Mc.7,31-37 (8/09/2024)
31 Jezus ging weer weg van het gebied van Tyrus en Sidon
en kwam bij het meer van Galilea,
in het gebied van Dekapolis.
[dus aan de oostzijde van het meer, ook Helleens/’heidens’ gebied]
32 Men bracht hem een dove,
die ook moeilijk sprak,
en ze smeekten
hem de handen op te leggen.
33 Jezus nam hem uit de menigte apart,
stak zijn vingers in zijn oren,
spuwde en nam zijn tong vast.
34 Hij keek op naar de hemel,
zuchtte
en zei tegen hem:
“Effata!” – wat betekent: word geopend.
35 Onmiddellijk openden zich zijn oren
en werd de band van zijn tong los
en kon hij gewoon spreken.
36 Jezus gebood hun het aan niemand te zeggen,
maar hoe meer hij het verbood,
hoe meer zij het verkondigden.
37 Ze waren uitermate versteld
en zeiden:
“Alles doet hij goed!
Doven doet hij horen
en sprakelozen spreken.”
Hoe kunnen we omgaan met de meest kwetsbaren onder ons?
Je kunt ervoor kiezen om hen buiten de maatschappij te plaatsen, hen te negeren en hun stem te smoren, om zo je eigen systeem veilig te stellen. Je kunt ook alles voor hen regelen, in hun plaats denken en spreken, met de beste bedoelingen, ervan uitgaande dat je weet wat goed voor hen is.
Maar er is een andere weg. Jezus toont ons een alternatief. Hij spreekt ‘tot’ deze kwetsbare man, in plaats van ‘over’ hem. Hij neemt hem even apart, uit de omgeving die hem verstikt, om een echt gesprek aan te gaan. Hij bevrijdt hem van zorg die betuttelt en hem klein houdt. Hij brengt hem bij G-d, in een veilige, liefdevolle ruimte, en legt hem de hand op, vragend aan G-d om hem te bevrijden. Niet om zelf lof te ontvangen, maar omdat G-d zich juist daar laat kennen waar mensen go(e)d zijn voor elkaar, elkaar nabij zijn en ondersteunen, en bevrijden in Zijn Naam.
Dit is wat Jezus hier doet, en wat hij telkens weer doet, nl. zeggen, als een belofte: "Ga, open ... en leef!"
Mc.4,1-9 (13/09/2024)
1 Opnieuw begon Jezus onderricht te geven langs het meer.
Er verzamelde zich zo’n menigte rondom hem,
dat hij in een boot stapte en daarin ging zitten, op het meer,
terwijl de menigte op het land langs het meer bleef.
2 Hij onderrichtte vaak in gelijkenissen.
Nu zei hij in zijn onderricht tegen hen:
3 “Luister!
Kijk, een zaaier ging uit om te zaaien.
4 En het gebeurt, tijdens het zaaien,
dat een deel op de weg viel.
De vogels kwamen en aten het op.
5 Een ander deel viel op steenachtige grond
waar het niet veel aarde had.
Onmiddellijk kwam het op,
omdat het niet veel diepte had,
6 maar toen de zon opkwam, verschroeide het,
omdat het geen wortel had.
7 Een ander deel viel tussen de dorens.
Die kwamen op en verstikten het,
zodat het geen vrucht gaf.
8 Een ander deel viel in goede aarde.
en groeiend, gaf het vrucht,
deels dertig-, deels zestig-, deels honderdvoudig.”
9 En hij besloot:
“Wie oren heeft om te horen,
moet luisteren!”
