Mc.10,35-45 (20/10/2024)
35 Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeus,
kwamen bij hem en vroegen:
“Meester, het is onze bedoeling
dat je voor ons doet wat wij vragen.”
36 Hij zei hen: “Wat wil je dat ik voor jullie doe?”
37 Ze antwoordden hem:
“Geef dat wij mogen zetelen in jouw grootsheid,
één links en één rechts van jou.”
38 Maar Jezus zei hen: “Je weet niet wat je vraagt.
Kunnen jullie de beker drinken die ik zal drinken,
of je laten onderdompelen
met de onderdompeling die ik zal ondergaan?”
39 Ze zeiden hem: “Ja, dat kunnen wij!”
Hij ging tegen hen verder:
“Ja, mijn beker zul je wel drinken
en ondergedompeld worden
waarin ik ondergedompeld wordt,
40 maar wat betreft het rechts of links van mij zetelen:
het is niet aan mij dat te geven,
dat is voor hen voor wie mijn Vader dit bereid heeft.”
41 De tien [overige leerlingen] hoorden dit
en raakten diep geschokt over Jakobus en Johannes.
42 Maar Jezus riep hen bij zich en zei:
“Jullie weten dat de leiders van de volken hen overheersen
en dat de groten hun macht misbruiken tegen hen.
43 Zo mag het bij jullie niet zijn!
Wie onder jullie groot wil worden,
moet jullie dienaar zijn,
44 en wie onder jullie de eerste wil zijn,
moet jullie knecht zijn;
45 zoals de mensenzoon niet gekomen is
om gediend te worden,
maar om te dienen
en zijn leven te geven als losgeld voor velen [= allen].”
Aan het einde van het Evangelie zegt Jezus tegen zijn leerlingen: "Wie van jullie groot wil worden, moet de dienaar van de anderen zijn." Het woord 'dienaar' is vaak geïnterpreteerd als een oproep tot onderdanigheid en het achterwege laten van eigen initiatief, bijna als het tegenovergestelde van ambitie. Maar klopt dat wel? 'Dienen' betekent juist dat je iets waardevols te bieden hebt. Het vraagt dat je je talenten, kennis en vaardigheden inzet om het leven van je medemensen te verbeteren.
Dienen is een vorm van leiderschap die anderen niet neerhaalt, maar hen juist bewust maakt van hun eigen waarde. Hoe bewuster je dat doet, hoe dichter je bij het Evangelie komt. Degene die het meest dienstbaar is, is de grootste in het koninkrijk van G-d. Je mag dus zeker groot willen worden, je mag ambitie hebben en de eerste willen zijn, maar je moet goed weten welke weg je daarmee gaat. Enkel de weg van de dienende Mensenzoon is dé weg, dat is onze weg.
Mc.1,21-28 (11/01/2022)
Ze trokken binnen in Kafarnaum en onmiddellijk ging hij op de sabbatdagen de plaats van samenkomst [synagoge] binnen en gaf onderricht.
Zij waren buiten zichzelf van verbazing door zijn onderricht, want hij onderrichtte als een gezaghebbende, en niet zoals de boekgeleerden.
Onmiddellijk was er in hun plaats van samenkomst een mens met een nog niet gereinigde geest die krijste: “Jij daar, wat is er tussen ons en jou, Jezus van Nazareth!? Ben je gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wel wie jij bent: de heilige van God!” Maar Jezus ging kordaat tegen de geest in met enkel te zeggen: “Gemuilkorfd! Ga uit hem weg!” De nog niet gereinigde geest deed de man stuiptrekken en met luide stem krijsend ging hij weg uit hem.
Allen stonden zo perplex dat ze onder elkaar discussieerden: “Wat is dat allemaal? Wat is dat voor een onderricht dat met gezag zelfs de nog niet gereinigde geesten beveelt en dat ze hem gehoorzamen?”
En onmiddellijk verspreidt dit ongehoorde over hem zich naar heel het ommeland van Galilea.
Wat is dat ‘gezag’ van Jezus toch? Die vraag houdt mij al bezig sinds mijn tienerjaren, waarin ik toen al ervaarde dat er soorten ‘gezag’ bestaan. Met sommige ging je maar al te graag mee, met andere alleen vanuit een of andere dwang. Met Jezus wou ik ook wel mee, maar waarheen was dat dan?
