Mt.17,10-13 (10/12/2022)
Zijn leerlingen vroegen aan Jezus: “Waarom zeggen de schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?”
Hij antwoordde hen: “Ja, Elia zal eerst komen en alles herstellen. [Mal.3,24] Maar ik zeg jullie: Elia ís al gekomen, maar ze hebben hem niet herkend en met hem gedaan wat ze wilden. Zo zal ook de mensenzoon lijden door hen.”
Toen begrepen de leerlingen dat hij hen over Johannes de doper sprak.
De Joden leefden in een sterke Messias-verwachting. Ten tijde van Jezus was dit nog versterkt door de bezetting van hun land door de Romeinen. Daarbij hoorde ook dat de komst van die Messias zou voorafgegaan worden door de terugkomst van de profeet Elia. Die had zo’n millennium eerder de eerste koning aangekondigd en was daarna op mysterieuze wijze van de aardbol verdwenen. Hij zou dus terugkomen om de ware Messias aan te wijzen.
Jezus leeft duidelijk in dezelfde lijn van de godsdienst waarin hij is opgegroeid: Ja, Elia zal eerst komen. Maar met de aankondiger van de Messias is het voor hem als met de Messias zelf: Voor Jezus is de tijd van de aankondiging van de belofte voorbij, en is het nu de tijd voor de vervulling van de belofte.
Jezus verwijt het de Joden dat ze ‘Elia’ niet herkennen; en hij kan er zo al uit concluderen hoe het met de Messias zelf zal verlopen. Wij kennen ook het vervolg. Maar laat ons niet te snel het ‘de Joden’ verwijten. Zullen wíj – vandaag, in ons eigen leven – herkennen dat de belofte al ís vervuld?
Mt.1,1-17 (17/12/2022)
Boek van de geschiedenis van Jezus de gezalfde [Christos-Messiah], zoon van David, zoon van Abraham.
Abraham verwekte Isaak,
Isaak Jakob, Jakob Juda en zijn broers.
Juda verwekte Peres en Zerach bij Tamar.
Peres verwekte Chesron, Chesron Aram.
Aram verwekte Aminadab,
Aminadab Nachson, Nachson Salmon.
Salmon verwekte Boaz bij Rachab,
Boaz Obed bij Ruth.
Obed verwekte Isaï
en Isaï verwekte David, de koning.
Koning David verwekte Salomo bij de vrouw van Uria.
Salomo verwekte Rechabeam,
Rechabeam Abia, Abia Asa.
Asa verwekte Josafat,
Josafat Joram, Joram Uzzia.
Uzzia verwekte Jotam,
Jotam Achaz, Achaz Hizkia.
Hizkia verwekte Manasse,
Manasse Aman, Aman Josia.
Josia verwekte Jechonja en zijn broers
ten tijde van de Babylonische ballingschap.
Na de Babylonische ballingschap verwekte Jechonja Sealtiël,
Sealtiël verwekte Zerubbabel.
Zerubbabel verwekte Abihud,
Abihud Eljakim, Eljakim Azor.
Azor verwekte Zadok,
Zadok Achim, Achim Eliud.
Eliud verwekte Eleazar,
Eleazar Mattan, Mattan Jakob.
Jakob verwekte Jozef, de man van Maria,
uit wie Jezus werd geboren,
genoemd: de gezalfde [Christos-Messiah].
Dus, van Abraham tot David:
veertien generaties;
van David tot de Babylonische ballingschap:
veertien generaties;
van de Babylonische ballingschap tot de gezalfde:
veertien generaties.
G-d schrijft geschiedenis met mensen. Generatie na generatie gaat hij met hen op weg. Regelmatig wordt het gangbare patroon (X verwekt Y, dat wat als algemeen waar en juist wordt aanvaard) doorbroken. Hij breekt in in onze mensengeschiedenis.
Dat gebeurt telkens als het leven lastig, mensonwaardig en onleefbaar wordt. Telkens weer breekt G-d in en wordt leven opnieuw mogelijk. Er ontstaat een nieuw begin, een nieuwe tijd. De maatschappij herstelt zich, elke keer opnieuw, door een samenspel van vrouwen en mannen.
