Mt.13,31-35 (31/07/2023)
31 Hij [Jezus] legde hen [het volk] nog een andere gelijkenis voor:
“Het koningschap der hemelen is te vergelijken
met een mosterdzaadje
dat iemand zaaide in zijn akker.
32 Het is veel kleiner dan alle andere zaden,
maar als het is opgegroeid,
wordt het groter dan alle tuingewassen
en wordt bijna een boom,
zodat de vogels in zijn takken kunnen nestelen.”
33 Nog een andere gelijkenis vertelde hij hen:
“Het koningschap der hemelen is te vergelijken
met zuurdeeg
dat een vrouw verwerkte in drie maten meel,
zodat het in z’n geheel doordesemd werd.”
34 Jezus sprak deze gelijkenissen uit tegen de menigte.
Tegen hen sprak hij niet anders dan in gelijkenissen,
35 opdat vervuld zou worden wat de profeet zei:
“Mijn mond zal ik opendoen in gelijkenissen;
ik zal uitspreken wat verborgen was vanaf de grondlegging van de wereld.”
Als de schrijvers van de Bijbel planten gebruiken om koninkrijken uit te beelden, nemen ze altijd machtige, majestueuze bomen. In het boek Daniël wordt het Babylonische rijk voorgesteld als “een reus van een boom, die met zijn top tot in de hemel reikte”(Daniël 4,11). De profeet Ezechiël vergelijkt het rijk van de farao van Egypte met “een ceder van de Libanon, met mooie takken, met schaduwrijk gebladerte en een rijzige stam”(Ezechiël 31,3).
Jezus’ keuze voor de mosterdplant is dan wel verrassend: een bescheiden, onopvallende struik, die op de akker groeit, in de moestuin, of als ‘onkruid’ in een rommelige hoek van de tuin. Zo is het koninkrijk Gods! Het is alsof het veel gewoner is dan je denkt. Het is geen machtige ceder, veeleer een eenvoudige huis-tuin-en-keukenplant die tot bloei komt in het gewone leven van elke dag. Heel dichtbij. Het heeft niets spectaculairs. Overal waar mensen alert en zorgzaam omgaan met elkaar of m.a.w. Jezus proberen na te volgen, daar is G-d. Verder hoef je het rijk G-ds niet te zoeken.