Verbonden Leven

Mc.12,1-12 (3/06/2024)

1       Jezus begon tegen hen [de Joodse leiders] in gelijkenissen te spreken:
       “Er was eens een huisheer die een wijngaard aanlegde.
       Hij zette er een omheining rond,
       groef er een perskuip uit
       en bouwde er een wachttoren.
       Toen verhuurde hij hem aan wijnbouwers
       en vertrok naar het buitenland.
     Op de gunstige tijd zond hij een dienaar naar de wijnbouwers
       om zijn deel van de oogst in ontvangst te nemen.
     Ze namen hem echter vast, sloegen hem
       en zonden hem met lege handen weg.
     Opnieuw zond hij een dienaar naar hen,
       maar die verwondden ze aan het hoofd
       en vernederden hem.
     Weer een andere zond hij,
       maar die doodden zij,
       en ook nog vele andere,
       waarvan ze sommigen sloegen en anderen doodden.
     Nu had hij alleen nog zijn geliefde zoon.
       Als laatste zond hij ook hem naar hen,
       denkend dat ze door zijn zoon tot inkeer zouden komen.
     De wijnbouwers zeiden echter onder elkaar:
       “Dat is de erfgenaam!
       Vooruit, laten we hem doden
       en zijn erfenis in bezit nemen.”
     Ze grepen hem dus vast,
       doodden hem
       en wierpen hem buiten de wijngaard.
     Wat zal de heer van de wijngaard nu doen?
       Hij zal komen om die wijnbouwers te doden
       en de wijngaard aan anderen geven.
10    Herkennen jullie het Schriftwoord niet?
       De steen door de bouwers afgekeurd,
       die steen is hoeksteen geworden.
11    Dat is het werk van de heer,
       een wonder is het in onze ogen.” [Ps.118,22-23]
12    Ze zochten hem te grijpen,
       maar ze waren bang voor het volk.
       Ze begrepen immers dat hij deze gelijkenis had verteld
       met hun op het oog.
       Ze lieten hem en gingen weg.

Als we niet opletten zou het wel eens kunnen gebeuren dat we deze gelijkenis – na oppervlakkige lezing – aan de kant schuiven. We denken dat het niet over ons gaat. Wij slaan toch niemand de kop in, of hebben niet de intentie om iemand te vermoorden. Als we echter dieper durven doordringen in de tekst, merken we dat het in se niet daarover gaat, maar wel over een radicale liefde die ons onvoorwaardelijk wordt gegeven. Iemand legt een wijngaard aan en geeft het als ruimte om te leven aan anderen. Hij gaat zelfs zover dat Hij zich in al z’n kwetsbaarheid te kennen geeft, zover dat Hij het meest eigene van zichzelf zendt.
De vraag is dan: Hoe gaan we daarmee om? Hoe reageren wij op goedheid als deze zo radicaal wordt dat de ander zich hélemaal geeft, om ons alle kansen tot leven te geven? Kunnen we de confrontatie aan met zoveel go(e)dheid?
Vandaag krijgen we de kans om deze gelijkenis in de diepte te laten doorsijpelen. Wie weet komen we op het spoor van het Schriftwoord en mag de steen die door de bouwers werd afgekeurd, ook in ons leven tot hoeksteen worden. Het zou verrijkend kunnen zijn.

Mc.6,1-6 (7/07/2024)

     Jezus ging van daar [Kafarnaüm] weg
       en kwam in zijn vaderstad [Nazaret, ca. 40km van Kafarnaüm].
       Zijn leerlingen volgden hem.
     Toen het sabbat werd
       begon hij te onderrichten in de plaats van samenkomst.
       Velen die het hoorden, stonden versteld:
       “Vanwaar heeft hij die dingen?
       Wat voor een wijsheid is er aan hem gegeven?
       En wat een machtige daden gebeuren er door zijn handen!?
     Is dat niet de timmerman,
       de zoon van Maria
       en de broer van Jakobus, Joses, Judas en Simon?
       Wonen zijn zussen niet hier bij ons?”
       En ze namen aanstoot aan hem.
     Maar Jezus zei tegen hen:
       “Nergens wordt een profeet zo miskend
       als in zijn vaderstad, bij zijn verwanten en in zijn huis.”
     En hij kon daar geen enkele machtige daad [wonder] doen,
       behalve dat hij enkele ziekelijken de handen oplegde
       en hen heelde.
     Hij verwonderde zich over hun niet-vertrouwen
       en trok rond langs de dorpen in de omtrek
       en onderrichtte er.

