Mc.7,24-30 (9/02/2023)
Jezus vertrok van daar [Galilea] en ging naar het [niet-Joodse] grensgebied van Tyrus en Sidon. Hij trok er in een huis en wilde niet dat iemand het wist. Maar hij kon moeilijk verborgen blijven.
Een vrouw van wie het dochtertje last had van een nog niet gereinigde geest, kwam naar hem toe en viel aan zijn voeten neer. Die vrouw was een Helleense van Syro-Fenicische afkomst [dus niet-Joods, ‘heidens’]. Zij vroeg hem de demon uit haar dochter te verdrijven. Maar Jezus zei haar: “Laat eerst de kinderen [= Joden] verzadigd worden! Want het is niet goed het brood van de kinderen te nemen en dat naar de hondjes [= ‘heidenen’] te werpen.” Maar zij antwoordde hem: “Toch wel, Heer, want ook de hondjes eten onder de tafel van de kruimels van de kindjes!”
Nu zei Jezus haar: “Omwille van deze woorden: ga heen; de demon is uit je dochter weggegaan.” De vrouw ging naar huis en vond het kind in haar bed; de demon was weggegaan.
De vrouw laat zich door Jezus’ botte afwijzing niet omverblazen. Wie weet hoeveel vernederingen ze al heeft moeten doorstaan met een dochter die bezeten is van een onreine geest. Misschien is ze gehard omdat ze er ervaring mee heeft: met de afwijzing, met de vernedering. Ze laat zich in ieder geval niet breken onder het oordeel en ze claimt de kruimels. Zo groot is haar kracht. Zo krachtig is haar geloof. Zo wordt dit verhaal een bijzonder genezingsverhaal, nl. een verhaal waarin Jezus zelf genezen wordt – en wij met hem. Genezen van angst voor het vreemde en voor de vreemdeling. Genezen van huiver voor het onbekende en van de neiging het eigen geluk voor zichzelf te houden alsof het je bezit is. Het is een verhaal dat bevrijdt, omdat grenzen worden overschreden – letterlijk en figuurlijk. Omdat het vreemde, de vreemdeling, deelgenoot wordt. Omdat het mechanisme van de uitsluiting wordt ontmanteld.
Deze vrouw, de niet Jodin, doet het ons voor: zo krachtig geloven dat de reikwijdte van het haalbare vergroot wordt en grenzen verlegt.
Mc.5,1-20 (29/01/2024)
1 Ze kwamen aan de overkant van het meer,
in het gebied van de Gadarenen.
[Gadara is 1 van de 10 steden van Dekapolis, helleens, niet-Joods]
2 Hij stapte uit de boot.
Onmiddellijk kwam uit de grafspelonken iemand hem tegemoet:
een mens met een nog niet gereinigde geest,
3 die woonde tussen de graven.
Zelfs met ketens was niemand meer bij machte hem te binden.
4 Meerdere keren had men hem gebonden
met voetboeien en ketens,
maar de ketens trok hij uiteen
en de boeien verbrijzelde hij.
Niemand was sterk genoeg om hem te bedwingen.
5 Altijd maar door, zowel ’s nachts als overdag,
was hij in de bergen en tussen de graven
en schreeuwde en sloeg zichzelf met stenen.
6 Hij had Jezus al van ver gezien,
rende op hem af en viel voor hem neer.
7 Krijsend riep hij luid:
“Wat is er tussen mij en jou,
Jezus, zoon van de allerhoogste God?
Ik bezweer je, kwel mij niet!”
8 Want Jezus had tegen hem gezegd:
“Ga weg uit deze mens, nog niet gereinigde geest.”
9 En hij vroeg hem:
“Hoe is je naam?”
Hij antwoordde:
“Legioen is mijn naam, omdat wij met velen zijn.”
10 En hij smeekte hem met aandrang
dat hij hen niet uit het gebied zou wegzenden.
11 Er was daar tegen de bergflanken
een grote kudde varkens aan het grazen.
