Mt.5,1-12(12/06/2023)
1 Toen Jezus al die mensen zag,
ging hij de berg op en ging zitten.
Zijn leerlingen kwamen om hem heen.
2 Hij nam het woord en onderrichtte hen:
3 “Gezegend wie leeft in de geest van het bedelaarschap.
Ja, van hen is het koninkrijk der hemelen.
4 Gezegend wie diep droevig zijn.
Ja, zij zullen worden vertroost.
5 Gezegend de ootmoedigen.
Ja, zij zullen te-vrede-nheid ontvangen. [Ps.37,11]
6 Gezegend wie hongeren en dorsten naar wat waarachtig is.
Ja, zij zullen verzadigd worden.
7 Gezegend de barmhartigen.
Ja, zij zullen barmhartigheid ontmoeten.
8 Gezegend wie integer is in denken en doen. [Ps.24,4]
Ja, zij zullen God zien.
9 Gezegend wie vrede bewerken.
Ja, zij zullen kinderen van God worden genoemd.
10 Gezegend wie vervolgd worden om wat waarachtig is.
Ja, van hen is het koninkrijk der hemelen.”
11 “Gezegend zijn jullie
wanneer ze je uitschelden en vervolgen
en onterecht allerlei kwaad over jullie spreken
omwille van mij.
12 Wees blij en jubel!
Ja, overvloedig is jullie loon in de hemelen.
Zo immers werden de profeten vóór jullie ook vervolgd.”
Vandaag beginnen we weer aan twee weken lezing van de Bergrede. Vorig jaar maakten we daar een reeks van en schreven er ook een inleiding bij. Die is nog altijd lezenswaardig en kun je makkelijk vinden via deze link
We kennen dit gedicht als ‘de acht zaligheden’ (hoewel het er eigenlijk negen zijn, maar de laatste is van iets andere aard). Hier is het ‘zalig’ vertaald met ‘gezegend’. Beide woorden proberen uit te drukken dat er in de Bijbelse taal iets staat wat wel wijst op het ontvangen van iets moois, iets bijzonders, maar dat niet bedoeld is om bij jou alleen te blijven. Het houdt een stuwing, een zending in. Jawel, het is iets van G-ds Geest: je ontvangt het, het gaat door je heen en mag daar wonen, en daarlangs bereikt het ook de mensen om jou heen.
Zalig! Gezegend! Vooruit ermee!
Met elk van de 8/9 onderwerpen is er voor ons ‘werk aan de winkel’ om ze te leren beleven ‘in G-ds Geest’, dat is o.a. ‘de geest van het bedelaarschap’. Het geheel van het gedicht start dus bij die ontvangende houding. De rest kan alleen dááruit voortvloeien. En het ‘slot’ is ook voorspelbaar. Wat denk je dat er gebeurt als je werkelijk zó probeert te leven? Ja, vervolging zal je deel zijn, omdat je waar-achtig bent.
… maar van hen is het koninkrijk der hemelen …
Mt.5,33-37 (17/06/2023)
33 “Opnieuw, je hebt gehoord dat er gezegd is tot die van het begin:
Je zult je eed niet breken,
maar voor de Heer gedane beloften nakomen. [Deut.23,22]
34 Ik echter zeg jullie:
Zweer helemaal niet!
Noch bij de hemelen,
want dat is de troon van God;
35 noch bij de aarde,
want dat is zijn voetbank;
noch bij Jeruzalem,
want dat is de stad van de grote Koning;
36 noch bij je eigen hoofd,
want je kunt niet één haar wit of zwart maken.
37 Daarentegen moet jullie woord zijn:
ja is ja, en nee is nee;
en al wat daar bij komt is uit den boze!”
“Je zult je eed niet breken, niet zweren …” werd er gezegd tegen die van het begin. Wil dat zeggen dat men zonder eed gewoon een loopje kon nemen met de waarheid? Is er dan een eed nodig om anderen ervan te overtuigen dat er waarheid gesproken wordt?
Voor Jezus is het duidelijk: “Zweer helemaal niet!”, want een eed doen of zweren is er maar om anderen (en waarschijnlijk ook jezelf) ervan te overtuigen dat je goed bezig bent en de juiste (?) dingen doet en zegt.
In plaats van je te verschuilen achter een eed – daar doe je G-d alleen maar onrecht mee – kan je ook ‘gewoon’ transparant zijn in woord en daad. Je kan ook leven in alle oprechtheid zodat je niets hoeft te verbergen en er ruimte vrij komt voor de a/Ander. Zo zal het te zien zijn en te ervaren, waar je voor staat en waar je voor gaat.
Laat dus je ja, ja zijn en je nee, nee. Leef waar-achtig zoals Jezus dat deed. Hij leefde in G-d en werd zo zelf Waarheid.
