Mc.8,27-33 (17/02/2022)
Jezus ging met zijn leerlingen van daar weg naar de dorpen van Caesarea van Filippi [ca. 40km noordelijker, aan de voet van de Hermon, bij de bronnen van de Jordaan; overwegend heidens].
Onderweg vroeg hij hen: “Wie zeggen de mensen dat ik ben?” Ze antwoorden: “Ze zeggen: Johannes de doper; anderen zeggen Elia, of nog anderen één van de profeten.” Toen vroeg hij hun: “Maar jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?” Petrus antwoordde: “Jij bent de Gezalfde [Christos/Messiah]!” Streng zei hij hen hierover met niemand te spreken.
Hij begon hen te onderrichten dat het ‘moest’ [= nodig, noodzakelijk, in de lijn v.d. Bijbelse / Goddelijke logica van de Liefde] dat de mensenzoon veel zou lijden en worden verworpen door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden, dat hij zou worden gedood en na drie dagen opstaan. Hij zei dit vrijmoedig [= in blij vertrouwen].
Petrus nam hem apart en begon hem hierover te weerleggen. Maar Jezus keek om naar zijn leerlingen en sprak Petrus streng toe: “Ga weg, achter mij, weerstrever [satan], want wat je bedenkt is niet van God, maar van mensen.”
Petrus mag dan aanvankelijk wel een voorbeeldig antwoord gegeven hebben, zijn zicht op Jezus is nog niet helemaal ok. Hij wil zo graag een Messias-bevrijder, één die alle onrecht ongedaan maakt. Niet een Messias die zelf ten onder zal gaan aan het onrecht. Dat past niet in zijn plaatje. Hij liet zijn job niet staan om iemand achterna te gaan die voortdurend mensen optilt maar zelf ten onder gaat. Op de koop toe beweert hij dan ook nog dat je er helemaal niets van begrepen hebt als je niet bereid bent dat er bij te nemen. Je verpandt je hart en je ziel toch niet aan een project om het (of jezelf) te laten neerhalen. Dat zal hij Jezus eens uit de doeken doen. Maar hij krijgt lik op stuk: ‘Je denkt niet aan wat G-d wil maar alleen aan wat de mensen willen.’
Jezus volgen houdt ook in ‘zijn kruis opnemen, lijden aanvaarden’. Niet omdat het lijden – om wat voor reden dan ook – goed zou zijn, ook niet omdat het omwille van een goddelijk plan zou moeten, maar omdat het ongewild en ongezocht deel uit maakt van élke grote liefde. Bereid zijn lief te hebben, veronderstelt ook bereid zijn te lijden.
Mc.16,15-20 (25/04/2022) – feest vd evangelist Marcus
Jezus zei tegen hen [zijn leerlingen]: “Ga de hele wereld in en verkondig de bevrijdende boodschap aan de gehele schepping! Wie in vertrouwen zal leven en ondergedompeld worden, die zal bevrijd worden; maar wie niet in vertrouwen zal leven, zal veroordeeld worden.
En dit zijn de tekenen die de vertrouwenden zullen vergezellen: Ze zullen in mijn naam demonen uitdrijven, ze zullen nieuwe talen spreken, ze zullen slangen vastnemen en dodelijk vergif drinken zonder dat het hen schaadt, ze zullen zwakken de handen opleggen en ze zullen het goed stellen.”
Nadat de Heer zo tegen hen gesproken had, werd hij opgenomen in de hemel [1Kon.2,11] en zit aan de rechterhand van God. [Ps.110,1] Maar zij trekken er op uit en verkondigen overal. De Heer werkte met hen mee en bekrachtigde het woord door de tekens die het vergezelden.
Marcus is het oudste Evangelie dat we kennen. Jezus is dan wellicht zo’n 30 jaar dood en het groepje leerlingen een marginaal fenomeen, zelfs in Palestina, laat staan op het wereldtoneel. Toch is hij aan het eind van zijn boek, waarin hij het leven en sterven van Jezus heeft verteld, er heel duidelijk over: en nu is het aan jullie! Wat je ontvangen hebt, geef het door, en niet zomaar een beetje hier of daar, maar aan de gehele schepping! Als dát niet van vertrouwen spreekt?!
En waarmee moeten ze het doen? “Dit zijn de tekenen die de vertrouwende zullen vergezellen” … Her- en herlees maar … en durf erop vertrouwen, want “God werkt met hen mee”!
Ja, ook vandaag geldt deze opdracht én belofte nog onverminderd voor elk wie het meent met zijn leerlingschap van Jezus. De kracht van die belofte – die tegelijk de kracht is om de opdracht op te nemen – wordt des te duidelijker als we de tekenen in ons leven beginnen te herkennen. Zíe – en vertrouw – dat je ‘demonen uitdrijft’; hóor – en vertrouw – dat je ‘een nieuwe taal spreekt’; … en je zult met deze bevrijdende boodschap voortgestuwd worden naar de gehele schepping!
Mc.6,34-44 (10/01/2023)
Toen Jezus uitstapte zag hij dan ook een grote menigte. Hij werd ten diepste bewogen om hen, want ze waren als schapen zonder herder. En hij begon hen over vele dingen te onderrichten.
