Mc.12,28b-34 (8/03/2024)
28 Er kwam een schriftgeleerde bij hem die vroeg:
“Wat is de eerste wijzing [het voornaamste gebod] van alle wijzingen [geboden]?”
29 Jezus antwoordde hem:
“De eerste van alle wijzingen is:
Luister, Israël,
de Heer is onze God, de Heer is één.
30 Je zult de Heer je God daad-werkelijk liefhebben,
uit geheel je hart, uit geheel je geest,
uit geheel je verstand en uit geheel je kracht. [Deut.6,4-5]
Dit is de eerste wijzing.
31 De tweede, gelijke, is:
Je zult wie jou nabij komt
daad-werkelijk liefhebben als jezelf. [Lev.19,18]
Een andere wijzing, groter dan deze, is er niet.”
32 De schriftgeleerde zei hem nu:
“Goed, meester, het is waar wat je zegt:
God is één en er is geen ander behalve hem,
33 en hem daad-werkelijk liefhebben
uit geheel je hart, uit geheel je geest,
uit geheel je verstand en uit geheel je kracht,
en wie je nabij komt daad-werkelijk liefhebben als jezelf,
dat is méér dan alle brandoffers en andere gaven.”
34 Jezus zag dat hij wijs had geantwoord en zei hem:
“Je bent niet ver van het koningschap van God.”
En niemand durfde hem nog een vraag stellen.
Het eerste wat Jezus noemt, is luisteren en dat is niet evident in een wereld waar zoveel rumoer is. Luister (sjama)! In het Hebreeuws klinkt het als hemel (sjamaim). De Joden wisten het reeds en wij weten het ook: Luisteren is hemels, zowel voor jezelf als voor de ander.
Dus luister! Leg even alle rumoer in en rond jou stil en luister, stem je af op de stem van onze G-d en ga je medemens tegemoet met alle liefde die je in je hebt.
Luisteren en graag zien, daar draait het om, dat is de kern van de zaak (hemels!). G-d graag zien, de mensen graag zien en jezelf graag zien. Kortom elkaar graag zien – G-d in de mens en de mens in G-d – zo raak je ten diepste op elkaar betrokken. Je kan dan niet anders meer dan geloven dat het samen-leven hier en nu anders kan en dat de sleutel daarvoor de Liefde is. En die begint met … te luisteren …
Er resten ons nog 20 dagen (en de rest van ons leven) om ons hierin te oefenen.
Mc.11,1-10 (24/03/2024)
1 Toen Jezus Jeruzalem naderde,
in de buurt van Betfage en Betanië, bij de Olijfberg,
zond hij twee van zijn leerlingen uit:
2 “Ga naar het dorp daar voor je
en onmiddellijk als je binnenkomt
zul je een vastgebonden [ezels]veulen vinden
waarop nog niemand gezeten heeft.
Maak het los en breng het.
3 En als iemand jullie vraagt: waarom doe je dat?,
zeg dan: de heer heeft het nodig.
Hij zendt het zo spoedig mogelijk terug.”
4 Zij trokken er dus op uit.
Ze vonden het veulen,
vastgebonden bij een deur, buiten langs de weg,
en maakten het los.
5 Omstaanders vroegen hen:
“Waarom maken jullie dat veulen los?”
6 Zij antwoordden hen zoals Jezus hen gezegd had
en men liet hen begaan.
7 Zij brachten het veulen bij Jezus,
ze wierpen er hun mantels over
en hij ging er op zitten.
8 Vele mensen spreidden hun mantels uit op de weg;
anderen hakten gebladerte van de bomen
en spreidden die op de weg.
9 Zij die voorgingen en zij die volgden jubelden uit:
“Hosanna! Gezegend hij die komt
in de Naam van de Heer! [Psalm 118,25-26]
10 Gezegend het komende koningschap van onze vader David.
Hosanna in de hoogste [hemelen]!”
