Verbonden Leven

Mc.13,24-32 (17/11/2024) 

24    “Maar in die dagen, na de verbijstering,

       zal de zon verduisterd worden
       en de maan haar licht niet geven; [Jes.53,10]
25    de sterren zullen uit de hemel vallen
       en de hemelse machten wankelen. [Jes.34,4]
26    En dan zullen zij de mensenzoon zien [Dan.7,13]
       in wolken met grote macht en heerlijkheid.
27    Dan zal hij zijn boodschappers [angeloi] uitzenden
       en zijn uitgekozenen samenbrengen
       uit de vier windstreken,
       van het uiterste van de aarde
       tot het uiterste van de hemel. [Deut.30,4]

28    Maar leer van de vijgenboom deze gelijkenis:
       Wanneer zijn tak zacht wordt en de bladeren uitbotten,
       dan weet je dat de zomer nabij is.
29    Zo ook jullie:
       Wanneer je deze dingen [de tekens] ziet gebeuren,
       weet dan dat het [de komst van de mensenzoon] nabij is,
       bij de deur.
30    Amen, ik zeg jullie:
       Deze generatie zal niet voorbijgaan
       zonder dat deze dingen zijn gebeurd.
31    Hemel en aarde zullen voorbijgaan,
       maar niet mijn woorden.
32    Maar omtrent dag en uur weet niemand iets,
       ook niet de boodschappers, zelfs niet de zoon,
       maar alleen de Vader.

In de tijd kort na Jezus, leefde men in de verwachting dat hij op korte termijn zichtbaar zou terugkomen. Marcus probeert zijn lezers bij te brengen dat het niet zo duidelijk is wanneer de Mensenzoon zal komen en dat het wachten geduld, moed en vertrouwen vraagt. Wij leven nu niet meer met diezelfde concrete verwachting, maar we leven wel met een verlangen naar en een vermoeden van volheid. Het vraagt van ons ook moed en vertrouwen om te blijven wachten, te blijven verwachten.
We zúllen het meemaken – kijk maar naar de vijgenboom.
We leven in de tijd tussen heden en ‘kairos’: de tijd van volheid. Het is een tijd om tekens te verstaan en wakker te leven, juist in de crisis, daar waar jij bent. Een tijd om open te staan voor het onverwachte – een nieuwe spiritualiteit, een onverwacht gesprek, een onverwachte ontmoeting. Een tijd om ruimte te maken voor hoop.
Zo kunnen wij G-d opdelven in onze wereld, zijn licht laten schijnen en de chaos stapje voor stapje op ruimen.

Mc. 8,27-35 (12/09/2021)

Jezus ging met zijn leerlingen van daar weg naar de dorpen van Caesarea van Filippi [ca. 40km noordelijker, aan de voet van de Hermon, bij de bronnen van de Jordaan; overwegend heidens]. Onderweg vroeg hij hen: “Wie zeggen de mensen dat ik ben?”
Ze antwoorden: “Ze zeggen: Johannes de doper; anderen zeggen Elia, of nog anderen één van de profeten.”
Toen vroeg hij hun: “Maar jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?” Petrus antwoordde: “Jij bent de Gezalfde [Christos/Messiah]!” Streng zei hij hen hierover met niemand te spreken.
Hij begon hen te onderrichten dat het ‘moest’ [=noodzakelijk, in de lijn v.d. Bijb./Goddelijke logica v.d. Liefde] dat de mensenzoon veel zou lijden en worden verworpen door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden, dat hij zou worden gedood en na drie dagen opstaan. Hij zei dit vrijmoedig [= in blij vertrouwen].
Petrus nam hem apart en begon hem hierover te weerleggen. Maar Jezus keek om naar zijn leerlingen en sprak Petrus streng toe: “Ga weg, achter mij, weerstrever [satan], want wat je bedenkt is niet van God, maar van mensen.”
Nu riep hij zijn leerlingen en de grotere kring bij zich en zei hen: “Wie de bedoeling heeft achter mij aan te komen, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen, en mij volgen.
Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen,
maar wie zijn leven verliest omwille van mij en de bevrijdende boodschap [euangellion],
die zal het redden.