Mt.10,26-33 (25/06/2023)
26 Wees dus niet bang voor hen!
Want niets dat bedekt is,
zal niet ontdekt worden,
en niets wat verborgen is,
zal niet bekend worden.
27 Wat ik jullie zeg in het duister,
spreek dat uit in het licht,
en wat je in je oor hoort [fluisteren],
verkondig dat van de daken.
28 Wees niet bang
voor wie het lichaam doden,
maar het waarachtige leven [geest-ziel] niet kunnen doden.
Vrees veeleer hem
die én leven [geest-ziel] én lichaam kan achterlaten in de gehenna.
29 Worden twee musjes niet voor een cent verkocht?
En toch zal niet één van hen op de aarde neervallen
buiten jullie Vader om.
30 Terwijl van jullie zelfs elke haar op je hoofd is geteld!
31 Wees dus niet bang!
Jullie gaan vele musjes te boven.
32 Ieder die zich bij de mensen uitspreekt
als één met mij,
over die zal ook ik mij bij mijn Vader in de hemelen uitspreken
als één met hem.
33 Maar wie mij bij de mensen verloochent,
die zal ik ook bij mijn Vader in de hemelen verloochenen.
Wat Jezus ons vandaag verkondigt is niet min! “Wees niet bang”, terwijl hij zelf spreekt dat het erom kan gaan ons leven te verliezen. Hij heeft het hier over hardhandige tegenwerking en vervolging, tot zelfs marteling en dood toe – een situatie die Christenen toen én nu soms wel ‘ten deel viel’. (Wat zouden wíj doen als we in zo’n situatie zouden terechtkomen?)
Hoe kan hij dan zeggen: “Wees niet bang”? Dat noemt hij in het vervolg van zijn verkondiging: Je hoeft niet bang te zijn, want je bent ‘gekend’.
In onze Westerse wereld is ‘kennen’ een kille, rationele aangelegenheid geworden, waarvan we zeggen dat die net afstand moet houden om ‘objectief’ te zijn. Bijbels ‘kennen’ daarentegen spreekt juist van betrokkenheid, nabijheid, aanhankelijkheid, liefhebben! (Vroeger hadden wij ook de uitdrukking: ze zijn in kennis met elkaar.)
We hoeven dus niet bang te zijn, omdat we door G-d geliefd zijn – en liefde is sterker dan de dood!
Mt.11,25-27 (19/07/2023)
25 Ook in die tijd zei Jezus:
“Ik prijs en dank je, vader, heer van hemel en aarde,
dat je deze dingen verborgen hebt
voor [eigenmachtige] bekwamen en verstandigen
en ze onthuld hebt
voor [onmachtige] onmondigen.
26 Ja, vader, zo heb jij het goed bevonden voor jouw gelaat.
27 Alles is mij door mijn vader toevertrouwd,
en niemand weet wie de zoon is, behalve de vader,
en niemand weet wie de vader is, behalve de zoon
en aan wie de zoon het wil onthullen.
Toch wel een fascinerend stukje Evangelie! Wie gaat er nu prat op zijn boodschap vooral te verkondigen voor ‘onmachtige onmondigen’? En meer nog: de leermeester – Jezus zelf – schaart zich helemaal onder díe groep, en daarmee ook zijn volgelingen, “aan wie de zoon het wil onthullen”.
Toch ligt dat helemaal in de lijn van geheel Jezus’ boodschap én van de Bijbelse boodschap! “De kleinen worden groot gemaakt” – wat Maria, als scharnierfiguur tussen het ‘Oude’ en ‘Nieuwe’ Testament uitroept (Lc.1,52) – zou je werkelijk de samenvatting van het hele Bijbelse verhaal kunnen noemen. Die ‘omkering van de waarden’, zoals dat wordt genoemd – G-d die blijkt ánders te denken dan mensen, en mensen die er baat zouden bij hebben dat ook te doen – is herkenbaar ‘vanaf den beginne’, toen G-d uit niets alles schiep.
Hier klinkt het: De vermoeiden wordt rust gegeven. Terwijl ‘de wereld’ mensen steeds verder opjaagt, zegt G-d: Onder mijn vleugels vind je beschutting. (o.a.Ps.91,3) Als dát geen bevrijdende boodschap is!
Mt.13,18-23 (28/07/2023)
18 Jullie dus, luister naar de gelijkenis van de zaaier:
19 Bij ieder die het woord van het koningschap hoort,
maar niet doorgronden,
komt de slechte en rooft wat in zijn hart is gezaaid.
Dat is de op de weg gezaaide.