12 Ze smeekten hem:
“Stuur ons naar die varkens,
dat wij daar onze intrek kunnen nemen.”
13 Hij stond het hun toe,
en onmiddellijk
gingen de nog niet gereinigde geesten weg [uit de man]
en trokken in in de varkens.
De kudde – zo’n tweeduizend varkens –
stortte zich vanaf de helling in het meer
en ze verdronken.
14 Degene die de varkens aan het hoeden waren,
vluchtten en berichtten ervan in de stad en op de velden.
Men trok er op uit om te zien wat er gebeurd was.
15 Ze kwamen bij Jezus
en zagen de man die bezeten was geweest door het legioen,
gekleed zittend en bij zijn verstand.
En zij werden bang.
16 Zij die het gezien hadden,
vertelden hun hoe het gebeurd was,
met de bezetene en met de varkens.
17 En zij smeekten Jezus
uit hun gebied weg te gaan.
18 Hij stapte in de boot.
De man die bezeten was geweest,
smeekte hem om bij hem te mogen blijven.
19 Jezus stond het hem niet toe,
maar zei:
“Ga naar huis, naar je familie en vrienden,
en verkondig wat de Heer voor jou heeft gedaan
en hoe hij zich over jou heeft ontfermd.”
20 En hij vertrok
en begon te verkondigen in Dekapolis.
En allen verwonderden zich.
Hier wordt een man ten tonele gevoerd die schreeuwt en met stenen slaat. Hij is bezeten door een niet gereinigde geest. Ergens onderweg is hij zichzelf kwijtgeraakt. Hij is doorheen zijn leven onderhevig geworden aan krachten en innerlijke stemmen tégen het leven. Hij heeft niet langer zeggenschap, niet langer controle over wat en hoe hij iets zegt. Hij is louter verworden tot een stem die schreeuwt. Zo iemand heeft op de ander een afstotende werking. Het is vaak schokkend. In het gewone leven gaan we zo iemand uit de weg, waardoor deze mensen nog meer alleen komen te staan. En door het isolement gaat het van kwaad tot erger. Iemand bezeten door een niet gereinigde geest weet niet beter dan dat hij nietswaardig is. Lijnrecht hier tegenover staat een innerlijke stem die van G-d komt. Ze klinkt klaar en duidelijk wanneer Jezus de tegenkrachten met name noemt. Zo zijn ze niet langer onbekend maar gekend en kan men er mee aan de slag gaan. Tegen zoveel goddelijk Liefde is geen enkele tegenkracht opgewassen. Zij vertelt hoe kostbaar elke mens is in de ogen van G-d.
Mc.16,9-15 (6/04/2024)
9 Toen Jezus in de vroegte van de eerste dag was opgestaan,
verscheen hij het eerst aan Maria van Magdala,
van wie hij zeven demonen had weggedreven.
10 Ze ging het berichten aan wie met hem was
en die nu treurden en weeklaagden.
11 Toen zij hoorden dat hij leefde
en door haar was gezien,
vertrouwden zij het niet.
12 Maar hierna verscheen hij,
in een andere vorm, wandelend,
aan twee van hen die onderweg waren buiten de stad.
13 Ook zij gingen het berichten aan de anderen,
maar ook hen vertrouwden zij niet.
14 Wat later toonde hij zich aan de elf,
terwijl ze aan tafel waren.
Hij maakte hen een verwijt
over hun gebrek aan vertrouwen
en de verhardheid van hun hart,
omdat ze geen vertrouwen hadden geschonken
aan wie hem hadden gezien als de opgestane.
15 Jezus zei tegen hen [zijn leerlingen]:
“Ga de hele wereld in
en verkondig de bevrijdende boodschap
aan de gehele schepping!”
