Mc.12,1-12 (5/06/2023)
1 Jezus begon tegen hen [de Joodse leiders] in gelijkenissen te spreken:
“Er was eens een huisheer die een wijngaard aanlegde.
Hij zette er een omheining rond,
groef er een perskuip uit
en bouwde er een wachttoren.
Toen verhuurde hij hem aan wijnbouwers
en vertrok naar het buitenland.
2 Op de gunstige tijd zond hij een dienaar naar de wijnbouwers
om zijn deel van de oogst in ontvangst te nemen.
3 Ze namen hem echter vast, sloegen hem
en zonden hem met lege handen weg.
4 Opnieuw zond hij een dienaar naar hen,
maar die verwondden ze aan het hoofd
en vernederden hem.
5 Weer een andere zond hij,
maar die doodden zij,
en ook nog vele andere,
waarvan ze sommigen sloegen en anderen doodden.
6 Nu had hij alleen nog zijn geliefde zoon.
Als laatste zond hij ook hem naar hen,
denkend dat ze door zijn zoon tot inkeer zouden komen.
7 De wijnbouwers zeiden echter onder elkaar:
“Dat is de erfgenaam!
Vooruit, laten we hem doden
en zijn erfenis in bezit nemen.”
8 Ze grepen hem dus vast,
doodden hem
en wierpen hem buiten de wijngaard.
9 Wat zal de heer van de wijngaard nu doen?
Hij zal komen om die wijnbouwers te doden
en de wijngaard aan anderen geven.
10 Herkennen jullie het Schriftwoord niet?
De steen door de bouwers afgekeurd,
die steen is hoeksteen geworden.
11 Dat is het werk van de heer,
een wonder is het in onze ogen.” [Ps.118,22-23]
12 Ze zochten hem te grijpen,
maar ze waren bang voor het volk.
Ze begrepen immers dat hij deze gelijkenis had verteld
met hun op het oog.
Ze lieten hem en gingen weg.
Met heel veel zorg en toewijding wordt de wijngaard klaargemaakt en uit handen gegeven. De wijnbouwers echter weigeren om vruchten af te dragen. (Hoe lastig is het om wat we ontvangen niet toe te eigenen, om wat we krijgen niet vast te houden, uit angst om tekort te komen?) De eigenaar daarentegen blijft vertrouwen en weigert te geloven dat mensen zich kost wat kost de wijngaard zouden toe-eigenen. Hij gaat er van uit dat ze nooit zo ver zullen gaan om zijn zoon te doden.
En toch gebeurt het.
Is het daarmee afgelopen? Is de wijngaard nu geworden tot een volkomen mislukt project, dat beschouwd mag worden als verloren vanwege mensen vol eigenwaan, te bang voor onvoorwaardelijke liefde? Afgelopen vanwege mensen levend op zichzelf, zonder verbinding met de ander noch met G-d? We zien het gebeuren. Het is een realiteit die we (her)kennen.
En toch gaat het door! Het kan omwille van die ene, van eigenwaan verloste, vrije en bevrijdende mens. Hij leefde, gaf zijn leven en is zo voor ons tot hoeksteen geworden. Dat was én is G-ds werk en het werkt door tot op vandaag – én morgen! – in ieder van ons.
Mc.13,33-37 (3/12/2023)
33 Kijk uit! Wees wakker! Bid!
Want je weet niet wanneer het juiste moment daar is.
34 Het is als met iemand die naar het buitenland gaat:
Hij verlaat zijn huis
en geeft aan zijn dienaren volmacht volgens ieders werk
en aan de deurwachter gebiedt hij
dat hij waakt.
35 Waak dus!
Want je weet niet wanneer de heer des huizes komt
– ’s avonds laat of middernacht,
bij het hanengekraai of ’s morgensvroeg –
36 zodat hij, als hij plots komt,
je niet slapende vindt.
37 En wat ik tegen jullie zeg,
zeg ik tegen allen:
Waak!
Vandaag begint de Advent, amper drie weken (ja dit jaar is de Advent heel kort) resten ons nog voor Kerstmis. Ook vandaag (net als gisteren) roept Jezus ons op om waakzaam te zijn. Letterlijk betekent ‘Advent’: ‘advenire’ of ‘aankomen’. Er komt dus iets op mij af; ik word door iets aangeraakt en toegesproken. Hopelijk kan en mag deze advent een tijd worden waarin we ons zo grondig laten aanraken en toespreken, dat wij er andere mensen van worden.
Opdat dat zou kunnen gebeuren moeten we leren waakzaam te zijn, ook als de heer het huis verlaat. We moeten leren verdragen dat er een leegte is waarop we vanuit onszelf geen antwoord meer hebben. Ik zou het nog sterker willen zeggen: zo aandachtig en geduldig durven waken tot je ontdekt dat in die leegte, in dat uiteindelijke Niets, Iemand zich aankondigt als de Langverwachte. Dan, op dat moment kan/zal ‘het nieuwe’ geboren worden.