Vandaag staan we even stil bij een van de oude kerkleraren. Hij was een befaamd prediker – vanwaar ook de keuze voor dit Evangelie over het vruchtbare zaad. Wellicht belangrijk – precies ook voor ons vandaag – is daarin op te merken dat hij in tegenstelling tot veel van zijn tijdgenoten vaak de ‘diaconie’ benadrukte en zich druk maakte over de geestelijke en materiële behoeften van de armen. Hij sprak zich uit tegen het misbruik van rijkdom en persoonlijke eigendommen. In een van zijn homilieën zegt hij:
“Wilt u het lichaam van Christus eren? Negeer hem niet als hij naakt is. Bewijs hem in zijde gekleed geen eer in de tempel, om hem daarna weer buiten staand te negeren, waar hij het koud heeft en slecht gekleed is. Hij die zei: "Dit is mijn lichaam" is dezelfde die zei: "Je zag dat ik hongerig was en je hebt mij geen eten gegeven", en "Wat u de geringste van mijn broeders heeft aangedaan, heeft U ook mij aangedaan" ... Wat heb je eraan als de Eucharistietafel is overladen met gouden kelken, als je broeder is gestorven van de honger? Begin ermee zijn honger te stillen om daarna met wat overblijft het altaar te versieren.”
Mc.8,27-35 (15/09/2024)
27 Jezus ging met zijn leerlingen van daar weg
naar de dorpen van Caesarea van Filippi [ca. 40km noordelijker, aan de voet van de Hermon, bij de bronnen van de Jordaan; overwegend heidens].
Onderweg vroeg hij hen: “Wie zeggen de mensen dat ik ben?”
28 Ze antwoorden: “Ze zeggen: Johannes de doper;
anderen zeggen Elia, of nog anderen één van de profeten.”
29 Toen vroeg hij hun:
“Maar jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?”
Petrus antwoordde: “Jij bent de Gezalfde [Christos/Messiah]!”
30 Streng zei hij hen hierover met niemand te spreken.
31 Hij begon hen te onderrichten
dat het ‘moest’ [=noodzakelijk, in de lijn v.d. Bijb./Goddelijke logica v.d. Liefde]
dat de mensenzoon veel zou lijden
en worden verworpen
door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden,
dat hij zou worden gedood
en na drie dagen opstaan.
32 Hij zei dit vrijmoedig [= in blij vertrouwen].
Petrus nam hem apart
en begon hem hierover te weerleggen.
33 Maar Jezus keek om naar zijn leerlingen
en sprak Petrus streng toe:
“Ga weg, achter mij, weerstrever [satan],
want wat je bedenkt is niet van God, maar van mensen.”
34 Nu riep hij zijn leerlingen en de grotere kring bij zich en zei hen:
“Wie de bedoeling heeft achter mij aan te komen,
moet zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen,
en mij volgen.
35 Want wie zijn leven wil redden,
zal het verliezen,
maar wie zijn leven verliest
omwille van mij en de bevrijdende boodschap [euangellion],
die zal het redden.
Het beeld dat over Jezus in zijn eigen tijd leefde, was duidelijk dat van de profeet. Net zoals G-d vroeger mannen – én vrouwen – had doen opstaan om in zijn Naam te spreken, gebeurde dat nu opnieuw. En ze zetten hem zelfs in het rijtje van enkele gróte profeten, betekenisvolle figuren die het volk een weg wezen doorheen moeilijke tijden naar een beloftevolle toekomst.
Jezus’ leerlingen zelf gaan een stap verder, en noemen hem de Messias. Merkwaardig genoeg gaat Jezus daar niet op in en moeten ze er zelfs over zwijgen.
Gaat hij er níet op in? Onrechtstreeks wel in zijn vervolg, waar hij onverholen de lijn van de grote profeten inderdaad verder doortrekt, maar niet op een glorieuze manier, maar naar z’n harde realiteit: Wie opkomt voor de mens in Naam van G-d, … die weet wat hem of haar te wachten staat! Wie déze weg consequent gaat, die is de waarlijke Gezalfde van G-d!
En net dáártoe roept Jezus zijn leerlingen op! Dat is hún opdracht en zending – opkomen voor de mensen in Naam van G-d. Dát is de ‘bevrijdende boodschap’ – Evangelie!
Durf ik mijn leven daaraan te verliezen?