De leerlingen moeten zich ellendig gevoeld hebben toen Jezus gedood werd. Al hun vertrouwen verdwijnt als sneeuw voor de zon. Misschien vragen ze zich wel af waaraan ze hun leven toevertrouwd hebben? Hebben ze het dan helemaal verkeerd aangevoeld? Zijn ze zichzelf achternagelopen? Maar vooral: Hoe moet het nu verder? … Noch Maria Magdalena, noch de twee leerlingen slagen erin om het verharde hart van de anderen open te breken. Alles in hen zit vast. Het enthousiasme en het geloof van de drie is niet voldoende om hen opnieuw in beweging te brengen. Ze laten zich niet overtuigen. Het is duidelijk niet vanzelfsprekend om voorbij verdriet opnieuw tot vertrouwen te komen.
En wanneer Jezus zelf hen treft, krijgen ze van hem de volle laag. Hij zet hen op hun plaats. Hij spreekt hen verwijtend toe over hun gebrek aan vertrouwen.
En toch zijn het deze leerlingen die hij op weg stuurt om zijn boodschap te gaan verkondigen aan de gehele wereld.
Je hoeft dus blijkbaar geen overtuigd gelovige te zijn of een groot vertrouwen te hebben om zijn bevrijdende boodschap uit te dragen.
Waar wachten we dan nog op?
Mc.10,13-16 (25/05/2024)
13 Men droeg kleine kinderen naar hem toe
met de bedoeling dat hij ze zou aanraken
[= hen de handen opleggen, als zegen],
maar de leerlingen weerden hen af.
14 Toen Jezus dit zag, raakte hij diep geschokt
en zei hen:
“Laat de kinderen bij mij komen,
hinder ze niet!,
want het koningschap van God
is voor wie zijn als zij.
15 Amen, ik zeg jullie:
Wie het koningschap van God
niet ontvangt als een kindje,
zal het echt niet binnengaan.
16 En hij nam ze in zijn armen,
legde hen de handen op en zegende hen.
Dit Evangelie behoeft eigenlijk geen uitleg. Het is zo eenvoudig als een … kindje! Waarom maken wij, volwassenen, alles altijd zo ingewikkeld? Waarom verliezen wij die eenvoud of keren we er zo moeilijk naar terug?
Is dat omdat wij ons niet meer laten aanraken – figuurlijk én letterlijk? Is dat omdat wij ons niet meer laten dragen, ergens heen waar anderen van denken dat het Go(e)d voor ons zal zijn? Wij denken ‘groot’ te zijn door onze eigen weg te gaan, terwijl G-ds liefde zo ruim is dat hij ons het Léven gewoon gééft – alleen moeten wij het aannemen als een kindje.
Vandaag een dag om eens te vertoeven in zijn armen en zijn zegenende handen op ons te voelen?
Mc.2,23 – 3,6 (2/06/2024)
23 Op zekere sabbat liep Jezus door korenvelden.
Zijn leerlingen plukten al gaande aren.
24 De farizeeën zeiden tegen hem:
“Kijk! Waarom doen zij iets wat op sabbat niet mag?”
25 Hij antwoordde:
“Hebben jullie nooit kennis genomen van wat David deed toen hij gebrek leed
en hij en zijn metgezellen honger kregen? [1Sam.21,1-6]
26 Hoe hij – ten tijde van de hogepriester Abjatar –
het huis van God binnenging en de uitstallingsbroden opat,
die niemand mag eten behalve de priesters,
en hoe hij ze ook gaf aan zijn metgezellen?”
27 “De sabbat is er voor de mens,
en niet de mens voor de sabbat.
28 Zo is de mensenzoon heer, ook van de sabbat.
1 Jezus ging opnieuw de plaats van samenkomst [in Kafarnaüm] binnen.
Daar was iemand met een verdorde hand.
2 Men hield hem in de gaten
of hij op sabbat zou genezen,
zodat ze hem konden aanklagen.
3 Hij zei tegen degene met de verdorde hand:
“Sta op. Kom hier in het midden.”
4 En tegen hen zei hij:
“Wat moet men doen op sabbat: goed of kwaad,
iemand bevrijden of doden?”