Wat als jouw buurman op straat plots bijzondere ideeën zou beginnen vertellen? Zelfs als hij er nog merkwaardige daden zou bij stellen? Zouden wij hem dan zomaar volgen? Je kunt dit gerust een retorische vraag noemen. We kennen het antwoord: neen, we zouden hem niet volgen! Maar waarom zouden we dan Jézus volgen? Voor de mensen van Nazaret was hij niets anders dan onze buurman voor ons!
Opvallend in deze passage is dat het enkel een paar ziekelijken zijn die zich wél kunnen overgeven aan Jezus’ bijzondere kracht. Wat hebben die voor op hun stadsgenoten? Hebben zij dan geen vooroordelen? Zij hadden toch ook Jezus als buur gehad?
We mogen hen niet ophemelen, alsof zieken automatisch dichter bij Jezus staan, maar onvermijdelijk is wel dat ziek-zijn kwetsbaar maakt. Wie gezond is denkt en doet alsof hij niemand nodig heeft. Wie ziek is weet – vaak tegen zijn eigen zin in – dat hij anderen nodig heeft. Ziek-zijn geeft de mens de kans (!) vooroordelen los te laten en mede-mensen in een ander licht te zien! Wie dat probeert zal helende krachten bij de ander ontdekken …

Mc.6,30-34 (21/07/2024) 

30    De uitgezondenen [aposteloi] verzamelden zich weer bij Jezus
       en gaven hem verslag
       over alles wat ze gedaan en onderwezen hadden.
31    Hij zei tegen hen:
       “Komen jullie nu zelf eens mee naar een eenzame plaats
       om een beetje uit te rusten.”
       Want er waren er zovelen die kwamen en gingen
       dat ze zelfs geen gelegenheid hadden om te eten.
32    Ze vertrokken met de boot
       naar een eenzame plaats, alleen.
33    Velen zagen hen vertrekken
       en ze begrepen wat er gaande was.
       Vanuit de steden renden ze te voet erheen
       en waren er nog vóór hen.
34    Toen Jezus uitstapte
       zag hij dan ook een grote menigte.
       Hij werd ten diepste bewogen om hen,
       want ze waren als schapen zonder herder.
       En hij begon hen over vele dingen te onderrichten.

Het lijkt wel een vakantie-evangelie: “Kom nu zelf eens mee naar een eenzame plaats om wat uit te rusten.” We zouden er inderdaad onze eigen vakantieplannen kunnen aan toetsen: Zijn ze erop gericht uit te rusten? Of jakkeren wij ons alleen maar op een andere manier af dan gedurende het jaar? Voeren ze ons naar eenzamere, stillere plaatsen? Of zoeken wij toch maar weer de ‘gezellige drukte’ op, om de stille stem van G-d niet te hoeven horen?
En er is nog een ander belangrijk criterium om na te gaan of onze vakantie ‘evangelisch’ is: Is ze geen terugplooiing op ons eigen ikje, maar een bezinnings- en herbronningstijd voor onze verantwoordelijkheid voor het rijk van G-d? Maakt ze mij juist gevoeliger voor de innerlijke noden van mijn medemens en laat ik mij daarop dan aanspreken?
Jezus nodigt je uit: “Kom eens mee met mij naar een stille plek …” Ga je mee?

Mc.10,35-45 (20/10/2024)

35    Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeus,
       kwamen bij hem en vroegen:
       “Meester, het is onze bedoeling
       dat je voor ons doet wat wij vragen.”
36    Hij zei hen: “Wat wil je dat ik voor jullie doe?”
37    Ze antwoordden hem:
       “Geef dat wij mogen zetelen in jouw grootsheid,
       één links en één rechts van jou.”
38    Maar Jezus zei hen: “Je weet niet wat je vraagt.
       Kunnen jullie de beker drinken die ik zal drinken,
       of je laten onderdompelen
       met de onderdompeling die ik zal ondergaan?”
39    Ze zeiden hem: “Ja, dat kunnen wij!”
       Hij ging tegen hen verder:
       “Ja, mijn beker zul je wel drinken
       en ondergedompeld worden
       waarin ik ondergedompeld wordt,
40    maar wat betreft het rechts of links van mij zetelen:
       het is niet aan mij dat te geven,
       dat is voor hen voor wie mijn Vader dit bereid heeft.”
41    De tien [overige leerlingen] hoorden dit
       en raakten diep geschokt over Jakobus en Johannes.
42    Maar Jezus riep hen bij zich en zei:
       “Jullie weten dat de leiders van de volken hen overheersen
       en dat de groten hun macht misbruiken tegen hen.
43    Zo mag het bij jullie niet zijn!
       Wie onder jullie groot wil worden,
       moet jullie dienaar zijn,
44    en wie onder jullie de eerste wil zijn,
       moet jullie knecht zijn;
45    zoals de mensenzoon niet gekomen is
       om gediend te worden,
       maar om te dienen
       en zijn leven te geven als losgeld voor velen [= allen].”

Aan het einde van het Evangelie zegt Jezus tegen zijn leerlingen: "Wie van jullie groot wil worden, moet de dienaar van de anderen zijn." Het woord 'dienaar' is vaak geïnterpreteerd als een oproep tot onderdanigheid en het achterwege laten van eigen initiatief, bijna als het tegenovergestelde van ambitie. Maar klopt dat wel? 'Dienen' betekent juist dat je iets waardevols te bieden hebt. Het vraagt dat je je talenten, kennis en vaardigheden inzet om het leven van je medemensen te verbeteren.
Dienen is een vorm van leiderschap die anderen niet neerhaalt, maar hen juist bewust maakt van hun eigen waarde. Hoe bewuster je dat doet, hoe dichter je bij het Evangelie komt. Degene die het meest dienstbaar is, is de grootste in het koninkrijk van G-d. Je mag dus zeker groot willen worden, je mag ambitie hebben en de eerste willen zijn, maar je moet goed weten welke weg je daarmee gaat. Enkel de weg van de dienende Mensenzoon is dé weg, dat is onze weg.