Zo ook in Jozef en Maria. In hen mag hij op de wereld komen, eenvoudig, weerloos en kwetsbaar.
Zo zal hij geschiedenis blijven schrijven en blijven inbreken in mensenlevens, nog generaties lang. Ook bij jou, ook bij mij, en zo mogen wij – vrouwen en mannen – mens-worden en groeien naar een liefdevol, zorgzaam samen-leven met elkaar.
Mt.2,1-12 (8/01/2023)
Toen nu Jezus geboren was in Betlehem van Judea, in de dagen dat Herodes koning was, kijk, daar kwamen wijzen uit het oosten naar Jeruzalem. Die zeiden: “Waar is de nieuwgeboren koning van de Joden? Want wij hebben zijn ster in het oosten gezien en wij zijn gekomen om voor hem neer te knielen.”
Toen koning Herodes dit hoorde, raakte hij erg verontrust, en heel Jeruzalem met hem. Hij bracht alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk bijeen en ondervroeg hen over waar de Gezalfde [christos/messiah] geboren zou worden. Ze zeiden hem: “In Betlehem van Judea, want zo staat geschreven door de profeet: En jij, Betlehem, land van Juda, bent zeker niet de kleinste onder de leiders van Juda, want uit jou zal een leider voortkomen die herder zal zijn voor mijn volk Israël.” [Micha 5,1-3]
Toen riep Herodes in het geheim de wijzen en vroeg hun nauwkeurig naar de tijd van het verschijnen van de ster. Hij zond hen naar Betlehem en zei: “Ga, en doe een nauwkeurig onderzoek naar het kindje, en van zodra je het gevonden hebt, bericht het mij dan, zodat ook ik voor hem kan komen neerknielen.”
Nadat ze de koning aanhoord hadden, gingen ze op weg. En kijk! De ster die ze in het oosten hadden gezien ging voor hen uit tot hij stil bleef staan boven de plaats waar het kindje was. Bij het zien van de ster werden zij met zeer grote vreugde vervuld.
Ze gingen het huis binnen en vonden het kindje en zijn moeder Maria. Ze vielen voor hem neer op hun knieën, openden hun schatkisten en boden het geschenken: goud, wierook en mirre.
Nadat ze in een droom een aanwijzing hadden gekregen om niet naar Herodes terug te keren, keerden zij langs een andere weg terug naar hun land.
Wat een contrast! Wat een verschil in ‘koning-zijn’: koning Herodes en koning Jezus …
Koning Herodes: groot in politieke en materiële macht. Iedereen moet naar zijn pijpen dansen – hij maakt ze zelfs tot kindermoordenaars. Maar hij wordt wel verontrust door de geboorte van een kind – angsthaas! –; hij moet de schriftgeleerden erbij halen om iets te weten te komen over G-ds belofte; en hij laat zich domweg om de tuin leiden door een vreemd stelletje ‘wijzen’ – buitenlanders tenslotte.
En koning Jezus: daad-werkelijk klein en machteloos als een baby. Overgeleverd aan de goeie wil en de liefde van mede-mensen. Een en al vertrouwen dat het leven hem geschonken is. Hij hoeft er geen dikke boeken voor te raadplegen: herders met schapen en een stelletje ‘wijzen’ – buitenlanders dan nog – bevestigen het hem in volle vrije overgave aan hem.
Welke koning zul jij koning laten zijn over jouw leven? De wijzen weten alvast voor wie ze kiezen …
Mt. 4,1-11 (26/02/2023)
Toen werd Jezus door de geest naar de hoger gelegen woestijn geleid, waar hij door de uiteendrijver [splitser / diabolos] beproefd werd. Hij vastte veertig dagen en nachten en was toen uitgehongerd.
De beproever kwam naar hem en zei:
“Als jij de zoon van God bent, zeg dan aan deze stenen dat ze broden moeten worden.”