Maar zij zwegen.
5 Woedend keek hij rond,
diep bedroefd om de verhardheid van hun hart,
en hij zei tegen hem:
“Strek je hand uit.”
Hij strekte zijn hand uit en die herstelde helemaal.
6 De farizeeën gingen naar buiten
en onmiddellijk beraadden ze met de herodianen
hoe ze hem zouden kunnen ombrengen.
De vrijheid waarmee Jezus zich doorheen het leven beweegt, is goddelijk. Hij laat zijn doen en laten niet ondoordacht bepalen door menselijke regels en wetten. Telkens weer gaat hij op zoek naar de diepte ervan. Hij probeert op het spoor te komen waarover de wet juist gaat en vraagt zich dan af hoe deze het best de mens kan dienen. Het is toch daarvoor dat regels en wetten bedoeld zijn, niet?
Het gevolg van die goddelijk vrijheid is dat er ruimte vrij komt om helend nabij te zijn. Het wordt mogelijk om de dorheid van anderen op te merken en hen daarvan te bevrijden. Het menselijke onvermogen doet Jezus verdriet en maakt hem zelfs woedend. Zijn leerlingen neemt hij mee in deze reflectieve levensstijl.
Jammer dat goddelijke vrijheid zo bedreigend overkomt zodat men zelfs geen weet meer lijken te hebben van wat goed en kwaad is en men verhardt. Wat is het toch dat zoveel weerstand oproept en ook ons tegenhoudt ons over te geven aan een leven in die goddelijke vrijheid?
Mc.4,35-41 (23/06/2024)
35 Op diezelfde dag, toen het avond was geworden,
zei hij tegen hen:
“Laten we naar de overkant van het meer gaan.”
36 Ze lieten de menigte gaan
en namen hem mee, zoals hij in de boot zat.
Ook andere bootjes waren bij hem.
37 Er stak een hevige stormwind op
en de golven stortten zich op de boot,
zodat die al vol liep.
38 Hij lag ondertussen op het achterschip, op een kussen, te slapen.
Ze maakten hem wakker en zeiden:
“Meester, raakt het jou niet dat we vergaan?”
39 Nu wakker geworden, strafte hij de wind af
en zei tegen het meer: “Zwijg! Wees stil!”
En de wind bedaarde
en er ontstond een grote stilte.
40 Hij zei tegen hen:
“Waarom zijn jullie zo bang?
Hoe kunnen jullie nog zo zonder vertrouwen zijn?”
41 Zij echter werden erg bevreesd
en zeiden tegen elkaar:
“Wie is hij toch,
dat zelfs de wind en het meer hem gehoorzamen?”
Zou het Jezus niet raken dat zij/wij vergaan? O ja, wij denken dat vaak. En méér dan denken. We zijn er zelfs zó van overtuigd dat we het hem verwijten. En toegegeven, het lijkt ook soms wel zo.
Maar dan moeten wij ons een andere vraag stellen: Maken wij hem wakker? Het lijkt een retorische vraag waarop wij automatisch lijken te antwoorden: natuurlijk! Maar misschien moeten we eerlijker naar onszelf kijken. Als er zich iets voordoet in ons leven, bij wie gaan wij dan te rade? Bij Jezus? Of rekenen wij vooral op onze eigen kunde en krachten? Vertrouwen wij niet meer op onszelf dan op de a/Ander?
Zolang wij enkel op eigen krachten vertrouwen, mogen wij niet verwonderd zijn dat het vaak stormt in ons leven. Onze inzichten en mogelijkheden zijn nu eenmaal beperkt, en zeker beperkt tot – in het beste geval – een oplossing voor het probleem. Maar wie Jezus werkelijk wakker roept in zijn leven, hem erin uitnodigt als ‘heer van de wind’, in hem/haar zal een ‘grote stilte’ ontstaan – wat zoveel verder reikt dan ‘een oplossing voor een probleem’.