Gaandeweg leerde ik hem kennen door te luisteren naar zijn onderricht. Ik liet mij ‘verwonderrichten’ = mij richten op het wonder. Met dat laatste bedoel ik dan niet zozeer de spectaculaire genezingen, maar eerder op het wonderlijke diepe geheim van Jezus’ leven. Hij had het inderdaad niet (enkel) uit de boeken, maar uit zijn dubbele relatie, zijn verbondenheid naar twee kanten: zijn intieme verbinding met G-d en tegelijk zijn innige verbinding met mensen.
Wat zou hij dan nog bang geweest zijn van ‘nog niet gereinigde geesten’?! Zijn ‘in de kracht van de geest staan’ enerzijds en zijn ‘com-passie’ anderzijds kon hem enkel doen die confrontatie aangaan – én winnen.
Zou ik hem, na al die jaren van ‘verwonderrichten’ ook dáárin durven volgen?
Mc.2,23-28 (18/01/2022)
Op zekere sabbat liep Jezus door korenvelden. Zijn leerlingen plukten al gaande aren.
De farizeeën zeiden tegen hem: “Kijk! Waarom doen zij iets wat op sabbat niet mag?”
Hij antwoordde: “Hebben jullie nooit kennis genomen van wat David deed toen hij gebrek leed en hij en zijn metgezellen honger kregen? [1Sam.21,1-6] Hoe hij – ten tijde van de hogepriester Abjatar – het huis van God binnenging en de uitstallingsbroden opat, die niemand mag eten behalve de priesters, en hoe hij ze ook gaf aan zijn metgezellen?”
“De sabbat is er voor de mens, en niet de mens voor de sabbat. Zo is de mensenzoon heer, ook van de sabbat.
Over vrijheid en heer-lijkheid.
Heer-lijk toch hoe Jezus in waarachtige vrijheid weet om te gaan met ‘de wet’ (= alle geschreven en ongeschreven regels). En heer-lijk toch hoe vrij-makend dat is voor de mensen die hem zo ontmoeten.
We schrijven heer-lijk met koppelteken. Het gaat Jezus echt niet om een ‘happy clappy-leventje’ waar je je van niets zou moeten aantrekken en alleen doen waar je zin in hebt. Het gaat om een leven als ‘heer’, en dat mogen we tegelijk begrijpen als voornaam, correct, met eerbied naar mensen en dingen (én wetten), én ook als ‘soeverein’. Hij laat zich niet dicteren door mensenwetten, maar heeft alleen zijn G-dgerichtheid als kompas.
Dát is echte vrijheid! Vrijheid is níet: alles doen waar je zin in hebt. Waarachtige vrijheid is: je door niets laten tegenhouden (ook geen ‘wet’ dus) om te doen wat je moet doen.
Het klinkt simpel, maar het is het niet! Probeer maar. Het vraagt een voortdurend innerlijk afwegen én een grote durf (‘lev’). Het levert je wel een heer-lijke wandeling door de korenvelden van het leven op in de vrijheid van de kinderen G-ds!
Mc.16,15-18 (25/01/2022)
Jezus zei tegen hen [zijn leerlingen]:
“Ga de hele wereld in en verkondig de bevrijdende boodschap
aan de gehele schepping!
Wie in vertrouwen zal leven en ondergedompeld worden, die zal bevrijd worden;
maar wie niet in vertrouwen zal leven, zal veroordeeld worden.
En dit zijn de tekenen die de vertrouwenden zullen vergezellen:
Ze zullen in mijn naam demonen uitdrijven,
ze zullen nieuwe talen spreken,
ze zullen slangen vastnemen
en dodelijk vergif drinken zonder dat het hen schaadt,
ze zullen zwakken de handen opleggen
en ze zullen het goed stellen.”
Dit is waartoe de apostelen gezonden worden (toepasselijk dat dit Evangelie vandaag bij het feest van de bekering van de apostel Paulus gelezen wordt):
Ga!
Treed naar buiten, naar de periferie en waag je tussen de (rafelrand)mensen. Treed uit je vertrouwde omgeving en spreek. Getuig van wat je mocht ervaren.
Onderwijs, verkondig!
Dat laatste is meer dan mensen kennis bijbrengen over G-d. Het gaat over mensen bereid maken om Jezus’ levensstijl tot de hunne te maken. Het gaat over de bereidheid opwekken om je leven door G-d te laten omvormen.
Vertrouw!
Je hoeft niet bang te zijn: wie vertrouwt, wordt bevrijd en spreekt een nieuwe taal (de taal van de Liefde)
Vertrouw en laat je onderdompelen in het Léven.
Leer!
Het komt niet vanzelf. Je zal moeten oefenen om vol vertrouwen uit jezelf en uit je eigen overtuigingen te treden Het vraagt wat om uit jezelf naar de ander (die zo totaal anders is) toe te gaan, je op hem te betrekken en het goede te doen. Maar het zal je goed gaan!