Toch wel een rare les die Jezus aan zijn leerlingen (wíj dus!) onderricht. Er is nog maar net ‘hiep-hoi’ geroepen – jij bent de gezalfde! – of hij komt ermee dat dat lijden, verwerping en dood met zich mee zal brengen. Realiseren wij het ons voldoende wat voor meester wij volgen (of zéggen te volgen)? Hij laat er immers geen twijfel over bestaan dat het voor wie achter hem aan wil komen (wíj dus), niet anders zal zijn dan voor hem!
Is het Christendom dan toch – zoals sommigen beweren – één boodschap van kommer en kwel? Vandaag horen we inderdaad vooral die ene kant. Maar het is de kant die ‘enkel’ de consequentie is van de andere, namelijk die van een leven in en vanuit de Liefde.
Ga het maar even na in je gewone menselijke leven. Óveral waar je wat ernstig ingaat op waarachtige liefde, zúl je ook uitkomen bij … lijden! Liefde en lijden lijken onlosmakelijk met elkaar Verbonden.
En als dat al zo is bij onze beperkte menselijke liefde … Wat als wij in de sporen willen proberen te lopen van een G-ddelijke, zonder-maatse Liefde …

 

Mc.3,20-21 (21/01/2023)

Hij ging naar huis en opnieuw kwam er zoveel volk samen dat ze geen kans hadden om te eten.
Toen zijn verwanten dit hoorden, gingen ze naar hem toe om hem mee te nemen, want men zei dat hij buiten zijn zinnen was.

Zie je wel dat het toch wel gek was wat Jezus deed! (Zie het commentaar van eergisteren, donderdag.) Altijd maar al dat volk dat om hem heen drong en ‘van allerlei kwalen genezen wilde worden door hem aan te raken’ … En nu blijkt het nog zo erg te worden dat hij niet eens kans had om fatsoenlijk te eten; of er de tijd niet voor nám … Dát kan zijn familie niet meer hebben! Niet uit kwaadwilligheid of onbegrip; wellicht eerder omgekeerd uit grote bezorgdheid en misschien zelfs weloverwogen belang dat hij toch voldoende sterk moest staan om dit werk te kunnen blíjven doen. Of was het toch om de goede naam van de familie te beschermen, want ‘men zei …’? Er werd dus al over geroddeld.
En Jezus – onze voorganger – …? Die trok er zich allemaal niets van aan en ging zijn weg – de weg die hij ‘moest’ gaan. Geen roddel, geen familiebanden, geen honger hield hem tegen om te doen wat zijn roeping was in deze wereld. Leefden wij maar in deze ‘vrijheid van geest’! Er zou veel volk komen luisteren wat we te vertellen hebben …

Mc.4,26-34 (27/01/2023)

Verder zei hij: “Zo is het koningschap van God: Als iemand die zaad uitstrooit op de aarde: hij slaapt en staat op, nacht en dag, en het zaad ontkiemt en groeit, zonder dat hij zelf weet hoe. Want uit de in zichzelf aanwezige kracht brengt de aarde vruchten voort, eerst de halm, dan de aar, dan het volle koren. En wanneer de vruchten rijp zijn, slaat hij er onmiddellijk de sikkel in omdat de oogst is aangebroken.”
Verder zei hij: “Waarmee zouden we het koningschap van God vergelijken? Welk beeld kunnen we ervoor gebruiken? Het is als een mosterdzaadje: Wanneer het in de aarde wordt gezaaid, is het kleiner dan alle zaden op aarde, maar wanneer het is gezaaid, ontkiemt en groeit het en wordt groter dan alle tuingewassen en er komen grote takken aan zodat de vogels zich in hun schaduw kunnen nestelen.”
Met vele zulke gelijkenissen verkondigde hij hun het woord, naarmate zij in staat waren het te horen. Alleen in gelijkenissen sprak hij tegen hen, maar apart met zijn leerlingen, gaf hij hen van alles uitleg.

Het koningschap van God lijkt te gaan over een kracht die ín de wereld aanwezig is. Als je wilt weten hoe het gaat met die goddelijke kracht, kijk dan naar de natuur, zegt Jezus. De planten laten het zien. Ze groeien als het ware vanzelf. Geen enkele plant zal sneller groeien als wij het proces proberen te forceren of naar onze hand trachten te zetten. Neen! Het enige dat we te doen hebben is deze kracht de tijd en de ruimte gunnen die nodig is om tot ontplooiing te komen. Het is niet aan ons om het koningschap te maken. Het is er reeds. Het enige dat ons te doen staat is vertrouwen dat het zal uitgroeien, openbloeien.
Een ander beeld voor het koningschap van God is dat onopvallend mosterdzaadje. Zo klein en toch is alles wat nodig is om uit te groeien reeds in dat kleine zaadje aanwezig. Het koninkrijk is niets spectaculairs. Het is gewoon ‘inwezig’ en groeit steeds verder uit tot een prachtige plek om te vertoeven, een plek van Verbonden Léven, verbonden met elkaar en met alles om je heen.