Mc.1,21-28 (11/01/2022)

Ze trokken binnen in Kafarnaum en onmiddellijk ging hij op de sabbatdagen de plaats van samenkomst [synagoge] binnen en gaf onderricht.
Zij waren buiten zichzelf van verbazing door zijn onderricht, want hij onderrichtte als een gezaghebbende, en niet zoals de boekgeleerden.
Onmiddellijk was er in hun plaats van samenkomst een mens met een nog niet gereinigde geest die krijste: “Jij daar, wat is er tussen ons en jou, Jezus van Nazareth!? Ben je gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wel wie jij bent: de heilige van God!” Maar Jezus ging kordaat tegen de geest in met enkel te zeggen: “Gemuilkorfd! Ga uit hem weg!” De nog niet gereinigde geest deed de man stuiptrekken en met luide stem krijsend ging hij weg uit hem.
Allen stonden zo perplex dat ze onder elkaar discussieerden: “Wat is dat allemaal? Wat is dat voor een onderricht dat met gezag zelfs de nog niet gereinigde geesten beveelt en dat ze hem gehoorzamen?”
En onmiddellijk verspreidt dit ongehoorde over hem zich naar heel het ommeland van Galilea.

Wat is dat ‘gezag’ van Jezus toch? Die vraag houdt mij al bezig sinds mijn tienerjaren, waarin ik toen al ervaarde dat er soorten ‘gezag’ bestaan. Met sommige ging je maar al te graag mee, met andere alleen vanuit een of andere dwang. Met Jezus wou ik ook wel mee, maar waarheen was dat dan?
Gaandeweg leerde ik hem kennen door te luisteren naar zijn onderricht. Ik liet mij ‘verwonderrichten’ = mij richten op het wonder. Met dat laatste bedoel ik dan niet zozeer de spectaculaire genezingen, maar eerder op het wonderlijke diepe geheim van Jezus’ leven. Hij had het inderdaad niet (enkel) uit de boeken, maar uit zijn dubbele relatie, zijn verbondenheid naar twee kanten: zijn intieme verbinding met G-d en tegelijk zijn innige verbinding met mensen.
Wat zou hij dan nog bang geweest zijn van ‘nog niet gereinigde geesten’?! Zijn ‘in de kracht van de geest staan’ enerzijds en zijn ‘com-passie’ anderzijds kon hem enkel doen die confrontatie aangaan – én winnen.
Zou ik hem, na al die jaren van ‘verwonderrichten’ ook dáárin durven volgen?

Mc.2,23-28 (18/01/2022)

Op zekere sabbat liep Jezus door korenvelden. Zijn leerlingen plukten al gaande aren.
De farizeeën zeiden tegen hem: “Kijk! Waarom doen zij iets wat op sabbat niet mag?”
Hij antwoordde: “Hebben jullie nooit kennis genomen van wat David deed toen hij gebrek leed en hij en zijn metgezellen honger kregen? [1Sam.21,1-6] Hoe hij – ten tijde van de hogepriester Abjatar – het huis van God binnenging en de uitstallingsbroden opat, die niemand mag eten behalve de priesters, en hoe hij ze ook gaf aan zijn metgezellen?”
“De sabbat is er voor de mens, en niet de mens voor de sabbat. Zo is de mensenzoon heer, ook van de sabbat.

Over vrijheid en heer-lijkheid.
Heer-lijk toch hoe Jezus in waarachtige vrijheid weet om te gaan met ‘de wet’ (= alle geschreven en ongeschreven regels). En heer-lijk toch hoe vrij-makend dat is voor de mensen die hem zo ontmoeten.
We schrijven heer-lijk met koppelteken. Het gaat Jezus echt niet om een ‘happy clappy-leventje’ waar je je van niets zou moeten aantrekken en alleen doen waar je zin in hebt. Het gaat om een leven als ‘heer’, en dat mogen we tegelijk begrijpen als voornaam, correct, met eerbied naar mensen en dingen (én wetten), én ook als ‘soeverein’. Hij laat zich niet dicteren door mensenwetten, maar heeft alleen zijn G-dgerichtheid als kompas.
Dát is echte vrijheid! Vrijheid is níet: alles doen waar je zin in hebt. Waarachtige vrijheid is: je door niets laten tegenhouden (ook geen ‘wet’ dus) om te doen wat je moet doen.
Het klinkt simpel, maar het is het niet! Probeer maar. Het vraagt een voortdurend innerlijk afwegen én een grote durf (‘lev’). Het levert je wel een heer-lijke wandeling door de korenvelden van het leven op in de vrijheid van de kinderen G-ds!