Mc.5,21-43 (1/02/2022)
Nu stak Jezus met de boot weer over naar de andere kant [Kafarnaüm]. Aan de oever van het meer
verzamelde zich een grote menigte bij hem.
Kijk! Een van de oversten van de synagoge, Jaïrus genaamd, kwam ook en toen hij Jezus zag, viel hij aan zijn voeten neer. Hij smeekte hem met aandrang: “Mijn dochtertje ligt op sterven. Kom en leg haar de handen op zodat ze bevrijd wordt en leeft!” Jezus ging met hem mee. Een grote menigte volgde hem en ze drongen tegen hem op.
Er was een vrouw die al twaalf jaar aan bloedverlies leed. Ze had veel geleden onder vele artsen en heel haar bezit eraan besteed, maar er helemaal geen baat bij gehad; integendeel, het was nog slechter geworden. Zij had over Jezus gehoord. Ze naderde hem van achteren in de menigte en raakte zijn kleed aan, want ze dacht: “Zelfs als ik maar zijn kleren kan aanraken, zal ik bevrijd worden.” En onmiddellijk hield het bloedvloeien op en zij voelde aan haar lichaam dat ze van haar gesel genezen was.
Maar onmiddellijk voelde Jezus in zichzelf dat er een kracht van hem was uitgegaan. Hij keerde zich om in de menigte en vroeg: “Wie heeft mijn kleren aangeraakt?” Zijn leerlingen zeiden hem: “Je ziet dat een menigte tegen je opdringt en jij vraagt: Wie heeft mij aangeraakt?!” Maar hij keek rond om te zien wie dit gedaan had. De vrouw nu, wetend wat er met haar was gebeurd, kwam angstig en bevend bij hem, viel voor hem neer en vertelde hem de hele waarheid. En hij zei haar: “Dochter, je vertrouwen heeft je bevrijd. Ga in vrede, en wees genezen van je gesel.”
Hij was nog aan het spreken, toen ze van het huis van de synagoge-overste kwamen zeggen: “Je dochter is gestorven. Wat val je de meester nog lastig?!” Maar Jezus hoorde wat er gezegd werd en zei tegen Jaïrus: “Wees niet bang, vertrouw alleen maar.” Hij liet niemand toe hen te volgen, behalve Petrus, Jakobus en Johannes, de broer van Jakobus.
Ze kwamen in het huis van de overste en hij zag de grote beroering, het luide wenen en jammeren. Hij ging binnen en vroeg hun: “Waarom zo’n beroering en geween? Het kind is niet gestorven, maar slaapt.” Maar ze lachten hem uit. Hij stuurde hen echter allemaal weg. De vader en moeder van het kind en de leerlingen die bij hem waren, nam hij mee en ging de plaats binnen waar het kind lag. Hij pakte de hand van het kind vast en zei tegen haar: “Talitha koem!”, wat vertaald betekent: Meisje, ik zeg je: sta op! Onmiddellijk stond het meisje op en liep rond – want het was twaalf jaar. Allen waren buiten zichzelf van verbazing. Hij gebood hun nadrukkelijk dat niemand dit te weten mocht komen. En hij zei dat ze haar te eten moesten geven.
Wat is er in die 12 jaar gebeurd? – Heb je bemerkt dat het voor beide betrokken vrouwen over een periode van 12 jaar gaat? – En wat doet Jezus ánders waardoor het ook anders uitdraait voor hen?
Beide hebben heel veel zorg gekregen, en dat ongetwijfeld met de beste bedoelingen. Ouders en artsen hebben alles gedaan wat ze konden om hen te geven wat ze hadden, maar blijkbaar vanuit het éigen perspectief en misschien wat te weinig vanuit het perspectief van de ánder.
Het moet Jezus opgevallen zijn dat Jaïrus sprak over dochtertje, en daarvoor een woord gebruikt voor een kind van hooguit een jaar of 4, terwijl ze 12 is, in die tijd bijna volwassen en huwbaar! Wat verstikt door dit ‘verkleinwoord’ was er geen leven meer voor haar. Jezus spreekt haar aan als volwaardig mens, en dat ze ook daarbij passend voedsel moest krijgen. Dan kan ze léven!
Ook de dokters hebben hun beste krachten besteed (en er wel wat aan verdiend). Velen hebben háár aangeraakt; Jezus liet zích aanraken (zónder eraan te verdienen). Hoe bevrijdend kan het niet werken als ik vrij mijn krachten laat stromen naar de ander …