De Mensenzoon is op weg naar Jeruzalem, een stad van vrede (?). Hij móet daar zijn. Een heilig moeten! Hij weet dat hem felle confrontaties te wachten staan en toch kan hij niet anders dan luisteren naar die stem in zijn binnenste, en – gedreven door liefde – gaan. De verwachtingen van mensen langs de weg en van zijn vrienden zijn hoog gespannen. Hij zal hen immers bevrijden van overheersende machten. Ja, maar zo ánders dan ze denken. Zij spreiden hun mantels voor hem uit en zwaaien met palmtakken, zo zelfbewust!
Maar hij komt niet hoog te paard, niet met macht bekleed, maar op een ezelsveulen. Zo gaat hij door de straten. Zo en niet anders aanvaardt hij de hulde: Hosanna, zoon van David! Zij/wij roepen hem toe. Weten zij/wij wie hij is? Wat als wij ons inlaten met hem? Wat als ons moeten ook een heilig moeten wordt?
Hij weet wat hem te wachten staat. En toch blijft hij – die weet heeft van weerloze liefde – oog in oog staan met de verharde mens. Hij zal niet – nooit – wijken, omwille van die anderen die ondraaglijke lasten dragen. Ja, Hosanna zal worden: Kruisig hem! En toch zal hij niet ophouden drager van G-ds beeld te zijn.
En wij? Blijven we bij hem op zijn weg, deze Goede week? We zullen willen vluchten. Hij is ons té veel, té groot En toch … Hij zal ons tonen, hij zal ons leren, G-d zij dank, dat in die diepte ‘nieuw leven’ opengebroken wordt. Zouden we ons dan niet met hem inlaten?
Mc.16,15-20 (25/04/2024)
15 Jezus zei tegen hen [zijn leerlingen]:
“Ga de hele wereld in
en verkondig de bevrijdende boodschap
aan de gehele schepping!
16 Wie in vertrouwen zal leven
en ondergedompeld worden,
die zal bevrijd worden;
maar wie niet in vertrouwen zal leven,
zal veroordeeld worden.
17 En dit zijn de tekenen
die de vertrouwenden zullen vergezellen:
Ze zullen in mijn naam demonen uitdrijven,
ze zullen nieuwe talen spreken,
18 ze zullen slangen vastnemen
en dodelijk vergif drinken zonder dat het hen schaadt,
ze zullen zwakken de handen opleggen
en ze zullen het goed stellen.”
19 Nadat de Heer zo tegen hen gesproken had,
werd hij opgenomen in de hemel [1Kon.2,11]
en zit aan de rechterhand van God. [Ps.110,1]
20 Maar zij trekken er op uit en verkondigen overal.
De Heer werkte met hen mee
en bekrachtigde het woord
door de tekens die het vergezelden.
We onderbreken even de Johannes-lezingen voor het feest van de evangelist Marcus. (Van de laatste evangelie-schrijver naar de eerste.) We horen hier het eind van zijn boek.
Het is een scharnier: In het boek zelf wordt het ‘Evangelie’ verkondigd door Jezus, aan de leerlingen; vanaf nu moeten de leerlingen het verkondigen, aan elkaar en aan nieuwe generaties en nieuwe volken. Van Jezus zou je kunnen zeggen dat dat ‘normaal’ was, hij was tenslotte ‘zoon van G-d’, maar van de leerlingen, van ons? Op grond waarvan kunnen wij het Evangelie verkondigen?
Was Jezus ‘zoon van G-d’, wij allen worden toch ook ‘kind van G-d’ genoemd? Hier zegt Marcus dat niet expliciet, maar hij doelt er wel op als hij spreekt van ‘leven in vertrouwen’! Ons vertrouwen in G-d maakt ons tot kind van G-d en doet zijn Geest in ons wonen. Zó leeft zijn Kracht in ons om op onze beurt, op onze plaatsen, in onze tijden, ‘nieuwe generaties en nieuwe volken’ het Evangelie te verkondigen. Misschien moet je er ver voor gaan in je leven om ze te ontmoeten; misschien kom je ze vandaag tegen?!
