Mt.20,17-28 (8/03/2023)
Toen Jezus opging naar Jeruzalem, nam hij alleen de twaalf met zich mee. Onderweg zei hij tegen hen:
“Kijk! Nu gaan we op naar Jeruzalem en de mensenzoon zal overgeleverd worden aan de hogepriesters en schriftgeleerden en ze zullen hem ter dood veroordelen. Ze zullen hem overleveren aan de niet-Joodse volken om hem te bespotten, te geselen en te kruisigen en op de derde dag zal hij worden opgewekt.”
Toen kwam de moeder van de zonen van Zebedeüs, samen met haar zonen, naar hem en boog voor hem neer om iets van hem te vragen. Hij vroeg haar: “Wat wil je?” Ze zei hem: “Zeg dat in jouw koninkrijk deze twee zonen van mij mogen zetelen, één rechts en één links van jou.” Maar Jezus antwoordde: “Je weet niet wat je vraagt. Kunnen jullie de beker drinken die ik zal drinken, of je laten onderdompelen met de onderdompeling die ik zal ondergaan?” Ze zeiden hem: “Ja, dat kunnen wij.” Hij ging tegen hen verder: “Ja, mijn beker zul je wel drinken en ondergedompeld worden waarin ik ondergedompeld wordt, maar wat betreft het rechts of links van mij zetelen: het is niet aan mij dat te geven, dat is voor hen voor wie mijn Vader dit bereid heeft.”
De tien [overige leerlingen] hoorden dit en ergerden zich aan de twee broers. Maar Jezus riep hen bij zich en zei: “Jullie weten dat de leiders van de volken hen overheersen en dat de groten hun macht misbruiken tegen hen. Zo mag het bij jullie niet zijn!
Wie onder jullie groot wil worden,
moet jullie dienaar zijn,
en wie onder jullie de eerste wil zijn,
moet jullie knecht zijn;
zoals de mensenzoon niet gekomen is
om gediend te worden, maar om te dienen
en zijn leven te geven als losgeld voor velen [= allen].”
Jezus neemt de tijd om aan zijn leerlingen uit te leggen wat de consequenties zullen zijn van zijn radicale keuze voor G-d.
De leerlingen lijken nog een ander beeld te hebben van leerling zijn. Een van de moeders wil zelfs het geluk van haar zonen bepleiten, niet voor hier en nu, maar voor later, ooit … nochtans speelt gelovig leven zich af in het hier en nu en niet later, ooit ... Het is een kwestie van G-ds aanwezigheid te zien en te doen oplichten in het dagelijkse leven. Het gaat over peilen naar de goddelijke werkelijkheid die in het concrete leven op steeds wisselende wijze verrassend aanwezig komt. Als je aandacht daarop gefocust staat, doen macht en aanzien er niet meer toe. Je zult klein worden en sterven aan jezelf zodat er ruimte vrij komt voor G-d.
Dit alles radicaal doorleven gaat niet zonder slag of stoot. Het is niet de ‘gewone’ manier van leven (ook toen niet). Het zal pijn doen. Mensen zullen je er om uitlachen … en toch … Consequent kiezen voor G-d is de enige weg ten leven. Kijk maar naar Jezus … en naar zovelen na hem.
Mt. 28,8-15 (10/04/2023)
Haastig gingen de vrouwen, in ontzag en grote vreugde, terug van het graf naar zijn leerlingen om het [de boodschap van de engel dat Jezus was verrezen] hen te berichten. En kijk! Terwijl ze onderweg waren, kwam Jezus hen tegemoet en zei: “Met vreugde gegroet!” [ Goeiemorgen!] Zij liepen op hem toe, bogen voor hem neer en klampten zijn voeten vast. Jezus zei tegen hen: “Wees niet bang! Ga, en bericht mijn broers dat ze naar Galilea moeten gaan. Daar zullen ze mij zien.” En zij gingen.
Maar kijk! Enkele van de wachters kwamen in de stad en berichtte de hogepriesters wat er was gebeurd. Zij kwamen bijeen met de oudsten en namen een raadsbesluit: Ze gaven de soldaten veel zilverlingen met de opdracht: “Zeg dat zijn leerlingen hem ’s nachts zijn komen stelen, terwijl wij sliepen. En als het de landvoogd [Pilatus, die de wacht bevolen had] ter ore zou komen, zullen wij hem wel overtuigen zodat jullie je geen zorgen moeten maken.” Zij namen de zilverlingen en deden zoals hun was aangeleerd, en dit verhaal deed onder de Joden de ronde, tot op vandaag.
De evangelist Mattheüs verhaalt hoe twee vrouwen naar het graf waren gegaan met de bedoeling zorg te dragen voor de dode. Ze horen er dat Jezus leeft. Zij worden opengebroken. Ze laten zich raken en dat opent een nieuw perspectief. Ze beseffen dat hun taak niet ligt bij de doden, maar eruit bestaat in het gewone leven te gaan verkondigen wat ze mochten ervaren. Ze voegen de daad bij het woord. Ze gaan en ontmoeten hem persoonlijk. Hij stelt hen gerust: “Wees niet bang! Ga, en bericht …”. Hij neemt hen mee aan angst en dood voorbij naar een leven dat toekomst heeft.