Mc.6,1-6 (1/02/2023)

Jezus ging van daar [Kafarnaüm] weg en kwam in zijn vaderstad [Nazaret, ca. 40km van Kafarnaüm]. Zijn leerlingen volgden hem. Toen het sabbat werd begon hij te onderrichten in de plaats van samenkomst [synagoge].
Velen die het hoorden, stonden versteld: “Vanwaar heeft hij die dingen? Wat voor een wijsheid is er aan hem gegeven? En wat een machtige daden gebeuren er door zijn handen!? Is dat niet de timmerman, de zoon van Maria en de broer van Jakobus, Joses, Judas en Simon? Wonen zijn zussen niet hier bij ons?” En ze namen aanstoot aan hem.
Maar Jezus zei tegen hen: “Nergens wordt een profeet zo miskend als in zijn vaderstad, bij zijn verwanten en in zijn huis.” En hij kon daar geen enkele machtige daad [wonder] doen, behalve dat hij enkele ziekelijken de handen oplegde en hen heelde. Hij verwonderde zich over hun niet-vertrouwen en trok rond langs de dorpen in de omtrek en onderrichtte er.

Als ik dit voorval met Jezus leg naast wat ik vandaag zie gebeuren, roept het bij mij allerlei bevreemding op.
Hoe komt het dat wij iemand uit de eigen kring niet zo makkelijk vertrouwen als die een boodschap brengt, maar dat liever ‘van buitenaf’ horen – terwijl we tegelijk weer andere stekels opzetten tegenover vreemden? Ook hierin zijn we als de ‘wispelturige kinderen’ waar Jezus het elders over heeft.
Diezelfde vreemdheid is ook vast te stellen als wij dit ‘niet vertrouwen van wie dicht bij ons staat’ nóg dichterbij trekken, nl. naar onszelf! Als ik er niet op vertrouw dat ik – heel gewone mens met nog een hoop gebreken op de koop toe – toch ook krachten en talenten heb gekregen, dan zal ik niet veel wonderen kunnen doen! Als ik echter mijn krachten vrij laat stromen van hun bron – ‘de Vader’ – naar hun doel – ‘mijn broers en zussen’ – dan zullen er ‘machtige dingen’ gebeuren. En de kans is groot dat de eersten die dit zullen erkennen ‘enkele ziekelijken’ zullen zijn …

Mc.8,1-10 (11/02/2023)

In die dagen was er weer een grote menigte bij hem en zij hadden niets te eten. Hij riep zijn leerlingen bij zich en zei tegen hen: “Die mensen beroeren mij tot in mijn binnenste, want ze zijn al drie dagen bij mij en hebben niets te eten. Als ik hen zonder eten naar huis stuur, zullen ze onderweg bezwijken, want sommigen zijn van ver gekomen.”
Zijn leerlingen antwoordden hem: “Vanwaar kan iemand in dit afgelegen gebied brood halen om al die mensen voldoende te voeden?” Hij vroeg hen: “Hoeveel broden heb je?” Ze zeiden: “Zeven.”
Hij gebood de mensen op de grond te gaan zitten. Hij nam de zeven broden en na gedankt te hebben [eucharistein], brak hij ze en gaf ze aan zijn leerlingen om ze voor te zetten aan de menigte. Ze hadden ook enkele visjes. Hij zegende die en zei ze ook voor te zetten.
Ze aten en werden volop gevoed. En toen ze de overblijvende stukken ophaalden, waren er zeven manden. Er waren ongeveer vierduizend mensen.
Toen stuurde hij hen weg. Onmiddellijk stapte hij in een boot, samen met zijn leerlingen, en ze kwamen in de streek van Dalmanuta.

Telkens weer laat Jezus zich raken door mensen. Wat aan hen gebeurt beroert hem tot in het diepst van zijn wezen. Hij kan niet anders dan in beweging komen. De vraag is: durven wij ons diep van binnen laten beroeren door wat aan mensen gebeurt? Je laten beroeren wil ook zeggen: je kwetsbaar opstellen. Maar misschien moet je dan wel vaststellen dat er niets kan gedaan worden en dan komt de onmacht: “Vanwaar kan iemand in dit afgelegen gebied brood halen om al die mensen voldoende te voeden?”
Jezus laat zich door de onmacht van de leerlingen niet uit z’n lood slaan. Hij vraagt om verder te kijken, voorbij wat níet mogelijk lijkt: “Hoeveel broden heb je?” Hij vertrouwt erop dat wat wél aanwezig is voldoende zal zijn. Hij dankt G-d, breekt en deelt. Zo raakt hij het hart van mensen en doet ook hen delen. Zo kunnen zij gesterkt weer verder gaan.