Mc.9,30-37 (21/05/2024)
30 Ze gingen van daar weg
en trokken door Galilea.
Hij wilde niet dat iemand het wist,
31 want hij onderrichtte zijn leerlingen.
Hij zei hen:
“De mensenzoon wordt uitgeleverd
in de handen van de mensen,
en ze zullen hem doden
en na drie dagen zal hij opstaan.”
32 Zij begrepen dat woord echter niet,
maar schrikten ervoor terug hem ernaar te vragen.
33 Ze kwamen in Kafarnaüm.
Thuis gekomen, vroeg hij hun:
“Waarover ging jullie gesprek onderweg?”
34 Maar ze bleven zwijgen,
want ze hadden het erover gehad wie de grootste was.
35 Hij ging zitten en riep de twaalf.
Hij zei hen:
“Wie de eerste wil zijn,
moet de laatste van allen willen zijn
en ieders dienaar.” “Als je de eerste wil zijn,
zul je de laatste van allen zijn:
ieders slaaf.”
“Als iemand wil de eerste zijn,
zal hij van allen de laatste zijn
en van allen een dienstknecht.”
“Wie de eerste wil zijn,moet de laatste van allen willen zijn en ieders dienaar.” |
“Als je de eerste wil zijn,zul je de laatste van allen zijn: ieders slaaf.” |
36 Hij nam een kind op en zette het in hun midden.
Hij omarmde het en zei:
37 Wie in mijn naam
één van zulke kinderen
bij/in zich opneemt, neemt mij op,
en wie mij opneemt, neemt niet mij op,
maar wie mij gezonden heeft.”
Gisteren stonden we nog onder het kruis. Vandaag zetten we enkele stappen terug in de tijd, de boodschap blijft echter dezelfde: laat je omarmen door de Liefde. Word ontvankelijk en kwetsbaar als een kind.
Voor mij klinkt hier de vraag of ik me, in al mijn kleinheid durf te laten omarmen? En nog straffer – maar Jezus deed het – of ik de weg van het kleine durf te kíezen, de weg waarin ik zelf klein zal zijn en klein gemaakt zal worden?
We weten allemaal dat dit niet evident is – dat weet Jezus ook – “Doe het dus niet in eigen naam”, zegt hij. “Doe het in zijn naam, de naam van wie jou liefheeft.”
Het mooie daarvan is dat het helemaal niet zo ingewikkeld is. Iedereen kan het. Je hebt er geen diploma voor nodig. Je hoeft niet in staat te zijn om mooie, juiste zinnen te formuleren en je hoeft fysisch niet sterk te zijn. Je hebt alleen een ontvankelijk hart nodig dat in alle kwetsbaarheid aangeraakt mag worden door de liefde én de nodige moed om van daaruit te leven.
Mc.9,41-50 (23/05/2024)
41 Ja, wie jullie een beker water te drinken zal geven
in naam dat jullie van Christus zijn,
amen, ik zeg jullie: die zal zijn loon niet ontgaan.
42 En wie één van deze kleinen die in mij geloven doet struikelen,
het ware beter voor hem
om met een molensteen om de nek in zee geworpen te worden.
43 Als je hand je doet struikelen [skandalizo], hak haar af!
Want het is beter voor je
verminkt het leven binnen te gaan,
dan met twee handen naar de gehenna te gaan,
naar het onblusbaar vuur.
45 En als je voet je doet struikelen, hak hem af!
Want het is beter voor je
mank het leven binnen te gaan,
dan met twee voeten in de gehenna geworpen te worden.
47 En als je oog je doet struikelen, ruk het uit!
Wat het is beter voor je
eenogig het leven binnen te gaan,
dan met twee ogen in de gehenna geworpen te worden,
48 waar de wormen blijven knagen
en het vuur niet wordt gedoofd. [Jes.66,24]
49 Want ieder zal met vuur gezouten worden.
50 Zout is iets goeds.
Maar als zout zouteloos wordt,
waarmee zul je het dan op smaak brengen?
Behoud dus zout in jezelf
en behoud de vrede onder elkaar.