De rest gaat over een doofpotoperatie die op touw wordt gezet. Met omkoperij legt men de soldaten het zwijgen op. Nog meer omkoperij moet ervoor zorgen dat de overheid niet moeilijk gaat doen. Omkoperij is blijkbaar van alle tijden. Maar G-d stop je niet zomaar in de doofpot. Hij leeft! En dat zal blijven klinken zolang er mensen zijn die daad-werkelijk blijven getuigen van en leven in de Verrijzenis.
Willen wij zo’n mensen zijn?
Mt. 28,16-20 (18/05/2023)
16 Maar de elf gingen naar Galilea,
naar de berg waar Jezus hen toe nodigde.
17 Toen ze hem zagen,
vielen ze voor hem op de knieën,
al twijfelden sommigen.
18 Jezus kwam naar hen toe en zei:
“Mij is alle volmacht gegeven
in de hemelen en op de aarde.
19 Ga, maak alle volken tot leerling,
en doop hen
in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest.
20 Onderwijs hen te be-waren
alles wat ik jullie heb gewezen.
En kijk!
Ik ben met jullie
al de dagen tot aan de voleinding van de tijd.”
“Mij is alle volmacht gegeven in de hemel en op de aarde.” En dan volgt er een opdracht: Ga … Jezus had ook kunnen zeggen: “Mij is alle volmacht gegeven in de hemel en op de aarde. Heb dus een beetje vertrouwen in een goede afloop.” Maar in plaats daarvan wordt de macht van Jezus in één adem verbonden met onze beschikbaarheid, onze bereidwilligheid. Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg. Sta op, kom in beweging, ga aan de slag.
En verder: Maak alle volken tot leerling, doop en onderwijs hen. Dat is waar de kring van Jezus’ leerlingen zich vooral op zou mogen richten: Iets zichtbaar maken van wie Jezus is zodat anderen hem gaan zien, liefhebben en volgen. Het werpt de vraag op: Ben ik in wie ik ben en hoe ik leef erop gericht dat mijn leven iets van Jezus’ leven laat zien? Ben ik zo’n levende uitnodiging tot Christus?
Mt.5,20-26 (15/06/2023)
20 “Ik zeg jullie:
Als jullie integriteit die van de schriftgeleerden en farizeeën niet overschrijdt,
zul je niet binnengaan in het koningschap van de hemelen.
21 Jullie hebben gehoord dat er gezegd is tot die-van-het-begin:
Je zult niet doden [Ex.20,13];
wie doodt moet onderworpen worden aan het oordeel.
22 Ik echter zeg jullie:
Ieder die vertoornd is op zijn medemens
moet onderworpen worden aan het oordeel;
wie zijn medemens uitscheldt,
moet onderworpen worden aan de raad;
wie zijn medemens verwenst,
moet onderworpen worden aan de gehenna van het vuur.
23 Wanneer je je gave naar het altaar brengt
en daar herinner je je dat je medemens iets tegen je heeft,
24 laat dan je gave voor het altaar daar,
ga je dan eerst verzoenen met je medemens
en kom dan met je gave.
25 Wees voortdurend geneigd je tegenstander tegemoet te komen
zolang je met hem onderweg bent,
zodat hij je niet overlevert aan de rechter,
de rechter vervolgens aan de gerechtsdienaar
en je in de gevangenis wordt geworpen.
26 Amen, ik zeg jullie:
Je zult daar niet uit geraken
voordat je tot de laatste cent hebt betaald.”
Wat Jezus hier doet – en dat doet hij niet alleen in de Bergrede, maar in heel zijn optreden – is G-ds liefde voor de mens voorop stellen. Dat is het wezenlijke, de radix (de wortel), van waaruit alles (ook de Wet) anders komt te liggen.
De Wet zegt: “Je zult niet doden”, want dan kom je voor het gerecht! Jezus echter verruimt het begrip doden. Het doden begint niet op het moment dat er een geweer of mes wordt getrokken, maar al veel vroeger, nl. in het hart van mensen. Het mechanisme van haat – in al z’n gradaties – begint te werken, daar waar mensen elkaar het leven zuur maken, waar de een de ander z’n waarde en waardigheid aantast, waar mensen elkaar uitschelden en verwensen …
Jezus gaat nog verder door naar de radix: Als je zo met mensen omgaat, hoe ga je dan om met G-d? Als je met mensen overhoop ligt en onrecht gewoon laat doorgaan, dan heb je met G-d een probleem en heb je bij het altaar niks te zoeken. Gods-dienst (je relatie met G-d) wordt niet bepaald door de kwaliteit van het offer, maar wordt zichtbaar doorheen de relatie met je medemens.