Mc.1,1-8 (10/12/2023)
1 Begin van de bevrijdende boodschap
van Jezus de gezalfde [christos/messiah], zoon van God.
2 Het begon zoals geschreven staat bij de profeten:
Zie, ik zend mijn boodschapper voor je neus
die de weg voor jou zal bereiden. [Mal.3,1]
3 Een stem van een roepende in de woestijn:
Maak de weg voor de Heer gereed,
maak zijn paden recht. [Jes.40,3]
4 Dit gebeurde toen Johannes doopte in de woestijn.
Hij noemde het een doopsel van innerlijke ommekeer
tot vrijmaking van dwaalwegen [zonde].
5 En alle inwoners van Juda en Jeruzalem
trokken naar hem toe.
Ze lieten zich door hem onderdompelen
in de rivier de Jordaan
en erkenden hun dwaalwegen [zonde].
6 Johannes droeg een kleed van kameelhaar
met een leren gordel om zijn lendenen
[zoals vroegere profeten]
en hij at sprinkhanen en wilde honing.
7 Hij kondigde aan:
“Er komt iemand aan die sterker is dan ik,
iemand zo groot, dat ik niet eens geschikt ben
mij te bukken en zijn sandalen los te maken.
8 Ik heb jullie wel ondergedompeld in water,
maar hij zal jullie onderdompelen in heilige Geest.”
Dit is het begin van het oudste geschreven Evangelie dat we kennen. Zo zagen de eerste Christenen de aanzet van het Jezus-verhaal. En het begint met iets wat vooraf al geschreven stond bij de profeten, nl. dat er een voorloper zal zijn die ons de komst van Jezus zal aanwijzen.
Er is daar echter wel iets vreemds mee: Enerzijds loopt die voorloper vlak voor mijn neus, anderzijds moet hij (zij kan ook) blijkbaar roepen in de woestijn. Zíe ik dan niet wat er vlak voor mijn neus gebeurt? Herken ik het niet? Wíl ik het niet erkennen?
De sporen van Jezus’ aanwezigheid zijn altijd ‘midden onder ons’, vlak voor onze neus. Sommige mensen wijzen ze ons zelfs uitdrukkelijk aan. Maar toch zijn we vaak hardleers en blijven onze oren en ons hart dor en doof als de woestijn.
Het start er natuurlijk mee dat we moeten wíllen erkennen dat we soms dwaalwegen gaan en dat we ‘bewegwijzering’ nodig hebben, en ook dat die soms uit eerder onverwachte hoek kan komen. Advent is: je oren, ogen én hart open (laten) trekken om dát te zien …
Mc.1,6b-11 (6/01/2024)
6 Johannes droeg een kleed van kameelhaar
met een leren gordel om zijn lendenen
[zoals vroegere profeten]
en hij at sprinkhanen en wilde honing.
7 Hij kondigde aan:
“Er komt iemand aan die sterker is dan ik,
iemand zo groot, dat ik niet eens geschikt ben
mij te bukken en zijn sandalen los te maken.
8 Ik heb jullie wel ondergedompeld in water,
maar hij zal jullie onderdompelen in heilige Geest.”
9 En toen gebeurde het dat ook Jezus
van Nazareth in Galilea naar hem toekwam
en zich door Johannes liet onderdompelen
in de rivier de Jordaan.
10 En onmiddellijk wanneer hij uit het water opstond,
overdonderde het hem
dat de Geest als een duif in hem neerdaalde
11 en een stem klonk:
“Jij bent mijn geliefde zoon,
in wie ik instemming heb gevonden.”
We komen op het kantelpunt tussen Johannes de doper en Jezus. En Johannes begreep het van zichzelf dat hij op dat kantelpunt stond. Dat is op zich al een sterk staaltje van ‘voorloperschap’, want Jezus zal het enige tijd later net zo doen: Niet ik, maar de Vader … Mijn leven doet er niet zo toe, ik geef het ten bate van anderen …
Nog sterker wordt dat als je beseft dat Johannes ondertussen een zeker aanzien had verworven. Men zag in hem een profeet en men kwam van heinde en ver naar hem luisteren. ‘Hij was op het toppunt van zijn carrière’, zouden we vandaag zeggen. En net dán zeggen: “Er komt iemand die sterker is dan ik …”, dat is sterk – of juister: dat is Evangelisch!
Bevrijdende boodschap is het als we niet op onze strepen of verdiensten gaan staan, maar ons alleen maar ten dienste stellen van ‘G-ds Koninkrijk’, dwz de droom die G-d met zijn mensen voor heeft. Bevrijdende boodschap is het als wij ten koste van onszelf ons willen bukken voor een ander en diens sandalen (het mag ook met – desnoods versleten of vuil – velcro zijn) willen losmaken …
Mc.6,34-44 (09/01/2024)
34 Toen Jezus uitstapte
zag hij dan ook een grote menigte.
Hij werd ten diepste bewogen om hen,
want ze waren als schapen zonder herder.