Hier lezen we de Marcus-versie van wat we beter kennen in z’n Matteüs-versie: “Wat je aan de minste van de mijnen hebt gedaan, dat heb je aan mij gedaan.” Wat daar als bijna een soort aftelrijmpje staat (en waar onze ‘7 werken van barmhartigheid’ op gebaseerd zijn), staat hier in al z’n korte ‘eenvoud’: kleine daden hebben grote gevolgen, zowel in de positieve als in de negatieve richting.
Uit liefde voor wie dreigt verloren te gaan daarin, roept Jezus daarom – helemaal in het spoor van Psalm 1 – dringend op te kiezen voor ‘de weg ten Léven’, i.p.v. voor ‘de weg ten Dode’. Het klinkt radicaal, zoals hij het zegt. Maar er staat dan ook veel op het spel. En het zit hem inderdaad ook in kleine dingen; wie niet radicaal genoeg kiest zal denken (en doen) dat die kleine dagelijkse keuzes voor het goede (“een beker water” of “iemand doen struikelen”) er niet toe doen. Terwijl net het omgekeerde waar is: het is in die kleine dingen dat de fundamentele richting van ons leven duidelijk wordt.
“Twee wegen houd Ik u voor. Kies dan het leven!” (Deut.30,19)
Mc.10,1-12 (24/05/2024)
1 Hij vertrok van daar [Kafarnaum] naar het gebied van Judea,
via de overkant van de Jordaan.
Opnieuw kwam er veel volk bij hem samen
en, zoals hij gewoon was, onderrichtte hij hen.
2 Er kwamen farizeeën naar hem.
Ze vroegen hem, om hem te testen:
“Is het een man geoorloofd zijn vrouw weg te sturen?”
3 Jezus antwoordde hen: “Wat heeft Mozes jullie gewezen?”
4 Ze zeiden:
“Mozes heeft toegestaan een akte van scheiding te schrijven
en haar weg te sturen.” [Deut.24,1]
5 Nu antwoordde Jezus hen:
“Omwille van de verhardheid van jullie hart [sklèrokardian]
heeft hij die wijzing geschreven.
6 Maar vanaf het begin van de schepping
[als principe, in oorsprong en doel]
heeft God de mens mannelijk en vrouwelijk gemaakt. [Gen.1,27]
7 Hierom zal een man zijn vader en moeder verlaten
en zich verbinden aan zijn vrouw, [Gen.2,24]
8 en deze twee zullen één lichaam worden,
zodat ze niet meer twee, maar één zijn.
9 Wat God dus heeft samengebracht,
moet een mens niet scheiden.”
10 Terug thuis vroegen zijn leerlingen hierover door.
11 Hij zei hen:
“Wie zijn vrouw wegstuurt en een ander huwt,
breekt echt, tegen de een, met de ander.
12 En als een vrouw haar man verlaat en een ander huwt,
breekt zij echt.
Waarom stellen de farizeeën (wij?) Jezus toch altijd maar op de proef? Omdat ze (we?) niet wíllen naar zijn boodschap luisteren? Om iets te vinden waarmee ze (we?) ‘correct’ zijn visie van de hand kunnen doen of minstens afzwakken? Om de spreekwoordelijke stok te vinden om de hond te slaan? Jezus laat zich echter niet uit het lood slaan en verkondigt onverkort en radicaal zijn boodschap van innige liefde en verbondenheid.
Éven radicaal echter is hij in het zelf beléven van die innige liefde en verbondenheid! Hoe radicaal zijn boodschap soms ook klinkt, en hij inhoudelijk daar geen gram van af doet, tegelijkertijd stoot hij zelf niemand uit zijn liefde, ook niet als ze op het punt van zijn radicale boodschap niet aan dat ideaal toekomen! Over het lastige onderwerp van dit stuk Evangelie, hebben we elders het voorbeeld daarvan: stel deze radicale boodschap eens naast zijn handelwijze met ‘de overspelige vrouw’ die men wilde stenigen …