb jij het goed bevonden voor jouw gelaat. Alles is mij door mijn vader toevertrouwd, en niemand weet wie de zoon is, behalve de vader, en niemand weet wie de vader is, behalve de zoon en aan wie de zoon het wil onthullen.
Kom naar mij, allen die vermoeid zijn en onder lasten gebukt, en ik zal je rust geven. Neem mijn juk op: laat mij je leermeester zijn – zachtaardig en deemoedig van hart, en je zult rust vinden in jezelf. Want mijn juk is teder en mijn last is licht.

Vorige week hadden we het ‘feest’ van de aartsengelen; vandaag vieren we sint-Franciscus, en het kan verbazen dat hij in de liturgische categorie ‘maar’ een ‘gedachtenis’ krijgt. Dat zegt natuurlijk vooral hoe gevoeligheden en accenten in de toepassing van Jezus’ boodschap verschuiven doorheen de tijden. We zouden soms verrast opkijken als we zouden zien hoe christenen 500 jaar geleden hun geloof beleefden – zowel positief als negatief.
In onze tijd is ‘de poverello’ een populaire heilige – en dat ook al vóór de ecologie-aandacht. Zijn uiterst consequente keuze voor de armoede – in al haar aspecten – heeft blijkbaar een aantrekkingskracht op een tijd die in overdadige weelde leeft.
We mogen echter niet vergeten dat het bij hem – zoals bij alle heiligen, en hopelijk ook bij alle christenen – niet zozeer gaat over dat ene aspect, maar over een ‘leven ín G-d’. Het Evangelie bij deze gedachtenis is daarom goed gekozen: alleen in het spoor van de Leermeester, kon Franciscus het leven leiden dat hij ons heeft voorgeleefd.

Mt.11,28-30 (7/12/2022)

Kom naar mij, allen die vermoeid bent en onder lasten gebukt, en ik zal je rust geven.
Neem mijn juk op: laat mij je leermeester zijn – zachtaardig en deemoedig van hart, en je zult rust vinden in jezelf. Want mijn juk is teder en mijn last is licht.

Hier in ons Onderweghuis openen wij elke dag met het gebed:
Goeiemorgen zeg Jij mij
en wacht op mij,
totdat ik open ga voor Jou …
Goeiemorgen zeg ik Jou
en lang naar Jou,
totdat ik leven kan in Jou …
Het is elke dag de uitnodiging die Jezus ons vandaag ook in het Evangelie stelt: Kom naar Mij toe, leef vandaag ín Mij, laat daar – in Mij – al je bezigheden en besognes uit vertrekken en naar terugkeren. Dát zal je rust geven.
Je kunt denken dat Mijn opdracht aan jou te zwaar is, dat je te weinig krachten hebt of te weinig tijd. Maar mijn opdracht is niet te hoog, niet te breed, niet te zwaar; je kunt ze volbrengen. Mijn opdracht is immers enkel: heb elkaar lief, wees zachtaardig en deemoedig, wees teder. Daar krijg je opnieuw alle tijd voor, een hele dag lang! 
En als je aan het eind van de dag toch vermoeid zou zijn geraakt – omdat je dacht het op eigen krachten te moeten doen, kom dan opnieuw naar Mij en leg al je zorgen op Mij, en Ik zal je rust geven.

Mt.21,28-32 (13/12/2022)

“Wat denken jullie: [vroeg Jezus aan de afgezanten van de Joodse oversten] Iemand had twee kinderen. Hij ging naar de eerste en zei: “Kind, ga vandaag werken in mijn wijngaard.” Die antwoordde echter: “Ik wil niet.” Later veranderde hij van gedacht en ging toch. Hij ging naar de tweede en zei hetzelfde. Die antwoordde: “Ik zal gaan, heer.” Maar hij ging niet. Wie van de twee deed de wil van de vader?”
Zij antwoordden: “De eerste.”
“Zeker, ik zeg jullie, ging Jezus verder, dat tollenaars en hoeren jullie zullen voorgaan naar het koninkrijk van God. Want Johannes is naar jullie toe gekomen met een oproep tot de rechte weg, maar jullie zijn er niet op ingegaan. Tollenaars en hoeren zijn er echter wel op ingegaan. En jullie zagen dit gebeuren maar toch ben je niet van gedacht veranderd om alsnog op zijn roep in te gaan.”

We kunnen ons makkelijk mispakken aan dit stuk Evangelie. Mensen – wijzelf dus ook – zijn bijna altijd geneigd zichzelf aan de ‘juiste’ kant te situeren. Maar bemerk hier in wat voor gezelschap wij dan terecht komen: “tollelaars en hoeren”. Bevinden we ons toch niet liever aan de kant van de weldenkende “afgezanten van de Joodse oversten”?
Maar de vraag is eigenlijk níet tot welke bevolkingsgroep wij behoren. Jezus geeft dit choquerende voorbeeld alleen om aan te geven dat het juist níet automatisch aan een bevolkingsgroep gekoppeld is. Zijn checkpoint-vraag is: heb je gehoor gegeven aan Johannes de doper?
Dát is dus de vraag die wij ons vandaag in deze Advent moeten stellen: Ben ík ingegaan op Johannes’ oproep om ‘de rechte weg’ te gaan? Het Evangelie van vandaag vertelt ons dat het niet erg is als ik daar tot nu toe níet ben op ingegaan. Wél is de vraag wat ik vandáág ga doen …