En hij begon hen over vele dingen te onderrichten.
35 Toen het al laat geworden was,
kwamen zijn leerlingen hem zeggen:
“Dit is een eenzame plaats en het is al laat.
36 Stuur hen weg
zodat ze naar de dorpen en gehuchten rondom kunnen gaan
om eten voor zichzelf te kopen.”
37 Maar hij antwoordde:
“Geven jullie hun maar te eten.”
Ze vroegen:
“Moeten wij dan voor tweehonderd daglonen brood gaan kopen om hen te eten te geven?”
38 Maar hij vroeg:
“Hoeveel broden hebben jullie, ga eens kijken?”
Ze keken het na en zeiden: “Vijf, en twee vissen.”
39 Hij gebood hun zich neer te zetten,
in groepen op het groene gras.
40 Ze zetten zich in groepen van honderd en van vijftig.
41 Hij nam de vijf broden en de twee vissen,
keek op naar te hemel,
zegende en brak de broden.
Hij gaf ze aan zijn leerlingen
om ze hun voor te zetten.
Ook de twee vissen deelde hij aan allen.
42 Allen aten tot ze voldoende gevoed waren
43 en van de overgebleven stukken
verzamelden ze twaalf korven
– ook van de vissen.
44 Het waren ongeveer vijfduizend mannen
die van de broden hadden gegeten.
Ik ben uiteraard Jezus niet, maar ik herken wel zijn bezorgde blik: “Ze waren als schapen zonder herder.” Meer dan eens stel ik vast – of is dat toch mijn idee – dat ‘de mensen’ soms behoorlijk dwalen. Ze hollen doelloos rond, en lopen daarbij meer dan eens verloren. Het lijkt vaak ook of ze geen richting meer wíllen krijgen in hun leven. ‘Ikke-zelf’ lijkt het motto – met allerlei nefaste gevolgen van dien.
Als Jezus-volgeling mág ik het zien, of misschien zelfs: móet ik het zien. Met haast zelfs, want de nood is hoog. Maar als Jezusvolgeling moet ik tegelijk uitermate traag zijn met een oordeel daarover – laat staan een veroordeling! Integendeel: ik moet in actie schieten.
Wat ik bovendien ook niet mag vergeten – het moet eigenlijk zelfs éérst komen – is: mijn diepe bewogenheid om mijn mede … schapen! – Want ben ik geen schaap zoals zij, die evenveel Jezus’ zorg nódig heeft?! – Alleen vanuit díe liefde zal ik juist zien, juist oordelen en juist handelen.
Mc.6,45-52 (10/01/2024)
45 Onmiddellijk [na de broodbreking voor vijfduizend mensen]
dwong hij zijn leerlingen in de boot te stappen
en hem vooruit te gaan naar de overkant, naar Betsaïda,
terwijl hijzelf het volk zou wegsturen.
46 Hij nam afscheid van hen en vertrok naar de berg
om te bidden.
47 Toen de avond viel
was de boot in het midden van het meer
en hij, alleen, aan land.
48 En hij zag hen zich afbeulen met roeien,
want er stond tegenwind.
Naar het einde van de nacht toe
kwam hij naar hen toe, wandelend over het meer,
en hij wilde hen voorbijgaan
[zoals bij Mozes (Ex.33,19.22;34,6) en Elia (1Kon.19,11)].
49 Maar toen zij hem zagen wandelen op het meer,
dachten ze dat het een spookverschijning was
en ze schreeuwden het uit,
50 want ze zagen hem allen
en raakten in paniek.
Onmiddellijk zei hij tegen hen:
“Hou moed! Ik ben het; wees niet bang!”
51 Hij stapte bij hen in de boot
en de wind bedaarde.
Zij waren totaal uit hun lood en verbijsterd
52 want bij het brood-gebeuren
waren ze nog niet tot inzicht gekomen,
hun hart was verhard.
Het Evangelie van vandaag klinkt heel vertrouwd, zo vertrouwd dat het risico bestaat dat we de eerste zinnen zouden overslaan. En dat zou jammer zijn, misschien is dat juist de essentie van dit verhaal.
Het verhaal begint met Jezus die iedereen wegzendt en zich afzondert. Hij gaat de berg op om er te bidden. Hij neemt de tijd om zich te verbinden met G-d.
Zou het kunnen dat juist die verbondenheid met G-d al de rest mogelijk maakt? Verbonden met G-d kan hij staande blijven terwijl hij anderen redt. Hij kan blijven staan tot de wind gaan liggen is en de leerlingen zijn aanwezigheid beginnen te vermoeden, … en dan komt er rust, stille zekerheid.
Leven in verbonden met G-d geeft vertrouwen zodat angst niet de overhand krijgt, ook niet als iedereen om je heen begint te wankelen.
Daar kunnen wij als leerlingen ook nog wel iets van leren vermoed ik, nl. regelmatig de tijd nemen om stil te vallen, ons afstemmen op G-d, zodat G-ds Geest ons mag leiden en wij staande kunnen blijven.