Mt.5,43-48 (20/06/2023)
43 Jullie hebben gehoord dat er gezegd is:
Je zult wie je nabij is daad-werkelijk liefhebben
en je vijand haten. [Lev.19,18]
44 Ik echter zeg jullie:
Heb je vijanden daad-werkelijk lief,
zegen wie jou vervloekt,
doe goed aan wie jou haat
en bid voor wie jou vervolgt.
45 Dan worden jullie kinderen van de Vader in de hemelen,
want hij laat zijn zon opgaan over slechten en goeden
en laat het regenen over integeren en niet-integeren.
46 Want als jullie [alleen] liefhebben wie jullie liefheeft,
wat is dan je verdienste?
Doen de tollenaars [die hun eigen volk uitbuiten] niet hetzelfde?
47 En als jullie alleen je vrienden begroeten [= zegenen met vrede],
wat doe je dan extra?
Doen de niet-Joden [die volgens de wet buiten Gods plan vielen] niet hetzelfde?
48 Wees dus volkomen integer
zoals jullie Vader in de hemelen volkomen integer is.
“Heb je vijand lief?” Daar lachen de grootmachten om. Denk je dat het helpt tegen Poetin? Het is grenzeloos naïef om dat te denken. De vijand is slecht, geniepig, onmenselijk, begaat misdaden, … Dat is wat oorlogsretoriek doet geloven. Dat zal misschien ook wel zo zijn, maar zijn wij, is de andere kant, brandschoon? Daarom is oorlog zo verschrikkelijk, het ontmenselijkt, het maakt de meest kwade impulsen in mensen los.
Gelukkig blijven die woorden, over je vijand liefhebben, ons bevragen. Kunnen we in de ander en in ons zelf de menselijkheid blijven zoeken?
Ik weiger te geloven dat de woorden van Jezus die we hier horen, loze kreten zijn. Ik weiger te geloven dat ze alleen maar voor het ‘vrome gevoel’ zijn, of dat ze alleen toepasbaar zijn in de kleine wereld van ons dagelijkse omgaan met elkaar. Je vijand liefhebben, dat is niet soft of wereldvreemd, maar dat is in je vijand de menselijkheid willen blijven zien en dat is te horen in de woorden waarmee je over hem spreekt. Het heeft te maken met het besef dat je uiteindelijk geroepen bent om naar vrede en verzoening te zoeken, hoe moeilijk dat ook is.
Mt.16,13-19 (29/06/2023)
13 Nu kwam Jezus in de streek van Caesarea Filippi [noord-Israël].
Hij vroeg aan zijn leerlingen:
“Wie zeggen de mensen dat de mensenzoon is?”
14 Ze antwoordden:
“Sommigen zeggen Johannes de doper, anderen Elia,
en nog anderen Jeremia of één van de profeten.
15 Nu zei hij tegen hen:
"Maar jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?”
16 Simon Petrus antwoordde:
“Jij bent de Gezalfde [Christos/Messiah],
de zoon van de levende God!”
17 Jezus zei nu tegen hem:
“Gezegend [vooruit ermee!] ben jij, Simon Barjona [zoon van Jona],
want niet vlees en bloed hebben dit geopenbaard aan jou,
maar mijn Vader in de hemelen.
18 En ik zeg jou dat jij een rots [Petros] bent,
en op deze rots zal ik mijn gemeenschap bouwen
en de poorten van het dodenrijk
zullen haar niet te sterk zijn.
19 En ik zal je de sleutels geven van het koningschap der hemelen.
Wat je zult binden op de aarde,
zal gebonden zijn in de hemelen,
en wat je zult vrij maken op de aarde,
zal vrij gemaakt zijn in de hemelen.”
Jezus stelt zijn leerlingen een vraag: “Wie zeggen jullie dat ik ben?” Petrus geeft een antwoord dat blijkbaar ‘to the point’ is. Vandaag zouden heel wat leerkrachten zeggen: Perfect geantwoord. Jij hebt duidelijk goed gestudeerd! Voor Jezus gaat het echter niet over studie of rationele kennis, maar wel over ‘in kennis zijn met’, over r-el-atie dus. G-d is niet te vatten in theorieën. G-d (= el in het Hebreeuws) breekt ons verstand (ratio) binnen. Hij is een G-d die ons denken openbreekt en relatie aangaat.
Als je dit toelaat – zoals Petrus – kom je tot onderscheiding en leg je alvast stevige fundamenten om een gemeenschap op te bouwen, nl.
- Verbonden leven, in relatie met G-d en van daaruit met je mede-mens.
- Onderscheiden wat van G-d komt en wat niet.
Petrus wordt niet beloond met een 10/10. Hij krijgt veel meer, nl. een duiding over wie híj is en wat híj zal betekenen voor de wereld. Hij krijgt een nieuwe naam (rots) met een levensopdracht: rots zijn voor zijn Gemeenschap, voor de Kerk. Wat een zalige – G-ddelijke – opdracht is dat!