Mc.5,1-20 (29/01/2024)
1 Ze kwamen aan de overkant van het meer,
in het gebied van de Gadarenen.
[Gadara is 1 van de 10 steden van Dekapolis, helleens, niet-Joods]
2 Hij stapte uit de boot.
Onmiddellijk kwam uit de grafspelonken iemand hem tegemoet:
een mens met een nog niet gereinigde geest,
3 die woonde tussen de graven.
Zelfs met ketens was niemand meer bij machte hem te binden.
4 Meerdere keren had men hem gebonden
met voetboeien en ketens,
maar de ketens trok hij uiteen
en de boeien verbrijzelde hij.
Niemand was sterk genoeg om hem te bedwingen.
5 Altijd maar door, zowel ’s nachts als overdag,
was hij in de bergen en tussen de graven
en schreeuwde en sloeg zichzelf met stenen.
6 Hij had Jezus al van ver gezien,
rende op hem af en viel voor hem neer.
7 Krijsend riep hij luid:
“Wat is er tussen mij en jou,
Jezus, zoon van de allerhoogste God?
Ik bezweer je, kwel mij niet!”
8 Want Jezus had tegen hem gezegd:
“Ga weg uit deze mens, nog niet gereinigde geest.”
9 En hij vroeg hem:
“Hoe is je naam?”
Hij antwoordde:
“Legioen is mijn naam, omdat wij met velen zijn.”
10 En hij smeekte hem met aandrang
dat hij hen niet uit het gebied zou wegzenden.
11 Er was daar tegen de bergflanken
een grote kudde varkens aan het grazen.
12 Ze smeekten hem:
“Stuur ons naar die varkens,
dat wij daar onze intrek kunnen nemen.”
13 Hij stond het hun toe,
en onmiddellijk
gingen de nog niet gereinigde geesten weg [uit de man]
en trokken in in de varkens.
De kudde – zo’n tweeduizend varkens –
stortte zich vanaf de helling in het meer
en ze verdronken.
14 Degene die de varkens aan het hoeden waren,
vluchtten en berichtten ervan in de stad en op de velden.
Men trok er op uit om te zien wat er gebeurd was.
15 Ze kwamen bij Jezus
en zagen de man die bezeten was geweest door het legioen,
gekleed zittend en bij zijn verstand.
En zij werden bang.
16 Zij die het gezien hadden,
vertelden hun hoe het gebeurd was,
met de bezetene en met de varkens.
17 En zij smeekten Jezus
uit hun gebied weg te gaan.
18 Hij stapte in de boot.
De man die bezeten was geweest,
smeekte hem om bij hem te mogen blijven.
19 Jezus stond het hem niet toe,
maar zei:
“Ga naar huis, naar je familie en vrienden,
en verkondig wat de Heer voor jou heeft gedaan
en hoe hij zich over jou heeft ontfermd.”
20 En hij vertrok
en begon te verkondigen in Dekapolis.
En allen verwonderden zich.
Hier wordt een man ten tonele gevoerd die schreeuwt en met stenen slaat. Hij is bezeten door een niet gereinigde geest. Ergens onderweg is hij zichzelf kwijtgeraakt. Hij is doorheen zijn leven onderhevig geworden aan krachten en innerlijke stemmen tégen het leven. Hij heeft niet langer zeggenschap, niet langer controle over wat en hoe hij iets zegt. Hij is louter verworden tot een stem die schreeuwt. Zo iemand heeft op de ander een afstotende werking. Het is vaak schokkend. In het gewone leven gaan we zo iemand uit de weg, waardoor deze mensen nog meer alleen komen te staan. En door het isolement gaat het van kwaad tot erger. Iemand bezeten door een niet gereinigde geest weet niet beter dan dat hij nietswaardig is. Lijnrecht hier tegenover staat een innerlijke stem die van G-d komt. Ze klinkt klaar en duidelijk wanneer Jezus de tegenkrachten met name noemt. Zo zijn ze niet langer onbekend maar gekend en kan men er mee aan de slag gaan. Tegen zoveel goddelijk Liefde is geen enkele tegenkracht opgewassen. Zij vertelt hoe kostbaar elke mens is in de ogen van G-d.