20 De op de steenachtige grond gezaaide
is wie het woord hoort
en onmiddellijk vrolijk aanneemt,
21 maar geen wortel heeft in zichzelf
– het zijn mensen van het moment.
Wanneer er verdrukking of vervolging komt
omwille van het woord,
struikelen ze onmiddellijk.
22 De tussen de dorens gezaaide
is wie het woord hoort,
maar door de zorgen van deze wereld
en de begoocheling van de rijkdom
het laten verstikken,
waardoor het onvruchtbaar wordt.
23 De in goede aarde gezaaide
is wie het woord horen en het doorgronden.
Zij brengen vruchten voort,
de één honderd, de ander zestig, nog een ander dertig.”
Zaaien is een krachtig beeld, omdat het zo elementair is. Het hoort, door alle generaties heen, bij het leven. Telkens weer is het zaaien zelf een daad van vertrouwen. Je hebt een klein onooglijk zaadje waarin alles reeds aanwezig is – weliswaar verborgen – en dat gooi je letterlijk uit handen, op hoop van zegen. Je vertrouwt erop dat wat erin zit, ook zal ontkiemen en openbloeien. Zaaien is loslaten, is overlaten. Dat gebaar alleen al is sprekend en heeft een eigen spirituele kracht. Wie zaait, gelooft in de toekomst, hoe dan ook.
Maar wie zaait hier en wat wordt er gezaaid? Tot vier keer toe wordt er gezegd: “De gezaaide is …”. Het lijkt wel te gaan over de mens die gezaaid wordt, wat voor mij althans het beeld nog krachtiger maakt. Geweldig toch dat G-d in zijn mensen zoveel vertrouwen stelt, dat hij ons zo overvloedig uitzaait – met al wat in ons verborgen toch reeds aanwezig is – en erop vertrouwt dat we zullen ontkiemen en openbloeien en zo zijn rijk zichtbaar maken.
Mt.19,23-30 (22/08/2023)
23 En tegen zijn leerlingen zei Jezus:
“Amen, ik zeg jullie:
Voor wie rijk is [aan … kan divers ingevuld worden],
is het moeilijk het koningschap der hemelen binnen te gaan.
24 En opnieuw zeg ik jullie:
Makkelijker is het
voor een kameel door het oog van een naald te gaan,
dan voor een rijke in het koningschap der hemelen binnen te gaan.
25 Toen ze dit hoorden, stonden zijn leerlingen zeer versteld:
“Wie kan dan nog bevrijd worden?”
26 Maar Jezus keek hen aan [met dezelfde blik als naar de adolescent (Mc.10,21)] en zei:
“Bij mensen is dit onmogelijk,
maar bij God is alles mogelijk!” [Gen.18,14]
27 Petrus ging daarop in en zei tegen Jezus:
“Kijk, wíj hebben toch maar alles losgelaten
en wíj zijn je gevolgd.
Wat zal er dan voor ons zijn?”
28 Jezus antwoordde aan allen:
“Amen, ik zeg jullie:
Jullie die mij gevolgd zijn, bij het opnieuw geboren worden,
wanneer de mensenzoon zal zitten op zijn troon van heerlijkheid,
zullen ook zitten op twaalf tronen,
oordelend over de twaalf stammen van Israël.”
29 En ieder die zijn huis heeft losgelaten,
of zijn broers of zussen, of zijn vader of moeder,
of zijn vrouw of kinderen, of zijn akkers,
omwille van mijn naam,
zal honderdvoudig ontvangen
en het volle leven erven.
30 Maar vele eersten zullen laatsten zijn
en de laatsten eersten!”
Na de ontmoeting met ‘de rijke jongeling’ (zie gisteren) gaat het nog door over dat ‘volle leven’ dat pas kan bereikt worden als we het leven uit berekening loslaten. En Jezus trekt die lijn hier nog sterker door. Hij vult het in met nog allerlei zaken, die op zich dus niet verkeerd zijn, maar niet de gehele ruimte van ons leven mogen innemen. Alles waar ik ‘rijk’ aan ben, ttz waar ik mijn leven door laat vullen en mij aan vastklamp alsof dát het leven is, dat is – in het beste geval – alleen nog maar dat ‘gewone leven’, maar niet het ‘volle leven’, waar Jezus van hoopt ons de weg erheen te kunnen wijzen.
Jezus begrijpt ook wel dat dat een moeilijke weg is. Hij zegt zelfs dat het menselijkerwijs eigenlijk niet mogelijk is. Maar daar laat hij het niet bij! Hij kijkt die menselijke mens – mij dus – liefdevol aan, een blik vol warmte en geduld, maar ook vol kracht en uitdaging, en daarin bevestigt hij met stelligheid dat het wél mogelijk is, omdat G-d het mij toewenst!