Mc.9,2-10 (06/08/2021)
Zes dagen later [na de eerste lijdensvoorspelling] nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee naar een hoge berg, geheel alleen. Daar werd hij voor hun ogen van gedaante veranderd. Zijn kleren werden glanzend, hel wit, zoals geen wolbewerker op aarde ze wit kan maken. Elia en Mozes verschenen aan hen; zij waren in gesprek met Jezus.
Petrus reageerde tegen Jezus: “Meester, het is goed dat wij hier zijn. Laten we drie tenten maken, één voor jou, één voor Mozes en één voor Elia.” Want hij wist niet wat te zeggen; ze waren immers van vrees bevangen.
Nu overschaduwde hen een wolk en een stem uit de wolk zei: “Dit is mijn geliefde zoon, luister naar hem.”
Plots rondkijkend, zagen zij niemand meer bij zich dan alleen Jezus.
Toen zij van de berg afdaalden, gebood hij hun aan niemand te vertellen wat ze gezien hadden dan wanneer de mensenzoon zou zijn opgestaan uit de doden. Ze bewaarden deze woorden bij zichzelf, maar vroegen zich onder elkaar wel af wat dat ‘opstaan uit de doden’ betekende.
Wat is daar nu eigenlijk gebeurd op die ‘hoge berg’? Geen evangelist die het duidelijk kan maken, net zoals het ‘stralende wit zoals geen wolbewerker wit kan maken’!
Heb jij zo geen ervaringen gehad? Iets waarvan je heel duidelijk weet: Dit heeft iets met mij gedaan, dit heeft iets belangrijks voor mij betekend, maar ik kan het met geen pen beschrijven.
Ja, zo’n ervaring komt wel eens op ons af, maar ze zijn geen alledaagsheid. Het zijn ‘top-ervaringen’ in alle betekenissen van dat woord.
En ze hoeven ook geen alledaagsheid te worden, want we dragen ze met ons mee, vaak het hele vervolg van ons leven door! Ook in die zin zijn ze ‘top-ervaring’: ze worden een soort scharnier; er is een leven ‘voor’ en ‘na’. En de diepe en brede betekenis ervan laat zich pas geleidelijk aan kennen.
Op het ogenblik van de ‘feiten’ begrepen de leerlingen amper iets van wat daar gebeurde, maar ze werden er wel door gesterkt om de moeilijke dagen van Jezus’ lijden en dood te door-staan, en er uit op te staan, getuigend van een levende God. – Tot dat getuigenis ook ons bereikt!
Misschien wordt ik vandaag wel uitgenodigd mee die berg op te gaan …
Mc.12,28b-34 (31/10/2021)
Er kwam een schriftgeleerde bij Jezus die hem vroeg: “Wat is de eerste wijzing [het eerste gebod] van alle wijzingen [geboden]?”
Jezus antwoordde hem:
“De eerste van alle wijzingen is:
Luister, Israël,
de Heer is onze God, de Heer is één.
Je zult de Heer je God daad-werkelijk liefhebben,
uit geheel je hart, uit geheel je geest,
uit geheel je verstand en uit geheel je kracht. [Deut.6,4-5]
Dit is de eerste wijzing.
De tweede, gelijke, is:
Je zult wie jou nabij komt
daad-werkelijk liefhebben als jezelf. [Lev.19,18]
Een andere wijzing, groter dan deze, is er niet.”
De schriftgeleerde zei hem nu: “Goed, meester, het is waar wat je zegt: God is één en er is geen ander behalve hem, en hem daad-werkelijk liefhebben uit geheel je hart, uit geheel je geest, uit geheel je verstand en uit geheel je kracht, en wie je nabij komt daad-werkelijk liefhebben als jezelf, dat is méér dan alle brandoffers en andere gaven.”
Jezus zag dat hij wijs had geantwoord en zei hem: “Je bent niet ver van het koningschap van God.” En niemand durfde hem nog een vraag stellen.
