Verbonden Leven

Mt.14,13-21 (5/08/2024)

13    Toen Jezus dit hoorde [het bericht van de dood van Johannes],
       trok hij zich in een boot van daar terug
       naar een eenzame plaats, alleen.
       En toen de menigte dit hoorde,
       volgden ze hem te voet vanuit hun steden.
14    Toen Jezus uitstapte, zag hij dan ook een grote menigte.
       Hij werd ten diepste bewogen om hen
       en hij genas de zieken onder hen.
15    Toen het avond werd,
       kwamen zijn leerlingen bij hem en zeiden:
       “Dit is een eenzame plaats en het [etens]uur is al voorbij.
       Stuur de menigte weg
       zodat ze in de dorpen rondom
       voedsel voor zichzelf kunnen gaan kopen.
16    Maar Jezus zei hen:
       “Het is niet nodig dat zij weggaan;
       geven jullie hen maar te eten.”
17    “Maar, antwoordden zij,
       wij hebben niet meer dan vijf broden en twee vissen!”
18    Hij zei: “Breng ze mij.”
19    En hij liet de mensen zich neervlijen op het gras.
       Hij nam de vijf broden en de twee vissen,
       keek op naar de hemel,
       zegende en brak de broden,
       en gaf ze aan zijn leerlingen
       en de leerlingen aan de menigte.
20    Allen aten tot ze voldoende gevoed waren.
       En van de overgebleven stukken verzamelden ze twaalf korven.
21    Het waren ongeveer vijfduizend mannen die gegeten hadden,
       vrouwen en kinderen niet meegeteld.

Jezus wil graag eens alleen zijn. Vrij vaak in het Evangelie lezen we daarover. In veel gevallen lijkt het hem niet helemaal te lukken omdat de menigte – en zijn intense betrokkenheid op hen – hem steeds weet in te halen. Dat mág. Hij láát zich uit zijn stilte trekken om er toch maar weer voor hen te zijn. Tot dat ‘herder zijn’ is hij immers geroepen. En toch keert hij telkens naar die stilte terug. Dáár is immers de Bron.
Wij zouden er ons eigen leven kunnen aan spiegelen. Wij echter leven vooral in de drukte van onze taken, en keren ons slechts af en toe – en dan nog vaak pas ‘uit noodzaak’ – naar de stilte. Voor Jezus ligt het omgekeerd: Zijn werkelijke leven is in de stilte, in de verbondenheid met zijn Vader, en van daaruit gaat hij ‘af en toe’ – ook al is dat dan in chronometrische tijd de meerderheid – naar zijn taken. Dát is het wat zijn daden zo immens vruchtbaar maakt. Ook de onze zouden zo kunnen zijn …