Maar Jezus antwoordde: “Niet van brood alleen zal de mens leven, maar van alle woorden die uitgaan van Gods mond.” [Deut.8,3]
Toen nam de uiteendrijver hem mee naar de heilige stad en plaatste hem op de dakrand van het heiligdom. Hij zei:
“Als jij de zoon van God bent, werp dan jezelf naar beneden. Want er staat geschreven: Want hij geeft zijn engelen opdracht [je op al je wegen te bewaren]. Hun handen zullen je dragen zodat je je voet niet stoot aan een steen.” [Ps.91,11-12]
Jezus zei hem: “Er staat óók geschreven: Je zult de Heer je God niet op de proef stellen.” [Deut.6,16]
Opnieuw nam de uiteendrijver hem mee, nu naar een zeer hoge berg, en toonde hem alle koninkrijken van de wereld en hun grootsheid. Hij zei hem:
“Aan jou zal ik dit alles geven, als je je voor mij neerbuigt.”
Toen zei Jezus: “Ga weg, tegenstander [satana], want er staat geschreven: Je zult je neerbuigen voor de Heer God, en hem alleen zul je dienen.” [Deut.6,13]
Toen verliet de uiteendrijver hem. En kijk, er kwamen engelen die hem dienden.
De ‘diabolos’ (waar het woord duivel van is afgeleid) is eigenlijk: de splitser, de tweedrachtzaaier, de uiteendrijver. Het gaat dus om allen en alles in het leven dat mensen van elkaar vervreemdt, en staat dus diametraal tegenover dat- en diegene die verbindt.
Mensen zijn niet zo moeilijk uiteen te spelen. De ‘diabolos’ krijgt vaak nogal vrij spel met ons. Jezus blijkt echter niet zo makkelijk uiteen te drijven. Het is natuurlijk zijn verbinding met G-d die hem die standvastige stevigheid biedt. Toch is ook hij aan verleiding onderhevig, menselijk als hij nu eenmaal ook is. Maar i.p.v. al te makkelijk op de verleiding in te gaan, zoekt hij telkens de verbinding met G-d te verstevigen, om zich niet uiteen te láten spelen. En hij doet dat langsheen de Schrift.
Wie het Woord G-ds leest, herleest, in zich opneemt, door zich heen laat gaan, … heeft een ‘verbindingslijn’ waar hij/zij telkens kan naar teruggrijpen als de ‘diabolos’ weer eens aan het trekken is.
Laat deze vastentijd dan ook maar een tijd worden van meer toeleg op de Schrift!
Mt.17,1-9 (5/03/2023)
Zes dagen daarna nam Jezus Petrus, Jacobus en zijn broer Johannes mee en bracht hen naar de top van een hoge berg, zij alleen.
Voor hun ogen veranderde hij van gedaante [metamorphose]. Zijn gelaat straalde als de zon en zijn kleren werden wit als licht. En kijk!, Mozes en Elia verschenen hun, die met hem spraken.
Petrus zei tegen Jezus: “Heer, het is goed dat wij hier zijn. Als het jouw bedoeling is, zal ik hier drie tenten maken, één voor jou, één voor Mozes en één voor Elia.”
En kijk!, terwijl hij nog aan het spreken was overschaduwde hen een lichtende wolk. Er klonk een stem uit de wolk: “Dit is mijn daad-werkelijk geliefde zoon in wie ik instemming vind. [Jes.42,1] Luister naar hem.”
Toen ze dit hoorden, wierpen de leerlingen zich neer en werden zeer bevreesd. Jezus kwam bij hen, raakte hen aan en zei: “Sta op, wees niet bevreesd.”
Toen ze hun ogen opsloegen, zagen zij niemand dan alleen Jezus. En afdalende van de berg gebood Jezus hun: “Spreek niemand over dit vergezicht voordat de mensenzoon uit de doden is opgestaan.”