Toen het al laat geworden was, kwamen zijn leerlingen hem zeggen: “Dit is een eenzame plaats en het is al laat. Stuur hen weg zodat ze naar de dorpen en gehuchten rondom kunnen gaan om eten voor zichzelf te kopen.” Maar hij antwoordde: “Geven jullie hun maar te eten.” Ze vroegen: “Moeten wij dan voor tweehonderd daglonen brood gaan kopen om hen te eten te geven?”
Maar hij vroeg: “Hoeveel broden hebben jullie, ga eens kijken?” Ze keken het na en zeiden: “Vijf, en twee vissen.” Hij gebood hun zich neer te zetten, in groepen op het groene gras. Ze zetten zich in groepen van honderd en van vijftig. Hij nam de vijf broden en de twee vissen, keek op naar te hemel, zegende en brak de broden. Hij gaf ze aan zijn leerlingen om ze hun voor te zetten. Ook de twee vissen deelde hij aan allen.
Allen aten tot ze voldoende gevoed waren en van de overgebleven stukken verzamelden ze twaalf korven – ook van de vissen. Het waren ongeveer vijfduizend mannen die van de broden hadden gegeten.
Jezus wordt innerlijk diep beroerd door de innerlijke nood van de mensen. Maar deze ‘innerlijkheid’ belet hem niet ook oog te hebben voor de ‘uiterlijkheid’. Sterker nog: het is zijn innerlijke beroering die hem in beweging zet om ook uiterlijk tot actie te komen en ook de uiterlijke noden van de mensen te lenigen.
In ons eigen leven is die dubbele beweging niet altijd zo evenwichtig aanwezig. We willen uiterlijk wel wat doen – geld geven bv. – maar zijn met ons hart niet betrokken op de mensen voor wie dat gebeurt. Of schrijnende situaties kunnen ons wel beroeren – “ach, hoe erg!” – maar daar blijft het dan bij.
Het is een hele uitdaging om – als Jezus – ons te laten diep beroeren door wat we bij medemensen zien gebeuren, en dan tegelijk ook in actie te komen. We stellen ons daar heel veel ‘rationele vragen’ bij: dat kan toch niet, … wie ben ik om daaraan te verhelpen, …? Maar Jezus zegt – óns: doe maar! En áls wij dat doen – innerlijk en uiterlijk elkaar laten inspireren – zal er overvloed zijn!
Mc. 3,7-12 (19/01/2023)
Jezus en zijn leerlingen trokken zich terug naar het meer. Een grote menigte volgde hem, vanuit Galilea, Judea, Jeruzalem, Idumea; en van over de Jordaan en rond Tyrus en Sidon. Heel velen die hoorden wat hij allemaal deed, kwamen naar hem.
Hij zei tegen zijn leerlingen dat ze een bootje in de buurt moesten houden opdat ze hem niet zouden verdringen. Want hij genas velen, zodat al wie een of andere kwaal had op hem aandrong om hem aan te raken. En toen de nog niet gereinigde geesten hem zagen, vielen zij voor hem neer en krijsten: “Jij bent de zoon van God!” Maar hij snauwde hen met kracht af dat ze hem niet bekend mochten maken.
Altijd maar weer die meute zieken en gekwelden. Ze dringen tegen hem op in de hoop genezen te worden. Hij had er zijn handen aan vol. Zou hij ze nooit eens beu zijn geraakt? Tenslotte belemmerden ze hem zijn boodschap te verkondigen …
Nee dus. Iedere keer opnieuw geeft hij hen zijn aandacht, zijn tijd en – daardoor – zijn helingskracht. Elders lezen we hoe ze hem ‘beroerden tot in zijn baarmoeder’, zijn ‘barmhartigheid’. Daar voelt hij hun lijden, hun ellende, wanhoop en verwarring. En ze mogen dichtbij komen. Hij laat zich raken door hen – hij laat zich aanraken door hen. Warme nabijheid is helend …
… én verkondigend! Voor Jezus is er geen tegenstelling tussen ‘de bevrijdende boodschap verkondigen’ en ‘mensen bevrijden’ door ze te helen. Woord en daad zijn één voor hem, net zoals in het hele scheppingsgebeuren. In aandachtige nabijheid bij lijdende mensen worden zij (én degene die nabij is) herschapen tot het beeld van G-d dat zij in wezen zijn!
Mc.16,15-18 (25/01/2023)
Jezus zei tegen hen [zijn leerlingen]: “Ga de hele wereld in en verkondig de bevrijdende boodschap aan de gehele schepping!
Wie in vertrouwen zal leven en ondergedompeld worden, die zal bevrijd worden; maar wie niet in vertrouwen zal leven, zal veroordeeld worden.
En dit zijn de tekenen die de vertrouwenden zullen vergezellen: Ze zullen in mijn naam demonen uitdrijven, ze zullen nieuwe talen spreken, ze zullen slangen vastnemen en dodelijk vergif drinken zonder dat het hen schaadt, ze zullen zwakken de handen opleggen en ze zullen het goed stellen.”