Luister! Dit is niet zomaar een aandachtstrekker of een uitnodiging om de oren te spitsen voor wat volgt. Neen, hiermee begint het eerste van alle geboden.
Luister (sjama)! In het Hebreeuws klinkt het als hemel (sjamaim). De Joden wisten het reeds en wij weten het ook: Luisteren is hemels, zowel voor jezelf als voor de ander.
Dus luister! Leg even alle rumoer in en rond jou stil en luister naar woorden die van elders komen. Stem je af op de stem van onze G-d en ga je medemens tegemoet met alle liefde die je in je hebt.
Luisteren en graag zien, daar draait het om, dat is de kern van de zaak (hemels!).
Dan doet de a/Ander er toe voor mij, dan raak ik écht op hem/haar betrokken. Dan kan ik niet anders meer dan geloven dat het samen-leven hier en nu anders kan (en ‘koninkrijk van G-d’ worden) en dat de sleutel daarvoor de Liefde is. En die begint met … te luisteren!
Mc.2,1-12 (14/01/2022)
Toen hij na een aantal dagen weer in Kafarnaüm kwam, hoorde men dat hij thuis was. Onmiddellijk verzamelden zich zovelen dat er geen ruimte meer overbleef, zelfs niet voor de deur. En hij richtte het woord tot hen.
Men bracht een verlamde bij hem die door vier mannen gedragen werd. Door de menigte vonden ze echter geen mogelijkheid hem dichter bij Jezus te brengen. Daarom namen ze op de plaats waar hij was de dakbedekking weg en lieten de baar waarop de verlamde lag door het gat zakken. Bij het zien van hun vertrouwen, zei Jezus tegen de verlamde: “Kind, je zonden zijn je vergeven.”
Er zaten daar enkele schriftgeleerden. Die dachten in zichzelf: “Wat zegt die daar? Dat is lasterlijk! Wie kan zonden vergeven behalve God alleen?”
Onmiddellijk onderkende Jezus in zijn geest dat zij zo in zichzelf redeneerden en hij zei tegen hen: “Waarom redeneer je zo in je hart? Wat is gemakkelijker tegen de verlamde te zeggen: ‘je zonden zijn je vergeven’ of ‘sta op, neem je draagbaar en loop’? Welnu, zodat jullie zouden weten dat de mensenzoon volmacht heeft op aarde zonden te vergeven, ik zeg je – zei hij nu tegen de verlamde: Sta op, neem je draagbaar en ga naar huis.”
Onmiddellijk stond hij op, nam de draagbaar en ging voor de ogen van allen naar buiten, zodat allen verbaasd waren en God verheerlijkten: “Zoiets hebben wij nog nooit gezien!”
Op 6 dec. hadden we de Lucas-versievan dit gebeuren en bekeken we het vanuit de ogen van de lamme. Laten we vandaag even kijken vanuit de schriftgeleerden, die daar ook aanwezig zijn en hun bedenkingen hebben.
Vroeger merkten we al op dat het een vreemd, maar o zo menselijk gegeven is dat goedheid kwaadheid oproept. We kunnen dat ‘de schriftgeleerden’ verwijten, maar kijken beter naar onszelf om te zien dat dat sneller gebeurt dan we willen toegeven.
Maar er is meer. Ze waren daar toch?! Ze zijn toch naar Jezus’ huis gekomen om hem te horen en te zien?! Is dat louter uit kwaadwilligheid? Nee, waarom zou dat? Er zal ook bij hen, net zoals bij vele (de meeste?) anderen vooral nieuwsgierigheid zijn geweest. Maar nieuwsgierigheid is blijkbaar niet voldoende om het wonder te zien! Daar is vertrouwen voor nodig, zoals dat van de vier dragende mannen, en/of verwondering, zoals dat van de (sommige?) omstaanders. Wie enkel vanuit nieuwsgierigheid kijkt, ziet ook enkel ‘wat niet klopt’.