Petrus, Jacobus en Johannes laten zich door Jezus meenemen, de berg op. Daar wordt hun de ogen geopend voor een mens-overstijgende werkelijkheid. Hun beperkte menselijke blik wordt opengetrokken. Ze zien het vergezicht. Ze zien hoe heden en verleden met elkaar verbonden worden. Deze diepere kijk op de werkelijkheid biedt hen een nieuw perspectief op de toekomst. Het maakt hen bang. Een perspectiefwissel toelaten is niet evident, het is totaal anders leren/durven kijken. Ze begrijpen er niets van, maar G-d stelt hen gerust: Luister. Laat je leiden door mijn geliefde zoon. Hij helpt je om de realiteit anders te zien. Hij leert je zien vanuit een liefdevolle verbondenheid.
Jezus raakt hen aan: “Sta op!”, en waarschuwt hen: “Spreek er nog niet over!”
Zij laten zich raken, staan op en leven naar dat aangereikte goddelijke perspectief. Zij leven alsof die toekomst nu reeds waar is.
Misschien kan de vasten voor ons een tijd zijn om ons te oefenen in deze manier van kijken en leven.
Mt.18,21-35 (14/03/2023)
Petrus kwam naar Jezus en vroeg: “Heer, hoe vaak mag iemand tegen mij zondigen om hem nog te vergeven? Tot zeven maal?” [volgens de Thora: drie of vier maal] Jezus antwoordde hem: “Niet tot zeven maal, zeg ik je, maar tot zeventig maal zeven maal!”
Zo is het koningschap van de hemelen te vergelijken met een koning die vereffening wilde vragen van zijn dienaren.
Toen hij begon werd iemand bij hem gebracht die hem tienduizend talenten schuldig was. [= 10.000 x 6.000 daglonen] Omdat hij niets had om te betalen, beval de heer dat hij, met zijn vrouw, kinderen en al wat hij had, verkocht zouden worden. Nu viel de dienaar voor hem op zijn knieën en smeekte: “Wees grootmoedig met mij en ik zal je alles betalen.” De heer werd ten diepste bewogen, liet de dienaar vrij en schold hem het geleende kwijt.
Maar toen die dienaar naar buiten ging, kwam hij een mede-dienaar tegen die hem honderd denariën schuldig was. [= 100 daglonen] Hij greep hem bij de keel: “Betaal wat je me schuldig bent!” De mede-dienaar viel hem aan de voeten en smeekte: “Wees grootmoedig met mij en ik zal je alles betalen.” Maar hij weigerde. Integendeel, hij wierp hem in de gevangenis totdat hij het verschuldigde betaald zou hebben.
Andere mede-dienaars zagen dit gebeuren en waren zo diep geschokt dat ze het gebeuren aan hun heer gingen melden. Toen riep de heer hem bij zich en zei hem: “Inrotte dienaar, heel die schuld heb ik jou kwijtgescholden omdat je mij dat gesmeekt hebt. Moest je je dan ook niet ontfermen over die mede-dienaar, zoals ik me ontfermd heb over jou?” En vertoornd leverde de heer hem over aan de folteraars totdat hij het hele verschuldigde betaald zou hebben.
Zo zal ook mijn hemelse Vader met jullie doen als je niet van harte je mede-mens vergeeft.”
Opnieuw horen we hier een staaltje van de radicaliteit waartoe Jezus oproept. Vergeving, ontferming, barmhartigheid is niet iets om af en toe even te doen (als het mij goed uitkomt), maar moet een permanente levenshouding worden. Als ik G-dgericht met mijn mede-mensen wil omgaan, zal ik mij moeten oefenen in vergeving, want zijn levengevende liefde voor elke mens laat zich net daar sterk voelen.
De ‘eenvoudigste’ weg om de waarheid hiervan te zien, is de rollen even om te draaien, en te durven zien hoezeer ik zelf vergeving, ontferming, barmhartigheid nódig heb. Als ik de moed heb onder ogen te zien dat mijn doen en laten vaak behoorlijk miserabel zijn en vol halfslachtige pogingen en falen, dan zal ik weten dat ik niet kan leven zonder vergeving, …
In de levenshouding van het besef dat ik zelf vergeving nodig heb, zal ik er zelf eerder toe komen te leven in de houding van permanent vergeving te schenken. En dat zal leven geven, aan de ander én aan mezelf.