Jezus spreekt zijn leerlingen nog een keer toe vooraleer hij ze naar de hele wereld zendt. Ze zullen hun eigen weg moeten gaan, met in hun rugzak het advies van hun leraar. Dit is een heel natuurlijk verloop in de ontwikkeling van mensen: groeien, met vallen en opstaan, op je eigen benen leren staan en dan afscheid nemen van het vertrouwde, de eigen verantwoordelijkheid ontdekken en op je nemen.
Ga!
Treed naar buiten, naar de periferie en waag je tussen de (rafelrand)mensen. Treed uit je vertrouwde omgeving en spreek. Getuig van wat je mocht ervaren.
Vertrouw!
Je hoeft niet bang te zijn: wie vertrouwt, wordt bevrijd en spreekt een nieuwe taal (de taal van de Liefde). Vertrouw en laat je onderdompelen in het Léven.
Het gaat echter niet vanzelf. Je zal moeten oefenen om vol vertrouwen uit jezelf en uit je eigen overtuigingen te treden. Het vraagt wat om uit jezelf naar de ander toe te gaan, en het goede te doen. Maar het zal je goed gaan!
Mc.5,1-20 (30/01/2023)
Ze kwamen aan de overkant van het meer, in het gebied van de Gadarenen. [Gadara is 1 van de 10 steden van Dekapolis, helleens, niet-Joods] Hij stapte uit de boot. Onmiddellijk kwam uit de grafspelonken iemand hem tegemoet: een mens met een nog niet gereinigde geest, die woonde tussen de graven. Zelfs met ketens was niemand meer bij machte hem te binden. Meerdere keren had men hem gebonden met voetboeien en ketens, maar de ketens trok hij uiteen en de boeien verbrijzelde hij. Niemand was sterk genoeg om hem te bedwingen. Altijd maar door, zowel ’s nachts als overdag, was hij in de bergen en tussen de graven en schreeuwde en sloeg zichzelf met stenen.
Hij had Jezus al van ver gezien, rende op hem af en viel voor hem neer. Krijsend riep hij luid: “Wat is er tussen mij en jou, Jezus, zoon van de allerhoogste God? Ik bezweer je, kwel mij niet!” Want Jezus had tegen hem gezegd: “Ga weg uit deze mens, nog niet gereinigde geest.” En hij vroeg hem: “Hoe is je naam?” Hij antwoordde: “Legioen is mijn naam, omdat wij met velen zijn.” En hij smeekte hem met aandrang dat hij hen niet uit het gebied zou wegzenden.
Er was daar tegen de bergflanken een grote kudde varkens aan het grazen. Ze smeekten hem: “Stuur ons naar die varkens, dat wij daar onze intrek kunnen nemen.” Hij stond het hun toe, en onmiddellijk gingen de nog niet gereinigde geesten weg [uit de man] en trokken in in de varkens. De kudde – zo’n tweeduizend varkens – stortte zich vanaf de helling in het meer en ze verdronken.
Degenen die de varkens aan het hoeden waren, vluchtten en berichtten ervan in de stad en op de velden. Men trok er op uit om te zien wat er gebeurd was. Ze kwamen bij Jezus en zagen de man die bezeten was geweest door het legioen, gekleed zittend en bij zijn verstand. En zij werden bang. Zij die het gezien hadden, vertelden hun hoe het gebeurd was, met de bezetene en met de varkens. En zij smeekten Jezus uit hun gebied weg te gaan. Hij stapte in de boot.
De man die bezeten was geweest, smeekte hem om bij hem te mogen blijven. Jezus stond het hem niet toe, maar zei: “Ga naar huis, naar je familie en vrienden, en verkondig wat de Heer voor jou heeft gedaan en hoe hij zich over jou heeft ontfermd.” En hij vertrok en begon te verkondigen in Dekapolis. En allen verwonderden zich.
Het gebeurt dat een mens vast zit aan van alles en nog wat en de vrijheid niet vindt om voluit te leven. Een mens … onvrij, in de greep van de waanzin en daardoor buitenspel gezet, uit de maatschappij geweerd, onbegrepen en heel alleen wordt hij achtergelaten …
Tot iemand hem ziet omdat die iemand vérder ziet, voorbij dat wat de man vastzet. Iemand die durft te benoemen waar het om draait. Iemand die een naam geeft aan wat mensen in de greep houdt.
Op dat moment gebeurt er iets. Diep van binnen bij de man begint er een gevecht. In alle onmacht wordt er geworsteld, maar Jezus laat de man niet alleen. Hij laat het geploeter gebeuren maar blijft nabij! Hij blijft tot de mens volledig bevrijd is en weer volop kan gaan leven. Hij stuurt hem opnieuw de maatschappij in. Hij wil niet dat hij afhankelijk wordt. De man moet op eigen benen staan en wordt uitgedaagd om vrij en zelfstandig opnieuw het leven op te nemen. Het enige wat Jezus vraagt is dat er getuigd wordt van deze vrijheid en van wie ze gegeven heeft.